Arsenaal. Jaargang 6(1950)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Paul Berkenman Paul Delvaux Zuidernacht, mystieke wake, vrouwen starend naar iets ver, maanlicht over tempeldaken... Schoonheidsdroom van eeuwen her. Eenzaamheid in dit begeren, kil volmaakt en bovenaards, moeheid bij het wederkeren, 't eeuwig keren nederwaarts. Maar dit alles toch doorgronden - vlucht van geest naar schoner land. 't Absolute, nooit geschonden, wordt betast door het verstand. [pagina 4] [p. 4] Aardsheid De blikken binnenwaarts gericht, zich immer door de geest bevrijden, onkwetsbaar door het leven glijden in onverbreekbaar evenwicht. Sereen, gelouterd door het lijden, in duisternis zijn eigen licht... Een Boedha-lach op 't aangezicht waardoor er diepe voren snijden. Dat was mijn droom en dat was goed als droom. Maar uit de droefheid stijgen, het warm vertrouwen wederkrijgen dat kon ik enkel in de gloed van wie zich over d'overvloed der dingen dezer aarde nijgen. [pagina 5] [p. 5] Aan een mens Beminnen, werken en hieraan verzaken wanneer de dood ons zwijgend tegenkomt, niet weten nu of het dan al verstomt of zich in d'eeuwigheid dan zal volmaken, verliezen wat men moeizaam heeft gesomd, waar wij vol tederheid aan blijven haken. 't Geluk, de rust waartoe wij soms geraken des winters thuis wanneer de kachel bromt of in de lentes die hun bloei beloven het houdt ons beiden in zijn zaal'ge doem. Ik vraag u dus het nooit in mij te doven. 't Geluk, dat ik een vrucht van d'aarde noem en Gij een weerglans van de God hierboven, het is maar één geluk, éénzelfde bloem... Geloof in God, laat mij in U geloven. [pagina 6] [p. 6] De Weergekeerde Ik heb gejuicht, ik heb geweend, ik kende zelfzucht, mededogen, ik heb bemind, ik heb bedrogen van 't leven soms geluk geleend. Ik vloog soms hoog, ik was niet sterk, maar mens genoeg om vaak te falen en pijnlijk is het nederdalen van vogels met gekwetste vlerk. Maar weer in 't nest wordt alles goed, nog kan ik als een kind beminnen van af de bodem herbeginnen met nieuwe moed en overmoed. [pagina 7] [p. 7] Epicurus Het levensdoel eenvoudig ‘leven’ heten, de mens vergankelijk naar geest en vlees, de dingen hier niet aan de sterren meten maar aan hen zelf. Genieten zonder vrees. En binnen grenzen van een mensenlot zich in de leer van het geluk volmaken en zich gevoelen als een vreugde-god die 't hemelsap in elke vrucht kan smaken. Vooral de wijsheid uit het weten puren, de geest verwarmen door des lichaams gloed en weten: kan 't geluk niet eeuwig duren één flits er van maakt veel voor eeuwig goed. Vorige Volgende