Een stap terug
Varkensroze ansichten is zijn sterkste bundel tot nu toe, vindt de dichter zelf. ‘Mijn debuut was onbevangen, maar er stonden onafgeronde gedichten in. In de tweede bundel waren de gedichten gaver en speelser, maar forceerde ik het experiment. In deze bundel heb ik een stap terug gedaan: de onbevangenheid van de eerste bundel verenigd met de nauwkeurigheid van de tweede.’
De lezer voelt zich bij deze gedichten soms een voyeur en moet zichzelf dwingen te onthouden dat de ik-figuur niet dezelfde is als de dichter. Stitou: ‘Daar speel ik mee. Het is een persoonlijke bundel. Er is wel een kloof tussen de dichter en “het lyrische subject”, maar die is niet onoverbrugbaar.’
In verschillende gedichten drijft hij dat thema op de spits en tweemaal noemt hij zichzelf bij naam. ‘Omdat ik Mustafa heet, word mij van alles toegeschreven. Maar wat is mijn naam nou precies? Die zegt alleen maar dat ik geen Jean-Paul heet, of Tommy.’
Michael Zeeman heeft na de publicatie van het debuut Mijn Vormen gezegd dat Stitou de eerste dichter was die het woord ‘subsidie’ in een gedicht had gebruikt. Nog altijd vindt Stitou dat alles in aanmerking komt om in een gedicht te zetten. In de nieuwe bundel staan woorden als ‘bestseller’, ‘sneeuwscooter’ en ‘Bachmeezingzomermiddag’ en in het gedicht ‘De lagere school van de wereld’ noemt hij zichzelf, als hij vanaf zijn balkon scooterdieven uitscheldt voor hoerengebroed, een ‘dutchbatter’. ‘Er zit pijn in het woord “dutchbatter”. We weten allemaal wat er in Srebrenica gebeurd is. Dat vind ik interessant. Taalvreugde en pijn, daar gaat het om in poëzie.’
Het is een bundel die pijn doet, maar waar die taal-vreugde vanaf straalt. Vanwege dat zichtbare schrijfplezier is het op zijn minst opmerkelijk dat er tussen zijn debuut en zijn tweede bundel vier jaar zat en dat zijn derde bundel pas vijf jaar later is verschenen. Stitou: ‘Dat had te maken met niet-literaire ruis. Nu is het puin wat geruimd. Ik loop bovendien tegen de dertig; het gepieker en de luiheid beginnen te slijten. Als ik normaal wil functioneren, als ik gelukkig wil zijn, dan moet ik schrijven. Daar ben ik nu achter. Dus het lijkt me sterk dat het weer zo lang zal duren. Maar ik zal niet krampachtig achter mijn tekstverwerker gaan zitten. Zo ben ik niet. Zei ik “tekstverwerker”? Ik bedoelde natuurlijk gewoon eh... mijn laptop.’