Wat vloeit mij aan
column
Op naar zomergasten
‘Doet poëzie er nu eindelijk toe?’ Dat is de intrigerende titel waarmee Bas Belleman een paar jaar geleden de Nederlandse cultuur ondervroeg en het is een vraag die sindsdien in je hoofd blijft hangen want het antwoord erop is natuurlijk nog niet gegeven. Ik zat naar de editie van het VPRO-programma ‘Zomergasten’ te kijken waarin Joop van den Ende het mocht zeggen, toen Bellemans vraag opeens weer begon te jeuken. Een leuk programma waarin allerlei interessante kopstukken en backbenchers uit de Nederlandse cultuur een avond lang mogen vertellen wat ze er allemaal van denken, waarze hun inspiratie vandaan halen en wat hun interessantste televisiemomenten waren. Inmiddels is half Nederland langs geweest, maar een dichter heb ik er nog nooit gezien. Vind ik raar. Doet de poëzie er niet toe? Hebben dichters niks te vertellen dat de geïnteresseerde en kritische kijker kan bezighouden of vermaken? Zijn ze er te bescheten voor, leven ze een al te teruggetrokken bestaan? Of zijn het zulke marginale figuren dat je er op televisie niets van opsteekt? Kunnen ze niet boeiend formuleren, lijkt het allemaal te veel op geheimzinnigdoenerij, zijn hun gedachten te complex voor een behoorlijk democratisch medium? Nu ken ik toevallig een heleboel exemplaren van deze soort, zeg maar dat mijn wereld voor een groot deel bestaat uit dichters en ik kan zo een lijst geven van meer dan interessante avondvullende denkers en praters: Gerrit Komrij, F. van Dixhoorn, Tonnus Oosterhoff, Esther Jansma, maar nee, dank u, geen belangstelling, ik heb al aan de kankerbestrijding gegeven, aan het reumafonds. ‘De dichtkunst/ het is nuttig daarover eens uit te weiden/ zij blijft nieuws/ niemand kent haar nog goed’ schreef Gerrit Kouwenaar in het bekende gedicht’ maar dat was kennelijk een preek voor eigen parochie. In de praktijk is de dichtkunst misschien wel ‘wijn van de kruidenier, kip tussen de vogels’, zoals een
andere dichter, Hans Vlek, ooit over de geranium dichtte. En misschien zijn de programmamakers daar wel bang voor, dat zo'n dichter alleen maar in dichtregels kan praten, en zien ze daarom liever een hakkelende kunstenaar, een vaderlijke entertainmentverkoper, een belezen minister. Natuurlijk, je hebt prachtige programma's als de ‘Dode Dichters Almanak’, op het internet circuleren de meest diepzinnige bespiegelingen over dichtregels en dichters, fondsen sluizen subsidies naar bundels en poëten, overal in het land lezen de mannetjes en vrouwtjes hun verzen voor, maar maatschappelijk gezien, of liever gezegd publiekelijk gesproken, is het een zaak van niks, een oninteressante afwijking, ballet, pitrieten. Hoe het komt? Geen flauw idee, maar het is tijd om er eens iets aan te doen, de krant te halen, van zich te doen spreken. Oftewel: Poëten Aller Landen, op naar Zomergasten!
Rob Schouten