Avontuur. Jaargang 1(1928)– [tijdschrift] Avontuur– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Kwadrijnen Wat weeten wi? Heel 't menschelijk bestaan is spinnen aan den dunnen draad des leevens - tot eens die knapt; dan is het werk gedaan - achteruit loopend, nooit ziend waar wij gaan. Zij dansen juichend om den vrijheidsboom; maar als de dienaar van den schout zijn keel komt schrapen en zegt: ‘Het is nu tijd om te gaan slapen,’ gaan ze allen naar hun bedje, zoet en loom. 't Leeven der meeste menschen is een bouwsel, der waangedachte niet; der wangedachte. Het voedsel hunner zielen is een kouwsel, reeds lang versoord, van voorige geslachten. 'k Heb liever zoete spijs dan bittre beeten; want liever streelingen dan striemingen der tong. Maar honger deed mij vaak het bitter' eeten, hoezeer dat bittre ook mijn gelaat verwrong. Terwijl haast ooveral achter de ruiten het licht gedoofd wordt, loopt in 't donker, buiten, (geluk en leed zijn ongelijk verdeeld) nog iemand naar zijn loopschen hond te fluiten. [pagina 47] [p. 47] Bij 't raam had achtloos hij zijn naam geschreeven op dun papiertje van zijn cigaretten. Hij wierp het weg. Op wind is 't heen gedreeven. Nooit vond hij 't weer. Waar is dat ding gebleeven? Er is uit 's weerelds duistre wolken een licht der lichten opgegaan. Bewondrend hebben alle volken één oogwenk op hun hoofd gestaan. De Macht, die weet voor alle dingen raad laat aarde's ploertendom zijn spel wat speelen tot Hem dat vunsche kuipen gaat verveelen en 't op een andre bol te pletter slaat. Twee zilvren peegels wieblen rusteloos aan kleine, fijne, haast volmaakt-schoone ooren. Het rond gezichtje kan mij zeer bekooren; zoo frisch en lief en lang niet lusteloos. Juffrouw Sophie, piano-virtuoose, studeert wel twaalf, veertien uur per dag. Wordt liever kraamverpleegster of zoo'n slag. Je wordt in de muziek toch nooit een bollebooze. Hij schreide wat hem leezen wou te hoop en riep zijn Muze tot getuige van zijn smarte. Tot haar de wreevel naar de wangen kroop: ‘Och, loop toch niet zoo met je smart te koop!’ [pagina 48] [p. 48] De kellner, met zijn liefsten lach, zegt uiterst minzaam goedendag en vraagt: ‘Wat zal Mijnheer gebruiken? - Een glaasje klare, als het mag.’ ‘Nu mag ik reeds een maandkrooniekje schrijven in een geletterd blad, dat gratis wordt verspreid. Reeds droom ik mij den gloorierijken tijd, dat, in der lettren zee, ik zal gaan booven drijven.’ Neen. Boksen is unfaire sport. Maar worstlen had ik graag geleerd. 'k Heb nooit mijn Vaderland onteerd; zoodat ik zeeker heilig word. Bedriegers, oopenlijk verbolgen dat ieder mee deed aan 't bedrog, beslooten, spuwend gif en spog, hun soortgenooten te vervolgen. W.N. Dinger. Vorige Volgende