Arsenaal. Jaargang 5(1949)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Klein Leerdicht Verlangen naar de sterren als een dromer, romantisch doen en voor driekwart verrukt, week worden bij een domme prentkaartzomer, van wanhoop sterven als een flirt mislukt, in een taveerne naar de paren gluren de dansers volgen in hun slank bedrijf en uit de pariagroep van die niet duren er zelf een grijpen met een kronklend lijf, en spuwen op de grond en ruzie maken en glarieogen met gezwollen krop en op zijn tong het zilt van alle bieren smaken met rond zijn oog het lood van een steriele kop, en buitengaan en braken maar de nacht aanbidden en rispend wenen om zichzelf mat schorre hik, maar uit de roes de rare beeltnis redden van Beatrice met de hemelblik; of zwerven gaan om elke dorst te lessen aan bergen, wouden, zee, vergetelheid, verdwazen in de gloed der minnaressen op eilanden van onverdorvenheid, van zee tot zee langs alle kusten zeilen en door de havens sleuren als een hond, des avonds op het voordek 't duister peilen als niemand ziet 't vertrekken van een mond; of slimmer zijn en lange boeken schrijven of kreuple verzen die geen mens ooit leest, de macht bespringen en groots handel drijven in mensenbloed bevlekt met slavengeest, een god aanbidden en een tempel bouwen zijn vlees kastijden in een geile cel en vol visioenen die men niet mag schouwen steeds beven voor de poort: de hemel of de hel: Dat alles is gelijk en kan uw ziel niet redden, gelijke uitkomst voor gelijke angst, verloren gaan of op de hemel wedden wat smaakt het bitterst, wat het wrangst? Ons leven lang is een uitzinnig vluchten in woestenijen, in de zwartste stad, bij vrouw, bij vriend, in drama's en in kluchten, wat sinds de aanvang in ons bloed al zat, wat men ons inspoot bij onze verwekking [pagina 32] [p. 32] diep in de plooien van een jachtge vrouw: sla op de vlucht, o mens, en zoek maar dekking d'oneindigheid is mee en drijft u in het nauw. Is het u lief of leed, eens moet ge met haar spreken, en meer de duimen leggen dan het u belieft, leg het maar slim aan boord, eens moet gij breken: zij onverschillig, gij dodelijk verliefd. Gelukkig hij, die haar weet te doorgronden en haar ontleden kan met koele geest, hem stroomt de vrede tot in de afgronden die steeds des levens bedding zijn geweest. Want hij die kent aanvaardt. Slechts de geheimen, de spookgestalten en het bijgeloof beknellen ons en doen van angst bezwijmen de goddelijke geest, en slaan hem blind en doof. Erik van Ruysbeek Vorige Volgende