| |
| |
| |
Boekbesprekingen.
Johan Daisne: ‘Kroonfilms van altijd’ - Uitgeverij Snoeck-Ducaju, Gent, 1950.
Het is niet de eerste maal, dat ik in deze rubriek de aandacht mag vestigen op Daisne's uitzonderlijke kwaliteiten als film-essayïst. In dit genre, dat nog steeds stiefmoederlijk behandeld blijft in onze literatuur, heeft hij dan ook reeds een flink oeuvre op zijn actief.
In het grootste deel hiervan heeft hij in hoofdzaak beschouwingen gewijd aan de recente producties. Non-conformist van nature kan Daisne evenwel niet vasthouden aan slentergangetjes. Het hoeft ons dan ook geenszins te verwonderen, dat hij in voornoemd werkje een nieuw procédé heeft toegepast, n.l. een bepaalde film, i.c. ‘Judex’, ontleden in het licht van het heden en het verleden, haar waarde toetsen aan de huidige productie, de onvergankelijke kernen opzoeken en de evolutie van de ontwerpers en vedettes van deze rolprent achterhalen.
Een ontroerende liefde voor de film, nauwgezet opsporingswerk en interessante consideraties zijn de drie pijlers waarop dit originele werkje werd gebouwd.
Daisne heeft hier eens te meer de weg gewezen om te komen tot een levendige, opbouwende en blijvende filmcritiek.
Rik Lanckrock
| |
‘Cultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen - 1949’ Te verkrijgen bij het Secretariaat, Gouvernementstraat, 7, Gent.
Evenals vorig jaar werd ook voor 1949 door de Commissie voor culturele aangelegenheden van de Provincie Oost-Vlaanderen een cultureel jaarboek uitgegeven.
Dit boek, bestaande uit twee delen van elk circa 420 blz., is op voorbeeldige wijze opgevat en handelt over de activiteiten in alle grote cultuurgroepen: geschiedenis, oudheidkunde, letterkunde, bibliotheken, toneel, muziek, plastische kunsten, sierkunsten, folklore, e.d.
Ook aan dit werk hebben een groot aantal deskundigen hun medewerking verleend: O. Van Hauwaert handelt over het boek, Prof. Dr. F. Baur over Gezelle, Dr. M. Grijpdonck over Herman Verbaere, Dr. Paul de Rijck over de poëzie, Dr. M. Deruelle over oude Gentse gevels, enz.... Daarenboven werden vele gespecialiseerde artikels ingelast. Ook de verslagen over al de door het Provinciebestuur ingerichte wedstrijden, evenals een bondig verslag over de activiteit van alle Oost-Vlaamse culturele organisaties werden afgedrukt.
Het boek werd zeer verzorgd uitgegeven en werd verlucht met prachtige illustraties en foto's. Een publicatie dus waarmede voornoemd comité dient gefeliciteerd.
Het spijt me nochtans dat ik een kleine opmerking dien te maken over
| |
| |
de geest van het werk zelf. Het viel me o.m. op dat de activiteit van de Katholieke organisaties enigszins in reliëf werd gesteld, terwijl de werking van niet-katholieke en neutrale verenigingen nogal stiefmoederlijk werd behandeld. Evenzeer schijnt het Provinciaal Bestuur nog steeds niet te weten dat ons tijdschrift sinds zes jaar te Gent verschijnt en dat onze medewerker Paul Berkenman de Prijs voor de Poëzie van de stad Gent verwierf. Nochtans werd in hetzelfde boek uitvoerig gehandeld over ‘Nieuwe Stemmen’, de Katholieke Jongeren-gemeenschap, e.d. Evenzeer moest ik tot mijn grote verwondering vaststellen, dat in de Provinciale Commissies voor culturele aangelegenheden en letterkunde ons tijdschrift niet eens vertegenwoordigd is. Wel zijn er vertegenwoordigers van de Katholieke Jongeren-gemeenschap, van de Vereniging voor katholieke Oost-Vlaamse schrijvers, van de Kring voor Oost-Vlaamse letterkundigen, doch ‘Arsenaal’ schijnt eens te meer terra incognita.
Rik Lanckrock
| |
M. Reckman: Een Celdeur slaat dicht.... - Uitgeverij Engelhard, Van Embden en Co te Amsterdam - 200 blz. - gebonden Fl. 6.90
Over het algemeen stelt iemand, die het geluk heeft in deze wereld op vrije voeten rond te lopen, weinig of geen belang in het gevangeniswezen. Voor hem is de gevangenis het noodzakelijk kwaad, waar men de boeven, die een misdaad hebben begaan, opsluit en hun verdiende straf l[a]at uitzitten. Hij ziet in de gevangenen de rotte plekken onzer maatschappij. Het is duidelijk dat bij deze beoordeling uitsluitend gesteund wordt op een - helaas! - nog vrij algemeen gangbare opinie, als zou het verschijnsel der misdaad het afschuwelijk product van een vrije individuele wil zijn. Dat de misdadiger ook het onverantwoordelijk slachtoffer van zekere toestanden kan zijn, kan hij moeilijk aanvaarden. Alhoewel, tijdens de jaren na de laatste wereldoorlog, velen kennis hebben gemaakt met het gevangeniswezen, omwille van hun politieke overtuiging, bestaat er nog altijd bij het grote publiek een zekere onverschilligheid, om niet te zeggen afkeer, tegenover alles wat iets te maken heeft met misdaad en met straf.
Alle lof verdient dan ook M. Reckman, journalist aan verschillende Nederlandse bladen, die door zijn boek ‘Een Celdeur slaat dicht....’ meer belangstelling heeft gewekt voor de mensen die hun straf in alle eenzaamheid uitzitten. De grootste verdienste van zijn werk blijft echter het feit dat het geen eentonige verhandeling geworden is over de Nederlandse gevangenissen, maar een boek, geschreven met een innig gevoel voor de uitgestotenen onzer maatschappij, een geheel van belevenissen door de auteur persoonlijk opgedaan in een wereld van schuld en boete. Zo maken we er o.m. kennis in met een mens die zijn evennaaste vermoordde en tot levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld, met een vrouw die haar man met arsenicum om het leven bracht, met een kerkdienst, een St-Nicolaasfeest en een Kerstfeest, met tot levenslang veroordeelde vrouwen, met een jeugdgevangenis waar we aangrijpende ervaringen opdoen.
| |
| |
Vermelden we ten slotte nog dat het boek keurig uitgegeven werd en verlucht is met acht unieke foto's en een tekening.
Hugo Wauters
| |
S. Vestdijk, De Glanzende Kiemcel. Beschouwingen over poëzie. Uitg. De Driehoek - 'S-Graveland, 1950. 272 blz. Prijs: fr. 130,-
Dit is de bundeling van acht lezingen die Vestdijk in 1943 in internering te Sint Michiels Gestel heeft gehouden. Ze brengen ons een aantal conformistische beschouwingen over de poëzie, haar wezen, haar wetten, haar voorwaarden, gestaafd en verklaard met bewijzen uit een eigen jarenlange ervaring. Bestemd voor een groot publiek kunnen ze de leek belangrijke vergezichten openen en hem belangstelling inboezemen. Vooral de onafgebroken concrete betogen, waarbij Vestdijk er gelukkig niet voor terugschrikt tot de intiemste radertjes toe, ook van technische aard, bloot te leggen, zijn van aard om interesse te wekken en begrip te bevorderen.
Voor de kenner echter brengen deze traditionele beschouwingen niets nieuws. Over de problemen der hedendaagse poëzie in Europa schijnt Vestdijk niets vernomen te hebben. De manier waarop hij proza van poëzie onderscheidt (en dit vormt de ruggegraat van heel het boek) en de manier waarop hij over het vrij vers schrijft, lijken me daarvoor sterke aanduidingen.
Tenslotte een korte inhoud: Het wezen der Poëzie. Rhythme en metrum. Het rijm. De klank van het gedicht. De verschillende versvormen. Het dichterlijk beeld. De gedachte in het gedicht (Het origineelste hoofdstuk) Het schrijven van verzen.
Erik van Ruysbeek
| |
Dr. Alexej Hackel: Dostojewsky en de ‘Droom van een belachelijk Mens’. - Openbare les, gehouden bij het aanvaarden van het ambt van Privaat-docent in de Russische letterkunde en Kunst aan de Rijksuniversiteit te Leiden op 14 Februari 1950. J.M. Meulenhoff. Amsterdam 1950. 24 blz. Prijs: fr. 16,-
Een uiterst boeiende studie over een weinig gekende novelle van de grote Russische schrijver, novelle die volgens steller nochtans een beter lot verdient omdat ze een praefiguratie is van hetgeen eens in ‘De Gebroeders Karamazow’ de laatste vorm van Dostojewskys levensbeschouwing zal zijn. Dr Hackel tracht te bewijzen dat deze novelle daarenboven de sleutel is tot het gehele oeuvre van zijn auteur. Deze studie is dan ook zo boeiend, omdat de gedachtengang van de gehele Dostojewsky in zijn verschillende stadia erin aangeroerd wordt en vanuit eenzelfde kern bekeken. Het vormt een wereldje ‘in a nutshell’.
Erik van Ruysbeek
| |
| |
| |
Achilles Mussche. Aan de Voet van het Belfort. - De Sikkel, Antwerpen 1950 - Geïllustreerd door Jozef Cantré. 204 blz. Prijs: ing.: fr. 68.- geb.: fr. 85.- Luxe: fr. 320.
Ziehier een sociale geschiedenis van Vlaanderen, sterk geromanceerd en toch tot in de minste bizonderheden historisch juist, waarover niets dan goeds te vertellen valt.
Ten eerste vult dit boek een leemte aan. Wel kunnen we in een of andere roman bladzijden aantreffen die ons een aspect van de sociale toestanden in Vlaanderen beschrijven maar voor zover ik weet werd dit vraagstuk in zijn geheel en voor zichzelf nog door geen enkele onzer kunstenaars als onderwerp van een boek gekozen.
Zowel de minder ontwikkelde als de meer ontwikkelde zal door dit boek geboeid worden. Zonder een wetenschappelijk laboratoriumwerk te willen zijn, gebruikt het de gegevens ons door de wetenschap verstrekt, en smeedt ze gloeiend aaneen in een stroom van concrete passievolle fresco's. Dorre wetenschap wordt aldus omgetoverd in lillend leven, en het is ook méér dan gewone vulgarisatie omdat alles door een kunstenaarsvisie wordt doorglansd en langs de smeltkroes van een hoogstaande taal en stijl wordt omgesmolten tot een volwaardig kunstwerk. Hoogstaande taal en stijl waarvan de hoogste hoedanigheid misschien wel de eenvoud is en die vaak in een volkse toon of in volks gekruide wendingen in gelouterde toestand een grote frisheid erlangt.
De grootste kracht van dit boek echter, datgene waardoor het werkelijk betekenis krijgt, is de hartstochtelijk meeslepende gloed waarmee het geschreven werd en die zich onweerstaanbaar op de lezer overplant. Rechtvaardigheidsgeest, diep mede-voelen met de proletarische paria's uit de gemeententijd en uit de moderne tijden, liefde voor de steeds uitgebuite kleine man, maar nergens fanatisme, overal de bekommernis om sociale toestanden in het raam en het licht der grote geschiedkundige omwentelingen te zien, tussen deze twee polen stijgt de spanning die op elke bladzijde aangroeit. Ze maken voor een groot deel de hoge menswaardigheid uit van het werk. De opkomst van het proletariaat in Engeland en de ontzettende, mensonterende toestanden in het Vlaanderen der XIXe eeuw laten hierbij de schrijver toe diep-aangrijpende schilderingen op te hangen.
Want Mussche beperkt zich niet tot het oproepen van alleen maar Vlaamse toestanden, ze worden gezet in het kader van algemeen-Europese geschiedenis. Deze verbreding van horizont schenkt het werk een stempel van volledigheid, die de lezer een diepe bevrediging schenkt. Zo geeft ‘Aan de voet van het Belfort’ tegelijkertijd inzicht in de geschiedenis en wekt het op tot zin voor sociale verantwoordelijkheid.
Een weldadig werk, dat zijn weg zou moeten vinden, van hoog tot laag, tot het allerruimste publiek.
Erik van Ruysbeek
| |
| |
| |
Shakespeare - ‘Macbeth’ uit het Engels vertaald door Nico Van Suchtelen, - blz. 96. - Wereldbibliotheek N.V. - Amsterdam - Antwerpen.
In een korte boekbespreking kan men bezwaarlijk een werk als Macbeth beoordelen. Het is trouwens één der aangrijpendste drama's van de grootste aller dramaturgen. Ik zal me dan ook beperken tot de vertaling van Van Suchtelen. Deze is klaar en vlot en volgt heel trouw het origineel. De poëtische delen echter schijnen mij het zwakst. Dit neemt echter niets weg van de grote kwaliteiten van deze uitgave.
Paul Berkenman.
| |
Dr. H. Wagenvoort. - ‘Gistende Cultuur - Cicero’. Gastmaal der Eeuwen. Van Loghem Sloterus, Arnhem - blz. 64.
Dit vlot essay, zeer handig ingedeeld schetst duidelijk de ganse periode van Cicero's leven en zijn betekenis voor zijn tijd en voor alle eeuwen. Voor Rome was hij een der leidende figuren uit het politieke leven en tevens de knapste advocaat. Hij is in de geschiedenis getreden als een doelbewust staatsman die er niet voor terugschrikte zijn overtuiging te verbergen wanneer dit hem nuttig scheen. Specifiek voor de vele overwegingen van utiliteit die hem steeds leidden is zijn uitspraak in verband met de kunst der waarzeggers: ‘Naar mijn mening moet zij in ere gehouden worden terwille van het gemenebest... Maar wij zijn hier onder ons en kunnen zij de waarheid zoeken zonder vrees voor opspraak, vooral voor mij die op de meeste punten in twijfel ben.’ Dit doet echter niets af van de grote betekenis die hij heeft als redenaar, want als dusdanig behoort hij tot de allergrootsten van alle tijden.
Paul Berkenman.
| |
Gust Vanzijpe. - Monographiën over Belgische Kunst. - ‘Hippolyte Boulenger’.
Het oeuvre van Boulenger is één der merkwaardigste uit de evolutie-periode van het romantisme naar het impressionisme. Van deze laatste stroming is hij trouwens één der eerste en markanste figuren. Zijn ietwat sombere landschappen scheppen atmosfeer. Met voorliefde schildert hij de grote stukken hemel waarin de aarde en de aardse dingen schijnen te verzwelgen. Als men bedenkt hoe de schilder zijn oeuvre op een tiental jaren heeft afgewerkt en dan nog dikwijls onder zeer armoedige omstandigheden dan voelt men welk een groot talent Boulenger bezat. Hij aarzelde niet als één der eersten buiten de heersende normen om te werken. Hij wou geen epigonenwerk leveren maar persoonlijke kunst, dat is het doel van iedere ware artist en een waar kunstenaar was hij in de eerste plaats.
Paul Berkenman.
|
|