Poezieclub
De poëzieclubpagina's worden samengesteld door de Stichting Poëzieciub
Dus wat is de klacht?
Het Dichterspanel van de Poëzieclub verkoos Songloed van F. Starik tot de nieuwe Poëzieclubkeuze. ‘Ik leef zo. Ik ben zo’ - deze woorden van Jan Arends geven volmaakt weer wat F. Starik beweegt. Zijn gedichten leggen unverfroren getuigenis af van wie hij is. Hard is de wereld. Met harde woorden slaat hij terug.
door Esther Jansma en Menno Wigman
Misschien valt Stariks poëzie nog het best te omschrijven als existentialistisch. Meer nog dan in zijn eerdere bundels is in Songloed een dichter aan het woord die midden in het leven en midden in de dood staat. Tegelijkertijd is Stariks oog voor het alledaagse, of beter: het vergeefse van het alledaagse, van een scherpte die je bij weinig andere dichters zult aantreffen. In Songloed wemelt het van de zielloze winkelstraten, de Blokker- en Kruitvatfilialen en de versleten echtparen in kreukvrije winterjassen. Dit is Nederland, denk je als je Starik leest, en hier, in deze reusachtige winkelpassage waar driftig ‘het zuurverdiende loon wordt weggezet’, hier moeten we maar verder zien te leven. Het is van een vergeefsheid die even voorspelbaar als adembenemend is, adembenemend omdat de dichter voor al die lulligheid steevast de juiste woorden weet te vinden. Lees hoe dodelijk een telefoongesprek met een geliefde wordt beschreven: ‘“Je luistert niet.”/ Alsof ze door de telefoon heen/ ziet. “Ja maar,” zegt men dan./ Men luistert al zo lang.’
De toon van deze gedichten is gelaten, maar gelaten op een montere, soms bijna explosieve manier. Misschien kunnen we elkaar maar het beste zacht slaan:
Helpt ons geluid tegen de dood?
De tijd is triest noch trots, herneemt
zijn loop. Dus wat is de klacht?
Het hele concept van de tijd is gebaseerd
op onze sterfelijkheid. Er is geen hoop.
Geen mens die blijft. Sla zacht
Dus wat is de klacht?... Laconieker kan een dichter zich bijna niet uiten. En toch, of Starik nu over een eenzaam overleden bejaarde, over een luguber helderziende tante, een uitgebluste uitgever of werkeloze zakkenroller dicht, uit al zijn gedichten spreekt een bemoedigend soort mededogen. Niet al deze gedichten zijn edelstenen, sommige hebben een trage glans, maar in z'n geheel is Songloed van een eenvoud en kracht die simpelweg verblindend is. Dat daar amper een taalexperiment aan te pas komt en deze gedichten, zoals de achterflap het stelt, ‘gevaarlijk toegankelijk’ zijn, werkt alleen maar als een bevrijding. Sommige van deze gedichten zou je bij wijze van spreken zo in het oor van een stervende kunnen fluisteren.
Ongetwijfeld kent u Gerard Reves Nader tot u, met al die prachtige, door geen modegril of tijdgeest aangetaste gedichten. Net zo tijdloos, aandachtig en ontroerend zijn de gedichten van Starik. Songloed is Nader tot u voor nu.