Gerard Reve
‘An unhappy childhood is a writer's gold mine’
Toen ik een jongen was, hield ik van iemand
wiens naam niet meer bestaat in mijn herinnering.
Noch weet ik meer, wanneer en waar.
Alleen nog, dat hij zat te lezen, opstond,
en langs mij heen liep naar het raam.
Het licht viel op zijn mond. Buiten was regen.
Als ik dicht bij hem kwam, faalde mijn stem.
Uit: Nader tot u, Van Oorschot 1966.
Illusratie: Olivia Ettema
Door Menno Wigman
Ze heten Jan de Jong, Betty Huisman, Emmy van Dijk, Dicky Hogendorp-Heemrood, Coby Sipmeijer of Jantje Schra uit Staphorst. Soms ook ondertekenen ze met Henny, Tanja, Bas, Debbie of Anita.
Hun gedichten hebben titels als ‘Eenzame duisternis’, ‘Hopeloos verlangend’, ‘Met jou’, ‘Ons geheim’, ‘Zonder jou’ of - waarom ook niet - ‘Uitbreiding van ons gezin’.
De kans is groot dat een gedicht van Coby Sipmeijer of Dicky Hogendorp-Heemrood vaker is gelezen dan, ik noem maar wat, ‘Sneeuwboekhouding’ van Peter Ghyssaert. Hun gedichten zijn opgenomen in Jan van Veens Candlelight-bloemlezingen. Waarvan, ik lieg niet, inmiddels meer dan honderdtwintigduizend exemplaren zijn verkocht.
Natuurlijk draait alles om Jan van Veen. Vijfendertig jaar geleden droeg hij eens, bij wijze van grap, als dj bij radio Veronica een uit het niets opgestuurd gedicht voor. Op de achtergrond klonk het zoetgevooisde Can I get there by Candlelight van David McWilliams. Prompt werden hem tientallen gedichten toegestuurd. Dus droeg hij de week daarop nog eens wat voor, zette er wat fijnbesnaarde muziek onder en ontving al snel postzakken vol berijmd verdriet. Zo ontstond ‘Candlelight’, een onverwoestbaar radioprogramma dat nog steeds, van zondag tot donderdag, tussen elf en twaalf 's nachts wordt uitgezonden.
Denk niet dat de man met de donkerbruine Caballerostem het allemaal meent. Zijn grootste trots is dat hij onder het voordragen nog nooit in lachen is uitgebarsten - zelfs niet, vertelde hij hp/De Tijd, toen een technicus eens midden in de studio zijn broek liet zakken. Wat begon als een grap ziet hij nog steeds als ‘een leuke hobby’.
Ik hoef hier niet uit te leggen wat Candlelight-poëzie is. Favoriete thema's zijn liefde, geen liefde en dood. En vrijwel alles rijmt. Zo schrijft Tineke in ‘Zonder titel’:
De dagen, de weken, duren soms erg lang.
De tijd, het leven, maakt mij vaak erg bang.
Soms sta ik in het niets te turen,
soms 5 minuten, maar vaak ook uren.
En in ‘Voor Ineke’ dicht Sander:
Mijn leven was een bloem, die maar niet wilde bloeien,
als de zon, die maar niet wilde gloeien.
Toen kwam er een ommekeer,
en ik zag de zin van het leven weer.
Dit rijm stinkt. Hoe welgemeend ook, je proest het uit. Ook in ‘Mijn tweede gedicht aan jou’ vloeren die kinderlijke rijmwoorden alle goede bedoelingen van de dichter. Maar afgezien van het kreupele ritme zijn het toch vooral die afgekloven uitdrukkingen die je zo'n vieze smaak in de mond geven: ‘Na afloop realiseerde ik me’, ‘als gevolg hiervan’, ‘ik hoop dat je contact wilt opnemen’. Een gedicht, zeker, maar geen poëzie. (Zouden er trouwens al gedichten bestaan die beginnen met: ‘Ik had echt zoiets van...’?)
Dan Gerard Reve. Dit gedicht (hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat het nooit in diens Verzamelde gedichten is opgenomen?) is net zo toegankelijk - en tragisch - als willekeurig welk Candlelightgedicht. Maar nergens laat de dichter zich tot een onnozel rijmwoord verleiden. Nergens val je over een tergend modieuze uitdrukking.
Waarom werkt dit liefdesgedicht wel? Waarschijnlijk zit het 'm in de eerste regel. Er staat niet dat de dichter als jongen verliefd was, maar van iemand hield. Opmerkelijk grote woorden voor iemand waarvan de dichter zich eigenlijk alleen nog maar herinnert dat diegene in een kamer zat te lezen, opstond en naar het raam liep. Al na de eerste regel wordt dit gedicht één grote fade-out, een schijnbaar onbenullige herinnering. En toch:
Als ik dicht bij hem kwam, faalde mijn stem.
Veel meer valt er niet te zeggen. Zeven regels van een superieure vergeefsheid waar geen kaarslichtpoëet iets aan toe kan voegen. Natuurlijk laat dat Jan van Veen koud. Weinig kans trouwens dat hij dit volmaakt tijdloze gedicht ooit onder ogen zal krijgen: ‘Ik ben al heel lang van plan om een hele zooi poëziebundels aan te schaffen, maar ik heb er het geduld niet voor. Ik wil op vakantie nog wel eens een Ludlum lezen. Als je door het begin heen bent, is het best te doen. Maar daar blijft het dan bij.’