Poezieclub
De poëzieclubpagina's worden samengesteld door de Stichting Poëzieclub
Huisvredebreuk
Het Dichterspanel van de Poëzieclub verkoos Zes wenken voor muggen aan de deur van Peter van Lier tot de nieuwe Poëzieclubkeuze. Lucide toont Van Lier ons een glimp van het beest in de mens.
door Esther Jansma en Menno Wigman
Het zal lang niet iedereen zijn opgevallen, maar sinds een jaar of vijf is de natuurlyriek vrijwel geheel uit de Nederlandse poëzie verdwenen. Gedichten over omfloerste bosranden, zacht glooiende weidevelden en zonbeschenen duintoppen: je komt ze nergens meer tegen. En toch, hoe verstedelijkt de poëzie van de ene op de andere dag ook werd, voor heel wat dichters bleef het dierenrijk haar fascinatie behouden. Denk alleen al aan titels als Apenlier, Varkensroze ansichten, Ongekuste kikkers, Schapen nu! en Zeehond graag.
In Zes wenken voor muggen aan de deur (en niet, zoals een recensent laatst schreef, ‘muggen op de muur’) viert Peter van Lier zijn fascinatie uit voor mollen, reigers, muggen, paarden, tapirs, roerdompen en vogelbekdieren. De toon waarmee Van Lier zich over het dierenrijk buigt, is ons bekend uit zijn drie eerdere bundels: voorzichtig, welhaast aarzelend, onbevangen, soms op het kinderlijke af, maar altijd ongemeen helder.
Toch lijkt juist dat ‘kinderlijke’ in Van Liers vierde bundel min of meer uit zijn universum verdwenen - en dat mag beslist winst heten. Waren vrijwel alle personages uit zijn eerdere bundels, soms op het tergende af, ‘prettig’, ‘goedmoedig’ en ‘goedgeluimd’, in Zes wenken voor muggen aan de deur krijgen we een glimp van het beest in de mens. In ieder geval lijkt er in de verhouding tussen mens en dier voortdurend iets dreigends te bespeuren. Zo valt er voor een mug in een huiskamer weinig goeds te verwachten van het ‘gruwelijk groot plooiingsdier dat zo graag “eten” bromt’. Een andere mug bevindt zich in een slaapkamer en is getuige van ‘vlees’ dat zich ‘hult in slaan - wegens huisvredebreuk’. Kinderen vertrappen mieren, honden kunnen bijten ‘naar alles wat maar enigszins aan vlees doet denken’ en clowns maken grapjes over het uitslaan van hoektanden van jonge leeuwen.
Het treffendst is misschien wel de reeks ‘Lessen in Artis’, waarin dieren ‘enig plezier (...) beleven aan het poten schrapen op/ beton’ en twee ‘pubermeisjes’, die danspasjes uitproberen en geheimpjes over jongens uitwisselen, bij het zien van tropische vissen uitroepen: ‘Lief? Hoezo lief, kijk’. Met natuurlyriek heeft dit alles maar weinig van doen. Van Lier vertelt ons vreemde, soms onnavolgbare fabeltjes over mens en dier waarin al met al maar weinig edels valt te bespeuren. Maar hij doet dit op een toon die zo lucide, die zo onmiskenbaar Van Lier is, hij gebruikt daarbij zulke onvervreemdbaar eigen beelden dat Zes wenken voor muggen aan de deur zonder meer een van de meest intrigerende bundels van 2007 is.