Band. Jaargang 11
(1952)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Familiale Gewoonten der AlundaVoorwoordWelke zijn de familiale gewoonten der Alunda? Noch een uitgegeven noch een onuitgegeven werk kon tot op heden deze vraag beantwoorden. Deze korte verhandeling wil enigzins aan dit tekort tegemoetkomen.
De Alunda zijn voorzeker niet onbekend aan de lezer. Zij bewonen het gewest Kapanga, hebben belangrijke vertakkingen in de gewesten Sandoa, Dilolo en Kolwezi, en zijn verwant met de Alunda die gevestigd zijn in het Kwango-distrikt. Aan het hoofd van het Lunda-rijk staat de wel bekende grote chef, de Muata-Yamvo, die door de inboorlingen als ‘l'empereur des Alunda’ wordt betiteld.
We hebben bijzonder de familiale gewoonten bestudeerd van de Alunda die in Kapanga het gebied van de Lulua-rivier bewonen. Het gewest Kapanga wordt ten N. begrensd door de gewesten Luisa en Kanda-Kanda, ten O. door het gewest Kamina, ten Z. door het gewest Sandoa en ten W. door de Kasai, de grensstroom tussen Belgisch-Kongo en Portugees Angola, Het gewest Kapanga maakt deel uit van het distrikt van de Opper-Lomami.
Als vertrekpunt van deze studie gebruikten we de merkwaardige verhandeling van C. BRAU, ‘Le droit coutumier lunda’, waarin hij de Alundagewoonten bestudeert zoals ze voorkomen in het gewest Kahemba, in het Kwango-distrikt. Alhoewel overeenstemming, soms in hoofdzaak, soms in kleinere bijzonderheden, voorkomt, valt nochtans aanstonds op dat beide stammen, alhoewel ze dezelfde naam hebben, diepgaande andere gewoonten volgen. We menen dat de gewoonten der Alunda van de Kwango eerder overeenstemmen met deze der Tshokwe, waarvan we eveneens nederzettingen aantreffen in Kapanga, doch voornamelijk in het naburige gewest Sandoa. We deden navraag bij enkele missionarissen en bij sommige inboorlingen, die op de hoogte waren van de gewoonten des Tshokwe, en allen waren ervan overtuigd dat de gewoonten aangegeven door de heer Brau overeenstemmen met deze der Tshokwe stammen.
Buiten een paar werken en enkel archiefbronnen is geheel onze verhandeling gebaseerd op wat opperhoofden, grotere en kleinere, en gewone inboorlingen ons vertelden. Dag na dag, maand na maand gedurende drie en een half jaar hebben we stilaan de stof voor dit opstel samengeraapt, gezeten op de barza van de passagiershuizen of bij het warme wachtvuur in de koele avond. Twee tot driemaal toe hebben we de uiteenzetting van dezelfde feiten moeten aanhoren, hetzij om een gewoonte te begrijpen, te zien bevestigen of ontkennen. Deze studie is dus geenszins een compilatie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van andere werken of een vooropzetten van theoriën of hypothesen. We halen slechts feiten aan, bespreken de familiale gebruiken en gewoonten, zoals we ze gehoord hebben en na een geduldige kontrool voor waarheid hebben kunnen aannemen.
In een eerste hoofdstuk leren we onze lezers de lunda familie kennen, welke hare leden zijn en welke plaats ze in de familiale struktuur innemen. De kern van het familieleven, het huwelijk, hoe het tot stand komt, openbloeit en te niet gaat zullen we in een tweede hoofdstuk aantonen. Als inleiding van de beide hoofdstukken geven we een korte geschiedkundige schets der Alunda.
De Lunda-woorden die in de tekst voorkomen, geven we weer zoals we ze gehoord hebben. De klanken en de grammatikale schrijfwijze werden nagezien door de Z.E. Pater Smeets, O.F.M., waarvoor we hem bijzonder dankbaar zijn.
Slechts voor twee woorden hebben we een ingeburgerde schrijfwijze behouden, Muata-Yamvo en Alunda (soms schrijft men ook wel Balunda). De inboorling van Kapanga noemt zijn chef, Mwaant-Yaav, en zichzelf Karuund (mv. Aruund). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingYala Maku, het oudst-gekende opperhoofd der Alunda, had twee zonen, Tshingudi en Tshinyam en één dochter, Ruej. Deze laatste was hem geboren uit zijn eerste vrouw Konde. De oude Yala kende de kunst om matten te weven en palmwijn te tappen. Zekere dag legde hij twijgen te roten. Zijn zonen dachten dat hij een soort wijn brouwde en zij vroegen hun vader hen van dat gistende goedje eens te laten proeven, wat hij weigerde. Zijn zonen werden woedend en sloegen hem. Als wraak ontzegde hij aan zijn zonen het opvolgingsrecht en als bewijs gaf hij aan zijn dochter zijn rukan of armband, opdat zij de leiding van de Alunda zou nemen.
De jagers van Ruej ontmoetten op zekere dag een mulaba-jager, Tshibing Yirung genaamd. Gezien zijn jagerstalent en zijn prachtig voorkomen nodigden zij hem uit kennis te komen maken met hun cheffes Ruej. Deze ontving de schone jager zeer hoffelijk en nodigde hem uit enkele dagen in haar dorp te blijven. Beide leerden elkaar kennen en vonden het goed samen te blijven wonen. Door de een of andere omstandigheid er toe gedreven gaf Ruej de rukan en tevens het leiderschap over aan haar man Tshibing.
Dit huwelijk, dat in het begin der 17e eeuw zou plaats gehad hebben, legde de grondslag van de koninklijke familie der Muata-Yamvo. Reeds 21 koningen zouden Tshibing tot op heden opgevolgd zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is best te begrijpen dat de usurpatie van Tshibing niet best beviel aan de broeders van Ruej. Beiden riepen hun notabelen bijeen en besloten liever het land te verlaten dan zich aan hun schoonbroer te onderwerpen. Tshingudi zou naar het Zuiden uitgeweken zijn naar de Zambezi toe. Tshinyam zou de Kasaistroom gevolgd hebben en zich met zijn volk gevestigd hebben tussen de Tshikapa- en KwangorivierenGa naar voetnoot(1).
Deze uitzwerming zou geschied zijn van uit de bakermat, de Kalanyirivier, een bijrivier van de Luisa. Thans vindt men daar nog verweerde overblijfselen van het verre verleden. Vooreerst treft men er een oude tumulus aan, van 4 m. hoogte en met een basis van 15 m., waaronder al de Muata-Yamvo begraven liggen. Dichtbij in een kleine hut hangen twee dubbele klokken waarop de Mwene Muteb slaat zo ze de Atubung van de omtrek wil oproepen om het koninklijk graf te komen reinigen. Grachten met een diepte en een breedte van 3 tot 4 m., die verscheidene kilometers lang zijn en als versterking gediend hebben, wijzen er op dat daar vroeger een machtig volk moet gewoond hebben.
Om de hand te houden over de bevolking, die bleef na het vertrek van Tshingudi en Tshinyam, en die hier en daar verscholen zat over de onmetelijke gebiedenGa naar voetnoot(2), was een goed doordachte bestuursinrichting nodig. die steunen kon op een sterk gecentraliseerd binnenlands bestuur. Leden van de koninklijke familie of van ambtenaren van het koninklijk hof werden als gezagvoeders over de dorpen in het binneland aangesteld. Zij zorgden er voor dat de bevolking de Muata-Yamvo, de koning der Alunda, getrouw bleef en als bewijs daarvan hem regelmatig schatting stuurde.
Ten overstaan van de omliggende bevolking, Tshokwe, Bakete en Basalampasu o.a. stellen de Alunda zich superieur aan. Ze zijn bewust van hun meerderwaardigheid, als hoofdstam van een groot volk waaruit meerdere andere stammen gesproten zijn. Hun grote gestalte draagt niet weinig tot hun fierheid bij. Over 't algemeen zijn ze ook schoon gevormd. Men treft meerdere inboorlingen aan met gelaatstrekken, die sterk op de europese gelijken. De Alunda zijn bovendien zeer zindelijk. Ze houden hun lichaam en hun kleren zuiver. Ze leggen er zich op toe een huisje met een fraai uitzicht te bouwen en hier en daar een sierplant tegen de muur te planten om het uitzicht te verlevendigen. Meerdere missionarissen hebben ook reeds ondervonden dat ze zeer verstandig zijn. Alhoewel Kapanga zeer ver van de grootsteden verwijderd is, treft men in iedere stad of centrum van de provincie Katanga Alunda aan die reeds zeer belangrijke plaatsen bezetten. Bij deze buitengewone gaven hebben ze helaas het echt Afrikaans gebrek: luiheid, en hierin overtreffen ze eveneens de omliggende bevolking. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk IDe familieledenWanneer we over de ‘familie’ op zijn Europees spreken dan denken we aan vader en moeder, een paar kinderen en enkele verwanten. De Alunda echter niet. Ze kunnen zulke enge familie wel theoretisch bespreken, maar kunnen haar in werkelijkheid niet voorstellen. Het begrip familie omvat voor hen niet alleen de levenden, maar eveneens de overledenen en eventueel vreemden, die door de een of andere omstandigheid van de familie afhangen. In een eerste paragraaf zullen we zien hoe het verband tussen de levenden sterker is, beter georganiseerd en socialer dan bij ons, hoe het ene lid niet kan bestaan zonder het andere. De tweede paragraaf zal ons het actief karakter van de overledenen tegenover de levenden doen inzien en hun kwade of goede invloed doen begrijpen. In een derde paragraaf zullen we de vreemden van de familie bespreken, de slaven en de knechten, begrippen waarover we heel andere gedachten hebben als het in werkelijkheid was en nog is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paragraaf IDe LundafamilieHoe de Alunda de leden van hun familie rangschikken en hun verwantschap inzien; volgens welke ljin - het patrilineaat of matrilineaat - zij de voortzetting van hun familie regelen; welke de betekenis, de rechten en plichten van het familiehoofd zijn, zullen we in deze paragraaf bespreken. Om de uiteenzetting beter te begrijpen zullen we daarna de inwoners van een dorp ontleden. Een kort overzicht van het eigendomsrecht aangaande de roerende en de onroerende goederen zal ons ten slotte de familiegeest beter doen begrijpen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De leden van de familie.Welke levende personen behoren tot de Lundafamilie in engeren zin of tot de familie zoals wij ze opvatten? Dezelfde als bij ons! De verschillende benamingen die ze aan die leden geven om de verwantschap uit te drukken zijn de volgende:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar de leden van een zelfde familie door hun leefwijze nauw aan elkander verbonden zijn, zal de inboorling zijn kleinzoon, neef en achterkleinzoon op uw vraag ‘van wie is dit kind?’ zonder onderscheid ‘mwaan aam’ (mijn kind) noemen. Slechts wanneer men uitdrukkelijk verlangt dat hij verklaart welke vrouw het kind gebaard heeft en hoe dit het zijne kan zijn, zal hij onderscheid maken tussen mwaan a makwaam, mijukur en mwiep. Bij verdere navraag of het kind een jongen of een meisje is, zal hij bij de onderscheidene benamingen eindelijk ikundj of mbaand toevoegen.
Een familie samengesteld uit de hierboven aangegeven verwantschappen noemt men een TSHISAK (mv. YISAK). Zo meerdere voorvaderen, die op zichzelf een tshisak vormden, aan elkaar verwant waren, zijn de onderscheidene yisak eveneens verwant en vormen zij te samen een clan, MUTSHID (mv. MITSHID) genaamd. Meerdere mitshid kunnen eveneens een vroegere verwantschap aanhalen en een DIJUK (mv. majuk) vormen. De leden van de majuk van onderscheidene clans kunnen mekaar echter niet meer hun verwantschap bewijzen en noemen elkaar MUSES (mv. ANSES). Alhoewel het familieverband alsdan zeer los is, heeft het nochtans nog een zeker juridisch belang. Ze mogen b.v. elkaar uitschelden zonder een vete voor gevolg te hebben of boete te moeten betalen. In geval van moord zou de te betalen schadevergoeding geringer zijn dan voor vreemden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Matrilineaat of Patrilineaat.Hoe wordt de familielijn nu voortgezet? Langs de moeder of langs de vader? Heeft men matrilineaat of patrilineaat? Tot nogtoe dacht men dat, in tegenstelling met de Tutshokwe, die in al hun familiale gewoonten het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
matrilineaat toepassen, de Alunda zich aan het patrilineaat houden. We hebben bevonden dat de Alunda beide kennen en gebruiken. Terwijl de heersersklas aan het patrilineaat houdt, zal de rest van de bevolking het matrilineaat toepassen.
De heersersklas omvat de afstammelingen van Ruej en Tshibing Yrung, hun kinderen, hun verwanten en al hun latere nakomelingen. De Muata-Yamvo en al zijn medewerkers hebben reeds sedert 300 jaar hun verwanten en nakomelingen aan de leidende posten gezet, ze ter verovering uitgezonden en over de gevestigde bevolking aangesteld. En deze op hun beurt hebben hun plaats nagelaten aan opvolgers, eveneens verwanten volgens de patrialineale lijn. Daar de bevolking afkomstig van de heersersklas een vierde, misschien een derde van de totale bevolking omvat en de personen die tot nogtoe nopens familietoestanden ondervraagd werden gewoonlijk opperhoofden waren, geloofde men dat al de Alunda het patrilineaat volgen.
De andere bevolking volgt het matrilineaat. Welk is deze bevolking? Van waar komt ze? Is ze een overwonnen of een ingeweken bevolking? Behalve enkele families die vroeger overwonnen werden (Bakete), ingeweken zijn (Bakongo en Mataba), of zich gedurende vroegere overwinningen gevestigd hebben (Tutshokwe), behoort de rest van de bevolking zeker niet tot een van deze drie categorieën. Vraagt men aan een Lunda, die al of niet tot de heersersklas behoort, van welke familie bij afhangt en van waar deze afkomstig is, zo zal steeds het antwoord luiden: onze eerste voorvaderen zijn gekomen van de Kalanyi-rivier, welke volgens een gevestigde legende de bakermat van alle Alunda zou zijn.
Zo alle Alunda erkennen van een zelfde bakermat af te stammen, dan kan het verschil voor het volgen van een opvolgingslijn alleen gevonden worden in een sociale of politieke omwenteling. We veronderstellen inderdaad dat er bij der heersersklas een sociale hervorming, overgang van matrialineaat naar patrialineaat, heeft plaats gehad, veroorzaakt door een verandering in de politieke structuur.
Vroeger zouden talrijke familiegroepen van de fictieve bakermat, de Kalanyi, uitgezwermd zijn. Zij zouden zich als zovele zelfstandige groepen over de bijna onbezette vlaktenGa naar voetnoot(1) van het huidige Kapanga hebben neergezet. Ze behielden hun oorspronkelijk matrilineaat. De familie van Rueji en Tshibing stelde zich echter aan als een heersersvolk, benoemde uit haar schoot de Muata-Yamvo, de koning van alle Alunda. Generatie na generatie breidde de macht van de koninklijke familie zich uit, maakte zich meester van het ene dorp door oorlog en van het andere door list. Het ene familiehoofd vroeg steun aan de koninklijke familie tegen een andere vijandelijke familie, en het andere familiehoofd erkende spontaan de koning der Alunda om erger te vermijden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om dergelijke hegemonie over een vrijheidslievende en een nieuwsgezinde negerbevolking te veroveren en te handhaven, kon de koninklijke familie zich niet meer beperken tot het matrialineaat welke geen voldoende opvolgers gaf. Ze zou dan het patrilineaat aangekleefd hebben, hetwelk te samen met de polygamie genoegzaam de gelegenheid biedt een voldoende aantal opvolgers en leiders voort te brengen. De huidige Muata-Yamvo met ongeveer 80 vrouwen heeft ongeveer 50 zonen. Een vrouw daarentegen kan slechts maar enkele meisjes baren.
Terwijl de koninklijke familie met het patrilineaat zijn macht kon vestigen, hield de gevestigde bevolking aan het matrilineaat en dit eveneens om een gegronde reden. De yisak en mitshid houden aan hun grond. Die grond is heilig: zij hebben hem van hun voorouders ontvangen, en daarin liggen de stamvaders en hun kinderen begraven. Die grond voedt hen en hun kinderen. Alhoewel de inboorling ogenschijnlijk weinig belang hecht aan grond, ziet men nochtans dat de familie aan haar grond en wat er bij behoort ten zeerste houdt. Over de uitgestrekte domeinen wordt iedere meter ijverig betwist en het minste misdrijf kan aanleiding geven tot een grote vete. Om al die redenen moet de grond in handen van de echte en ware familie blijven.
De rasechte familie nu kan alleen terug gevonden worden in een matrilineale lijn. Van de man zegt de Lunda dat hij zijn zaad overal kan zaaien, en alzo de echte familie teloor doet gaan. Wanneer men de gebruiken van de inboorlingen slechts een weinig kent, begrijpt men dit zeer goed. Alleen de vrouw kan de nodige waarborg geven dat het kind dat zij baart haar kind is en tot haar familie behoort. Het matrilineaat behoedt daarenboven de grond voor verbrokkeling. Het patrilineaat te samen met de polygamie kan een zo grote familie voortbrengen dat de familieëenheid onmogelijk kan stand houden, zodat de grond, die een moet blijven en nooit te groot is, verdeeld zou moeten worden.
We dienen echter op te merken dat de gevestigde bevolking aan het matrilineaat houdt enkel en alleen om een gezonde familie in stand te houden. Andere kenmerken van het matrilineaat zoals de endogamie, de opeising van de kinderen door de moeder of haar familie na de dood van de man, zoals het voorkomt bij de Tutshokwe, vinden we echter bij de Alunda niet terug. Bij hen heeft men exogamie en heeft de vader en zijn familie het overwicht in familiale aangelegenheden en wordt het voogdijschap toegepast volgens de patriarchale instellingen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Familiehoofd.De tshisak of familie wordt bestuurd door de kabung of ngaak. Als ngaakGa naar voetnoot(1) is hij eerder het familiehoofd en als kabung is hij eerder de grondchef. Beide ambten worden echter steeds door een en dezelfde persoon waargenomen, daar de familie en de grond één en onafscheidbaar zijn, zodat men de ene benaming ook voor de andere kan gebruiken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het tshisakhoofd wordt steeds gekozen volgens de vrouwelijke lijn. Men kiest geen vrouw, maar wel een man die afstamt van een vrouw langs de matrilineale lijn. De opvolger vervangt de overledene en als zodanig is hij steeds een ‘suana’. Wanneer de kabung in leven is, kan hij steeds een opvolger aanduiden. Zo hij echter sterft en de aangeduide opvolger nog onmondig is, wordt door de familie een andere kabung aangesteld. Wanneer deze echter overlijdt zal de vroeger aangeduide kabung worden. Indien bij de dood niet aanstonds een opvolger beschikbaar is, zal het familiehoofd van de aanverwante tshisak, of het clanhoofd of de politieke chef een tijdelijke waarnemer aanstellen. Wanneer een familie uitgestorven is, komt de grond toe aan het clanhoofd. Deze kan, zo hij het nuttig acht, een kabung uit zijn familie aanstellen om een nieuwe familie te vormen.
Het familiehoofd heeft verscheidene tekens waaraan men hem herkennen kan. Vooreerst zijn rukan of armband. Voor het dagelijks gebruik heeft hij een ijzeren band, maar voor feestelijkheden heeft hij een ijzeren band omwonden met pezen van dierenpoten. Deze ceremonieband is afkomstig van de eerste voorouders en kan bij verlies niet vervangen worden. Bij overlijden wordt hij door een verwante kabung zorgvuldig bewaard tot een andere opvolger aangesteld is. Over de schouders draagt hij de huid van een tshikay of civetkat, die hij gebruikt om op te zitten. In het haar steekt hij een pluim van een witte hen. Met witte klei maakt hij een ronde plek op de borst en op iedere schouder. Als welkomstgroet wrijft hij witte kleistof in en om zijn handen, maar klapt niet met de handen, zoals andere opperhoofden doen. Wanneer hij zo uitgedost en versierd op een feest komt of iemand verwelkomt, houdt hij gewoonlijk een stok als staf in de hand, beweegt zich langzaam, zet kleine ceremoniële stappen en heel zijn houding wijst er op dat hij van zijn waardigheid bewust is.
Al de leden van de familie zijn aan hun familiehoofd eer en bijstand verschuldigd. De kinderen die steeds bij hem komen joelen, moeten voor hem hout en water aanhalen. De mannen bouwen voor hem een huis en de bijhorigheden. De vrouwen bewerken zijn veld. Van de opbrengst van de grond komt hem steeds een deel toe, bij gelegenheid een stuk wild of een weinig vis en regelmatig een kalebas palmwijn of maïsbier.
Het familiehoofd is eveneens tot tegenprestaties gehouden. De leden van de familie moet hij bijstaan door raad en daad. Als ngaak is bij de tussenpersoon tussen de politieke chef en zijn familieleden. Bij ernstige geschillen zal hij zijn familieleden voor de rechtbank verdedigen en gebeurlijk medehelpen om een opgelegde vergoeding te betalen. Evenals de vader zijn kinderen straft kan de ngaak zijn familieleden straffen voor kleinere misdrijven: ze boete doen betalen, slaan en bij erger misdrijven uit de familiekring verbannen. Bijzonder bedrijvig is hij wanneer een van de familieleden huwt. Zonder zijn toestemming heeft geen huwelijk plaats. Hij krijgt niet alleen zijn deel van de geschenken aangeboden door de schoonzoon, maar hem komt ook de eer toe, zo een vader meerdere meisjes heeft, voor een van hen een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
man te zoeken en de bruidschat en andere geschenken in ontvangst te nemen. Maar eveneens zal de ngaak, indien de vader de nodige bruidschat niet bijeenvergaard krijgt aan zijn zoon een helpende hand reiken.
Als kabung moet hij de rechten van de familiegrond vrijwaren. Hij mag deze niet verkopen, verpanden of wegschenken. Wanneer anderen het grondbezit of grondrechten betwisten, moet het familiehoofd deze verdedigen als ware het zijn eigen bezit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mwine Mutombo.Om een duidelijk inzicht te hebben over het belang van een tshisak en een mutshid ontleden we de bevolking van het dorp Mwine Mutombo, gelegen ten Westen van Kapanga, aan de linker oever van de Luluarivier. Het dorp telt een zestigtal planters of volwassen bekwame mannen.
Men treft er zes mitshid of clans aan:
De mutshidi of clan van Tshisenge omvat de volgende yisak:
De Ivundfamilie omvat voor 't ogenblik 7 volwassen mannen en 6 vrouwen, allen kinderen van 2 gezusters. 2 Mannen en 3 vrouwen verblijven in Mutombo. 5 mannen werken elders buiten het dorp Mutombo en 4 vrouwen zijn uitgehuwd in een ander dorp.
Van de Sanpembfamilie blijven er nog 3 mannen in het dorp en zijn er 8 naar het werk vertrokken. Twee vrouwen zijn elders uitgehuwd en 6 andere verblijven nog in het dorp.
Sanpemb is het hoofd van de clan van Tshiseng. Wanneer de eerste Sanpemb zich in de streek vestigde was het gebied dat hij wilde bezetten zo groot dat hij zich verplicht zag het grondgebied tussen hem en zijn vier zonen te verdelen om het in handen te kunnen blijven houden. Ieder vestigde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich op zijn grondgebied en vormde er een familie, ingericht volgens het matrilineaat. Van daar het groot aantal kleine dorpjes die we tot in 1933 aantroffen en die door de nieuwe wetregeling nopens de inlandse omschrijvingen gegroepeerd werd tot groter eenheden. Men voegde alsdan verwante yisak en mitshid zoveel mogelijk te samen.
Aan het hoofd van de 6 clans van Mutombo staat Mutshu Mu Sap, die door een toeval en eveneens wegens een opportuniteitsreden boven de andere clanhoofden verheven werd. Gedurende de oorlog tegen de Tutshokwe, einde 19e eeuw, was het voor een Lunda een grote eer een afgehouwen hoofd van een Tshokwe aan de Muata-Yamvo te tonen. Reeds meermalen hadden bewoners van het Mutombo gebied zich dapper gedragen, hadden hoofden bemachtigd en wilden ze naar de Muata-Yamvo aan de Kalanyi brengen, maar ze werden hen telkens op de heenreis afgenomen.
Doch een lid van de clan van Kaband stak een Tshokwekop in een mandje (sap), legde er maïs op en het gelukte hem alzo met zijn trofee bij de Muata-Yamvo te geraken. Aan de koning vertelde hij van de dapperheid van hun clan en zijn gebruikte list. De Muata-Yamvo gaf hem oorlof voortaan de erenaam van ‘mutshu mu sap’ te dragen. Daarenboven gaf hij hem opdracht voortaan de schatting die de onderscheidene clans van het Mutombogebied moesten aanbrengen, ieder jaar te verzamelen en naar hem te brengen. Als mutshu mu sap werd hij als zodanig een onderchef van de koning en maakte geen deel meer uit van de oorspronkelijke clan. Sindsdien zette hij zijn familielijn volgens het patrilineaat verder. De andere clans vonden de aanstelling een goede oplossing voor de te betalen schatting. Waar vroeger iedere clan zich moest inspannen om een waardig geschenk te geven, konden ze nu met ieder een kleinigheid bij te dragen, een waardevolle schatting aanbieden. Daarenboven moesten ze nu ieder jaar niet meer op reis.
Nadat de blanken zich in Kapanga gevestigd hadden (1911) nam de vazal Mutombo, die vroeger aan het hof in Musumba verbleef, bezit van zijn grondgebied. Mutshu mu sap moet nu de schatting aan hem afgeven en Mutombo zal deze zelf aan de Muata-Yamvo brengen. Met de chef vestigden zich zijn volgelingen in zijn dorp, dat thans ongeveer 25 planters van zijn familie telt. Door de hergroepering in 1933 werden bijna al de clans, die op zijn grondgebied woonden en welke we hoger aanhaalden, bij hem gevoegd.
Niet alleen voor iedere clan en familie van het dorp Mutombo zouden we de boven aangegeven ontleding kunnen volgen, maar dit zou eveens mogelijk zijn voor ieder dorp van het gewest Kapanga waar Alunda wonen. En bijna iedere clan en familie zou een dergelijk ontstaan, ontwikkeling en hergroepering meegemaakt hebben als de clan van Tshiseng en zijn onderscheidene yisak. De clans die hun zelfstandigheid hebben kunnen behouden en niet rechtstreeks gecontroleerd worden door afgezanten van het koninklijk hof zijn gering in aantal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Eigendom.Aan de tshisak of familie behoort in gemeenschap de grond, het zout en al wat hun leden bezitten hij hun dood.
De grond en al wat ermede verbonden is: het wild, de vis, de bamboeen palmbomen en alle andere vruchtbomen en insecten, die gebeurlijk op de grond zouden voorkomen.
In de eerste plaats het wild. Bij de grote jacht gedurende het droge seizoen zullen niet alleen de onderscheidene yisak van een clan, maar wel meerdere clans waarvan de gronden aan elkaar grenzen, bij elkaar aansluiten om te samen hun respectievelijke pleinen af te branden. Tientallen en soms honderden hectaren wildernis worden in eenmaal in brand gestoken. Om een dergelijke oppervlakte langs drie kanten te gelijk aan te steken en aan een vierde zijde een voldoende aantal jagers op te stellen om het opgejaagde wild neer te schieten is een groot aantal mannen nodig. Bij het einde van de jacht zullen de clans de gedode dieren onder elkaar verdelen en het leeuwenaandeel geven aan hem van wie die dag de gronden werden afgebrand. De mutshidhoofden zullen het vlees verder verdelen onder de yisak die van hen afhangen. Aan dit jachtrecht hebben de politieke chefs het meest getornd. Zij trachten zelf zoveel mogelijk het afbranden van de pleinen en de vleesverdeling te regelen.
Zo iemand jaagt en een dier doodt, behoort het gevelde wild niet helemaal aan de jager. Aan welke tshisak behoort de grond en aan welke tshisak behoort de jager? Van welke grond werd het wild opgejaagd en waar werd het gedood? Al deze vragen stellen verscheidene hypothesen, geven verscheidene oplossingen en kennen meer of minder vlees toe aan de jager.
Nemen we een eenvoudig voorbeeld. De jager doodt een dier op de grond van zijn tshisak. Hij biedt het hele dier aan zijn familiehoofd, die voor zich een schouder, een bil en de borst zal houden en de rest aan de jager teruggeven. De ngaak geeft alles aan het clanhoofd, die hem een schouder teruggeeft. Het clanhoofd ten slotte verdeelt de bil en de borst met zijn politieke chef.
Dergelijke verdeling heeft echter niet altijd plaats. Op een vijftal dieren wordt steeds een dier van de politieke chef tot de ngaak uitgedeeld. Wanneer een vreemde echter het dier doodde wordt een dergelijke verdeling steeds doorgedreven. Het familiehoofd, zoals trouwens heel de familie, is steeds bij de verdeling betrokken zo een familielid op hun grond een dier doodt. Indien men aan de Muata-Yamvo vlees wil aanbieden zal de politieke chef een jager gelasten een wild te schieten. Buiten de rug, de kop en de ingewanden - volgens de gewoonte in andere gevallen nog een bil - die aan de jager toehoren, zal alles aan de Muata-Yamvo gedragen worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de visvangst kan zich eveneens een gehele clan in beweging zetten en dan gebeurt de verdeling zoals bij de grote jacht. Afzonderlijke vissers - de Alunda bezitten weinig echte vissers - moeten eveneens een schatting betalen aan de eigenaar van de rivier.
Een moeras met bamboestokken is bijzonder gegeerd. Het is een bron van genot en rijkdom. Enkele leden van de familie zijn gespecialiseerd in het tappen van bamboewijn. De tappers bevoorraden gratis de tshisak en bieden het clan- en dorpshoofd regelmatig hun kalebasje aan. Op bevel van het dorsphoofd moeten ze soms enige kalebassen als schatting voor het koninklijk hof gereed maken. Buiten de wijn die ze moeten afstaan kunnen de tappers een flinke cent verdienen aan hun bamboewijn, waarvan er steeds te weinig is en waarvoor de Alunda steeds geld hebben.
Verder de palmbomen die hun voorouders vroeger aangeplant hebben, en alle andere vruchtbomen en bomen die in het wilde groeien. Aan gewassen en lianen, die van economisch belang zijn, b.v. vezelhoudende planten waarvan men sterke koorden kan maken, hecht de inboorling groot belang. Lekkernijen, zoals kampernoelies, worden eveneens zeer gezocht. Sprinkhanen en termieten, die in het regenseizoen bij valavond uitvliegen, worden door vrouwen en kinderen vlijtig en op een handige manier gevangen. De rijkdommen, die we in deze alinea opnoemen en eigenlijk aan de tshisak behoren, kunnen door een voorbijganger eveneens meegenomen worden, doch in die zin echter dat hij de daad niet regelmatig zou mogen herhalen, zodat zijn handeling er niet zou kunnen op wijzen dat hij de eigenaar van de grond is.
Vroeger bezat iedere tshisak in gemeenschap het nodige materiaal om zout te vervaardigen. Zouthoudende grassoorten werden afgesneden en in de zon te drogen gelegd. Daarna werd het gedroogde gras in mortieren fijn gestampt en het alzo bekomen stof in grote aarden potten met water gekookt. Door het koken verdampte het water en het vuil dat kwam bovendrijven werd afgeschept. Het bezinksel gaf grof zout, hetwelk onder de leden van de familie verdeeld werd.
Verder bezit de tshisak in gemeenschap al wat de leden van hun familie bezaten en bij hun dood nalieten. Gedurende het huwelijk passen de echtgenoten de scheiding van goederen toe. Man en vrouw bezitten ieder hun eigen alaam. Ze mogen het wel van elkander gebruiken. De opbrengst van het veld wordt onder beiden verdeeld. Ieder kan met zijn geld schapen, geiten, varkens, kippen kopen en de afstammelingen behoren aan de eigenaar van het dier. De vrouw kan potten bakken, de man matten vlechten, ieder voor zijn rekening.
Bij de dood van de vrouw, komt hare familie, nadat de rouw afgelegd is, de erfenis van hun dochter in ontvangst nemen. Al wat zij bezat, geld, alaam, dieren, wordt meegenomen. Niets laat men voor haar echtgenoot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of haar kinderen. Haar familie verdeelt haar bezit onder haar leden. Eveneens bij het overlijden van haar man neemt de vrouw haar volle eigendom mede wanneer zij naar haar dorp terugkeert.
De nalatenschap van haar man wordt door zijn familie geregeld. Zo de overleden man geen kinderen nalaat wordt geheel zijn bezit onder al de familieleden verdeeld. Indien er echter kinderen zijn en allen onmondig en de vader van de overleden man nog leeft dan neemt deze de gehele nalatenschap over. Blijven alleen zijn broeders en zusters in leven, dan zal de oudste broeder, zelfs al is zijn zuster ouder, alleen erfgenaam zijn. Dit omdat zijn zuster zal huwen en weggaan terwijl hij ter plaatse zal blijven en voor de wezenkinderen zal kunnen zorg dragen. Bij ontstentenis van een broeder kan de zuster echter erfgename zijn.
De erfgenaam zal de dieren voor zich houden. Van het geld zal hij een klein gedeelte onder de kinderen verdelen. Zo de afgestorvene een geweer bezat, zal dit kostbaar stuk steeds voor zijn oudste zoon voorbehouden blijven. De erfgenaam is er toe gehouden de andere overgeërfde goederen te verdelen onder de andere familieleden. Zoals we zien zal de eerste erfgenaam het leeuwenaandeel voor zich houden, daar hij de eerste zal moeten zijn om in nood en later bij het huwelijk de kinderen te steunen.
Een kind dat zelfstandig begint te staan zal buiten het werk dat hij voor zijn ouders moet verrichten, zelf eigen bezit kunnen verwerven. Bij gebeurlijk overlijden gaat zijn bezit naar zijn ouders, die het onder elkaar verdelen. Was bij zijn bezit een geschenk, b.v. een schaap, hem vroeger door vader of moeder gegeven, zo zal dit terug het eigendom van de gever worden.
(Wordt vervolgd) G.-L. Van Halle |
|