Awater. Jaargang 2
(2003)– [tijdschrift] Awater– Auteursrechtelijk beschermdWillem Jan Otten, Op de hoge. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 2003. ISBN 90 282 4014 4Een eiland (Vlieland, weten zijn lezers). Een God. Een kind. Een echtgenote. Een vlieger. Deze onderwerpen hebben voor Willem Jan Otten meer met elkaar te maken dan lijkt. Ze hebben, althans in het eerste deel van zijn nieuwste bundel Op de hoge, álles met elkaar te maken. Wat in deze gedichten doorklinkt is een zoeken naar verbinding tussen de dingen die zich om hem heen bevinden. Dat zoekt Otten niet in hoogdravende bewoordingen, integendeel. In haast kleine woorden zet hij het grootse neer. Het tweede deel van zijn bundel heet Tot een jonge veroveraar in Babylon. Hoewel heel anders van toon en onderwerp probeert Otten ook in deze cyclus het onbenoembare, nog grotere dan de mensen, te vangen. En slaagt daar wonderwel in. (HL) Hij krijgt de tijd
Tussen zijn aankomst en zijn gaan ontkwam
de tijd die nodig was geweest om te bestaan.
Zoveel wist hij. Maar onder aan het strandhotel
richtten zich de golven op en vielen neer.
Soms trad in deze buldering ineens een stilte in.
Het was alsof het eiland dan zich zelf vernam.
Dit is de tel waarin de tijd in haar geheel
opnieuw verstrijken kan. Hij kreeg de tijd!
Hij kreeg de eeuwigheid. Hij kreeg maar liefst
de zee net niet verzwolgen door de zee.
| |
René Huigen, Geen muziek & geen mysterie. L.J. Veen, Amsterdam, 2003. ISBN 90 204 0819 4.Het liefst is hem ‘de poëzie van het onbeduidende’, althans, zo verwoordt dichter René Huigen het in zijn gedicht ‘Het onbeduidende’. Wellicht doet hij zichzelf dan onrecht aan. Onbeduidend is zijn poëzie allerminst. Wel blijkt in zijn bundel Geen muziek & geen mysterie andermaal dat voor Huigens wereldbeeld mythologie, literatuur, kunst in het algemeen van veel groter belang zijn dan rationele, wetenschappelijke verklaringen. Liever dan dat is hem ‘een wetenschap die mij uitlegt/ hoe Pallas Athene groeide/ uit het hoofd van Zeus’. Deze hang naar het minder rationele is de kracht en de charme van Huigens poëzie. De andere kant van de medaille is dat de lezer er tegen moet kunnen dat in vrijwel elk gedicht verwezen wordt naar namen en/of gebeurtenissen uit de mythologie, de wereldliteratuur etcetera. Het gevaar bestaat dat men zichzelf enigszins onbelezen gaat vinden, vooral als je verwijzingen niet direct kunt plaatsen. Maar wie daar tegen kan, wacht de beloning. Geen tromgeroffel & geen poeha. Maar mooie, verstilde poëzie. (HL) Fysica voor dichters
Wie de grammatica
van golven begrijpt,
leest in het trillend
blad niet de wind
In de wind niet
het mysterie
In rimpelingen
niet het water
En in het water
niet de muziek
In het treurige
gezicht leest hij
niet het verhaal
van de rivier die
weende om de dood
van hem in wiens ogen
hij zichzelf weerspiegeld
heeft gezien
Maar los van de stem
die er woorden aan geeft
De pure vorm
van een heldere
taal waarnaar
ze zich gedragen
Narcissus, hem is de wereld
naar zijn evenbeeld
|
|