| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Marnix Gijsen: ‘Telemachus in het dorp’ - Uitgeverij A.A.M. Stols - 's Gravenhage - 1948 - 170 blz. - F. 4.90.
Herhaaldelijk werd ik reeds in de gelegenheid gesteld de lof te zingen van Marnix Gijsen die met zijn twee romans, ‘Het Boek van Joachim van Babylon’ en ‘Aanvankelijk Onderwijs’, op hartstochtelijke en oprechte wijze heeft afgerekend met een verleden dat vergiftigd werd door valse orthodoxie, schijnheilige conventie en anti-humanistische moraal.
Telkens koos hij een vrij zonderling onderwerp om zich als mens volledig te kunnen uitspreken: in de eerste roman nam hij een Bijbels verhaal als uitgangspunt, in zijn tweede heeft hij onder de mom van een dorpsverhaal de bekrompenheid en achterlijkheid van ons leven aan de kaak gesteld. Zijn romans waren immer een peiling in het diepste wezen van de mens om alle elementen op te sporen die de volledige ontplooiïng van de mens hebben belemmerd.
Steeds is zijn werk uitgegroeid tot een grootse aanklacht en een bijna metaphysische bezinning op de levensessentialia.
Reeds heeft de actieve Nederlandse uitgeverij A.A.M. Stols ‘Het Boek van Joachim van Babylon’ gepubliceerd, terwijl zij nu in een verzorgde uitgave de tweede roman onder bovengenoemde titel op de markt brengt. Ik verheug me over de publicatie van deze twee meesterwerken van Gijsen die voor de flinke verspreiding van zijn werk een even flink uitgever heeft gevonden al vind ik dat onze Vlaamse uitgevers zich weer deerlijk lieten beetnemen om eindelijk eens twee sublieme werken in eigen land en in Nederland te introduceren.
Dit alles pleit evenwel voor de degelijkheid van het Nederlands uitgeverssysteem en bewijst tevens de achterlijkheid van ons Vlaams bedrijf dat bij een reeds zo slechte konjunktuur nog een gelegenheid openliet om zich te laten verschalken.
Rik Lanckrock.
| |
Kristian Elster: ‘Uit de paradijstuin’ - Uitgeverij Hollandia - Baarn - 1948 - 268 blz. - F. 6.50 - Uit het Noors vertaald door M.J. Molanus-Stamperius.
‘Uit de Paradijstuin’ is een aangrijpend levensverhaal van een paar mensen die, onmeedogend door het noodlot geslagen, het bitterste ervaren dat een mens treffen kan: vervlakking en berusting.
In dit boek heeft Kristian Elster op doordringende wijze de levenscurve van een aantal hartstochtelijke personages beschreven. Op elk mens uit dit boek weegt een tragiek die hem tot de dood of tot een gedwongen berusting voert.
Deze roman werd zeer knap geconstrueerd terwijl de stijl van de auteur - nu eens sober en direct, dan weer dreigend dynamisch of rustig be- | |
| |
schouwend - telkens aangepast is aan het behandelde type. Dit belet evenwel niet dat er vaak een sombere stemming op dit verhaal rust, stemming die niet altijd terdege gemotiveerd of gerechtvaardigd is. Anderzijds heeft de overdreven ernst waarmede de auteur sommige levensfeiten of mensentypes beziet hem nu en dan een psychologische fout doen begaan door zekere dialogen op theatrale wijze aan te dikken met beschouwingen die allesbehalve passend zijn voor de behandelde personages.
Daarenboven meen ik dat de auteur een verwijt treft om zijn té stoere, vaak zelfs gevoelloze toon die menige passage minder genietbaar maakt. Zulks is m.i. het gevolg van het feit dat deze Noorse romancier in dit werk tevens gepoogd heeft om zonder enige sentimentaliteit de oorlogstragiek te verweven.
Deze tekortkomingen wegen echter niet op tegen de ontegensprekelijk grote kwaliteiten van deze roman die getuigt voor de rijpheid en de veelomvattende greep van de ten onzent niet gekende Kristian Elster.
Rik Lanckrock
| |
Piet Schepens: ‘Selma Lagerlof’ - Verkrijgbaar bij auteur, Prof. Kluyskensstraat, 7, Gent - 1948 - 230 blz. - 90 Fr.
Spijts de apathie van onze Vlaamse mensen voor het Scandinaafs cultuurleven blijft Piet Schepens onvermoeid ijveren om de Scandinaafse literatuur nader tot ons te brengen.
Voor een paar maanden nog verscheen bij de uitgeverij A.G. Stainforth van zijn hand een vertaling van twee romans van de minder gekende Noorse auteur Kristian Elster, terwijl hij nu, in eigen beheer, een uitvoerige biografie publiceert over de grootste Zweedse romancière: Selma Lagerlöf.
De bevoegdheid van Schepens inzake Scandinaafse literatuur staat buiten alle twijfel. Dit boek is dan ook stevig gedocumenteerd, interessant en met een diepe verering voor deze schrijfster uitgewerkt. Vollediger kon de mens Selma Lagerlöf moeilijk voorgesteld worden.
Hetzelfde kan men evenwel niet zeggen van de voorstelling van S.L. als romancière. Ik zal niet beweren dat Piet Schepens te weinig over haar werk geschreven heeft, doch hij heeft m.i. té veel belang gehecht aan een haarfijne preciesheid bij het vermelden van vaak onbelangrijke détails (het groot gevaar van alle biografieën!).
Wat we vooral van een knap essayïst als Piet Schepens mochten verwachten was een diepere penetratie ten einde facetten van het werk van Lagerlöf blijvend in de herinnering van de lezer te prenten.
Persoonlijk ken ik het werk van Lagerlöf ‘De Voerman en de Dood’ niet, doch ik meen, naar de inhoud te oordelen, dat hierover substantiëler beschouwingen konden geschreven worden. Deze opmerking geldt voor een groot aantal van de door Schepens besproken werken.
Dit alles belet evenwel niet dat ik deze biografie ten zeerste aanbeveel bij de lezers die belang stellen in Selma Lagerlöf en in de Scandinaafse literatuur.
Rik Lanckrock
| |
| |
| |
Pierre H. Dubois: ‘Quia absurdum’ - Verzen - Helikon-reeks (onder leiding van Ed. Hoornik) 13e jaargang - No 39 - A.A.M. Stols - 's Gravenhage - 1947 - Prijs fl. 1.90.
Waren de verzen van ‘De Semaphoor’ (De Spiegel) over het algemeen ietwat te cerebraal opdat ze reeds tot de goede poëzie zouden behoord hebben, in onderhavige bundel is dit euvel grotendeels overwonnen. Dat hij dichter is heeft Dubois met deze bundel bewezen. Zijn schriftuur is verzorgd en secuur, ze vervalt nergens in pathos. Onder de Vlamingen zijn er wellicht die Dubois te droogjes zullen vinden, doch het is maar een schijn. Het komt wellicht doordat hij zijn gevoelens beheerst zowel als de vorm waarin hij ze voorzichtig tactvol en bijna schroomvallig laat doorzijpelen. Het is ‘geen laaiend vuur, geen uitgedoofde vlam’ maar de juiste maat zijner persoonlijkheid. Hij bezit de wijsheid binnen zijn grenzen te blijven en bereikt hierin heel wat waardevols. De persoonlijkheid nu die zich hierin uitspreekt is er een van een jonge mens zoals we er in deze tijd velen kennen;
...bewust van onvermogen
bij een leven dat onmerkbaar brak,
en die aan de rand van de wanhoop toch hiertoe niet kan besluiten, niet omdat hij in laatste instantie de weg zag om er aan te ontsnappen, doch meer ‘quia absurdum’:
Maar toch ook bewust van een verwachten,
dat op niets berust dan op geduld...
De ganse bundel beleven we met de dichter verschillende aspecten van deze eerlijke zelfintrospectie. Ondanks enkele ogenblikken waarin hij niet boven het banale weet uit te stijgen, vatten de meeste dezer verzen de toon van waarachtigheid die boeit en ontroerd en bereikt de dichter in enkele gevallen een acute en sobere vormgeving die het alledaagse duidelijk overtreft.
Met deze bundel eist Dubois onbetwistbaar zijn plaats op onder de belovende jonge Hollandse dichters.
Erik van Ruysbeek
| |
Michel Van Der Plas: ‘Dance for you’ - Verzen - Helikon-reeks (onder redactie van Ed. Hoornik) - 13e jaargang. - No 40 - A.A.M. Stols - Uitg. - 's Gravenhage - 1947 - Prijs fl. 1.90.
Ziehier een reeks van 33 sonnetten, voorafgegaan van een soort fantasie, alles taalvaardig en vlot geschreven en in hun geheel ontstaan onder de indruk der huidige tijdsomstandigheden.
Tijdsdokumenten dus, doch van het goede soort: t.t.z. ook voorzien van poëtische waarde Deze verzen geven ons een beeld, het is niet de eerste maal, van de ontreddering van de jeugd na de verschrikkingen die nog in ieders geheugen liggen. De dichter vertelt ons hoe de oorlog uitbrak toen hij nog bijna een kind was en hoe deze opeenvolging van verschrikkelijke ervaringen hem alle houvast ontnam en hem tot een mens vormde die nu met een diep gevoel van de nutteloosheid dezer pogingen overal uitkomst zoekt voor het grote verlies dat hem is overkomen, waar- | |
| |
van hij het gemis schrijnend in elke vezel voelt en dat hij nochtans niet geheel in staat zou zijn duidelijk te definiëren. Ten langen laatste wendt hij zich tot God maar ook hier krijgt hij geen antwoord dat hem kan bevredigen. ‘God zendt de stormen en hij laat ons huilen’ heet het. Het enige wat hem overblijft is het lied en de liefde van een vrouw. Dit boekje is een mengeling van berusting, van vertwijfeling, van schampere ironie, van diepe teerheid, van angst en van toch nog hoop. De vormgeving, zonder tot de grote klasse te behoren, verdient in de beste verzen toch wel de kwotering: sterk, waar aanstonds moet aan toegevoegd worden dat ook in de zwakkere gedeelten geen gedicht ons geheel onbewogen laat. Deze verzen komen daarenboven uit een werkplaats waar degelijk werk wordt geleverd. Fouten zou ik gemakkeljik kunnen aanstippen. Doch ik stip liever aan dat men aanstonds opmerkt dat Van Der Plas verzen maken kan. En een debutant die van zulke hoedanigheid blijk geeft schenkt men crediet.
Erik van Ruysbeek
| |
Friedrich Dessauer: ‘Isaac Newton's levensreis tot scheppend inzicht’ - Met een inleidend woord van Dr. J. Clay - Vertaling Ir A.J. Dijker - Uitg. ‘De Kern’ - Paviljoensgracht 17-19 - 's Gravenhage - 380 blz. - Prijs fl. 7.90.
Eindelijk in het Nederlands een boek over Newton, dat voor het grote publiek is bestemd. Een biographische roman, vlot en onderhoudend geschreven maar die tot in de kleinste bizonderheden de historische waarheid, voor zover die de huidige Newton-vorsers bekend is, met getrouwheid en nauwkeurigheid volgt. Niet alleen het groot publiek echter, doch ook de meer wiskundig-geschoolde lezers zullen in dit werk een vruchtbare lectuur vinden. Na elk hoofdstuk immers zullen ze een hoofdstuk aantekeningen en aanvullingen kunnen lezen die over het algemeen beschouwd een grotere specialisering veronderstellen.
De grote verdienste van het boek is m.i. hierin gelegen dat het klaar en duidelijk de betekenis van Newton's werk in de ontwikkelingsgeschiedenis van het menselijk weten heeft afgelijnd. De weg volgend die door Galileï en Kepler werd aangetoond breekt hij af met de hypothetische constructies van geheel de vroegere philosophie, om een inductieve methode te helpen vestigen die aan de grondslag ligt van het moderne proefondervindelijk onderzoek en wetenschappelijk denken. Al zullen vele philosophen na hem nog blijven uitgaan van hypothesen, (want de wet der traagheid, die hij furmuleerde, geldt ook voor het denken) toch zal de kentering, aan de aanvang waarvan hij ons als de imponerendste figuur verschijnt, niet meer te stuiten zijn en zal de nieuwe methode meer en meer veld winnen.
In het kader dezer nieuwe denk- en onderzoeksmethode nu heeft Newton zelf beslissende grote ontdekkingen gedaan. De ontdekking van de differentiaalrekening (over de twistvraag nopens het toekennen der prioriteit voor deze ontdekking aan Newton of aan Leibniz verschaft dit werk een uitgebreid dossier) het ontdekken der drie wetten Van de beweging
| |
| |
hebben de poort geopend voor alle grote moderne veroveringen der techniek, tot de atoombom toe.
Dit zijn slechts enkele hoofdlijnen van een in nog vele andere opzichten rijk en boeiend boek. De man die dit boek schreef is daarenboven, niet alleen een goed stylist, maar ook nog een veelzijdig georiënteerde persoonlijkheid en een wijze, die fantasie en gemoedsgaven weet te paren aan een secure wetenschappelijke correctheid.
De uitgeverij ‘De Kern’ wensen we geluk met deze uitgave, die een ruime verspreiding verdient en die ook wel vinden zal.
Erik van Ruysbeek
| |
Ph. De Vries: ‘Tussenspel der redelijkheid’ - Schets van de cultuurgeschiedenis der 18de eeuw - Amsterdam - N.V. Quedido's uitgeversmij. - 1948 - 152 blz. Prijs geb. f. 5.50.
De 18e eeuw staat bij velen zeker niet in geur van heiligheid. Het zal wel grotendeels te wijten zijn aan het feit, dat het katholiek onderwijs hier gedurende vele decennia de belangrijkste strategische posities innam en geen gelegenheid liet voorbij gaan om de eeuw van Voltaire hatelijk te maken. Het is een bekend feit, dat een overtuigd katholiek rood ziet van zodra hij deze laatste naam hoort vernoemen: als die van satan in hoogst eigen persoon.
En nochtans kunnen we aan de eeuw der Encyclopedie een voorbeeld nemen indien wij er, zij het maar in geringe mate, prijs op stellen onze persoonlijkheid van alle opgeschroefdheid, dogmatismen, ideologieën, en dikdoenerijen te vrijwaren. In de 18e eeuw was de mens de maat van alles, niet de mens met een hoofdletter, doch de mens zoals hij zich in de practijk aan ons vertoont, de ‘honnête homme’ die werkt aan zijn geestelijke vervolmaking zonder het onmogelijke van zijn krachten te eisen en zonder zichzelf ooit te verliezen in schimmennajagerij. De redelijkheid wordt de toetssteen der gedragingen. En ze is zo redelijk, dat ze met de menselijke onvolmaaktheden rekening houdt en dus ook niet overdreven redelijk wil zijn. ‘De redelijkheid als modus vivendi is de schoonste bijdrage van de 18e eeuw tot de humanistische traditie; de redelijkheid, die toegeeft dat het gevoel en alles wat daarmee samenhangt sterker zijn dan de leer, doch dat men niettemin moet trachten ervan te maken, wat ervan te maken is, als beschaafd mens in een beschaafde maatschappij.’
Deze tijd is werkelijk een oase geweest tussen twee tijdperken vervuld van ideologieën, en het valt te begrijpen dat de machten, die er belang bij hebben het mensdom voor andere doeleinden dan voor haar zelf te gebruiken, alles in het werk stellen om de herinnering aan een tijd waarin de menselijke geest bevrijd werd van de machten der duisternis te vertroebelen en te vervalsen.
Daarom alleen reeds verdient het goedgeschreven boek van Ph. De Vries een zeer ruime verspreiding.
Erik van Ruysbeek
| |
| |
| |
W.F. Wertheim: ‘In gesprek met mijzelf’ - Overdenkingen over weten, begrijpen en geloven - Amsterdam - N.V. Em. Querido's uitgeversmij. - 1948 - 180 blz. - Prijs geb. f. 6.50.
Dit boek van de gekende socioloog en econoom W.F. Wertheim werd te Batavia onder de indruk van de naderende oorlog begonnen, het werd in een Japans interneringskamp voortgezet en na de bevrijding in Holland voltooid. De wereldschokkende gebeurtenissen brachten, zoals het voor zovelen gebeurde, ook Wertheim ertoe het waardenstelsel dat hij tot dan toe aanvaardde te herzien en deden hem uit zijn ivoren toren treden.
In een reeks dialogen tussen Ego en Alterego onderzoekt hij de voornaamste problemen, die in verband staan met het kennisprobleem. De algemene basis wordt gevormd door een grote scepsis ten overstaan van de mogelijkheid om door middel van het denken tot enige betrouwbare kennis van de objectieve wereld te geraken. Op deze achtergrond spelen zich zijn overdenkingen af over waarheid en begrijpen, kennis, denken in het algemeen, wiskundig en natuurwetenschappelijk denken, over het oorzakelijkheidsprobleem dat hier een soort centrale positie inneemt, over het begrijpen en ten slotte overe waarden en het ‘ik’. Ondanks de twijfel, ondanks de erkenning dat we slechts in een betrekkelijke waarheid kunnen ‘geloven’ komt hij tot de slotsom dat we toch ons moeten inzetten ter verdediging of verovering van ‘waarden’ (waarvan hij eveneens de betrekkelijkheid moet erkennen). En het boek eindigt op een soort vizioen, een happy end zonder argumenten, waarin het dualisme van rationeel denken en arationeel begrijpen, dat onze kenniswereld beheerst, waarin ego en alterego versmelten tot de eenheid waarnaar heel ons wezen verlangt.
Het zou te ver leiden dit alles te bespreken. De zwakke punten van dit betoog liggen m.i. daar waar hij tot de noodzakelijkheid van handelen besluit uit de afwezigheid van objectieve kennis, en dit is feitelijk datgene waarom het boek geschreven werd, en een ander zwak punt ligt in de werkelijk naieve manier waarop hij het determinisme meent te weerleggen. Hiermee wil ik niet zeggen dat volgens mij de mens tot niet-handelen moet besluiten noch dat het determinisme de waarheid behelst, ik wil alleen maar zeggen dat schrijvers argumenten niet overtuigend zijn voor deze twee punten. De affectieve elementen spelen hem hier parten en er is meer goede wil aanwezig dan juist inzicht. Afgezien hiervan bevatten deze dialogen echter zoveel goeds, bv. over het begrijpen, over het ‘ik’, ook in verband met het oorzakelijkheidsprobleem e.a., dat het me werkelijk speet toen ik met de lectuur reeds klaar was. En voor iemand, die met zichzelf in het reine wenst te komen, kunnen trouwens alle gedachtengangen van dit werk bevruchtend werken, het meest nog diegene waar men zich niet kan mee verenigen. Voor hem vormt het een kleine leerschool van het denken.
Erik van Ruysbeek
| |
| |
| |
Louise Moor: ‘Toonladder’ - Gedichten - A.A.M. Stolsuitg. - 's Gravenhage - 1948 - 36 blz.
Deze gedichten getuigen van een zeer gevoelige en fijnbesnaarde persoonlijkheid, die nog op zoek is naar de haar passende vorm en hem nog niet helemaal heeft ontdekt. De motieven zijn de gewone weemoedsmotieven van zoveel huidige poëzie. Ze worden hier noch aangrijpend, noch nieuw uitgedrukt, de ‘toonladder’ van de dichteres is er eerder een van mineurtonen. Binnen deze grenzen tracht ze een dubbel doel na te streven: zuiverheid van gevoel en uitdrukking en incantatiekracht van de taal. Wat dit laatste betreft is ze vaak op een verkeerd spoor, nl. wanneer ze ‘poëtische’ woorden en uitdrukkingen gebruikt die het in haar ogen moeten doen, doch die in werkelijkheid de cliché's in haar verzen binnensmokkelen. Af en toe gelukt het haar toch een klein effect te bereiken. Beter valt het uit wanneer ze zich vooral toelegt op zuiverheid. Hier presteert ze reeds, zonder dat ik van grote kunst zou gewagen, waardevols. Op haar beste ogenblikken doet ze me denken aan de luchtige en toch zielsvolle fijnheid van Chinese kwatrijnen.
Erik van Ruysbeek
| |
Norman Collins: ‘Een huis in de dulcimerstraat’ - Vertaald door Johan Winkler. - Geb. 640 blz. - Uitgeverij ‘Keesing’ - Amsterdam.
Zelden heeft een lijvig boek als ‘Een huis in de Dulcimerstraat’ van de Brit Norman Collins ons zo geboeid. In Engeland werd het tijdens de oorlog als een best-seller onthaald, wellicht niet alleen omdat er actuele toestanden in opgeroepen werden, maar vooral voor de losse, eenvoudige schrijftrant en de doordringende kijk op mensen en dingen, waarvan de auteur, die sedert 1940 aan de B.B.C. verbonden is, telkens blijk gaf.
De roman speelt zich te Londen af, vlak vóór en tijdens het begin van de oorlog. De bewoners van een appartementsgebouw in de Dulcimerstraat, gelegen in een minder deftige wijk, vormen er de hoofdpersonages van. Alle zijn doodgewone mensen, gegrepen uit het dagelijkse en alledaagse leven, maar ieder heeft een eigen karakter, dat ons door treffende details scherp wordt voorgesteld. Het zou ons te ver leiden indien wij de talrijke personages, die wij ons lange tijd duidelijk zullen herinneren, zouden voorstellen. Wij willen er slechts aan toevoegen, dat ieder figuur een verrassing zal zijn voor de lezer, die zich nergens zal vervelen, omdat het ons een meesterlijke kroniek biedt van het dagelijkse leven, geschreven op een specifiek Engelse, flegmatieke manier, waarvan de gevoeligheid zich laat raden achter het koele, zakelijke woord.
Remi Boeckaert
| |
| |
| |
Pliet Van Lishout: ‘De zaak Dr Jaminez’ - Geb. 216 blz. - 48 Fr. - Uitgeverij ‘Contact’ - Amsterdam en Antwerpen - Voor België: Schilderstraat, 21, Antwerpen.
Ofschoon Pliet Van Lishout reeds met zijn roman ‘De Obsessie’ van meer dan gewoon talent getuigde, werd deze jonge schrijver door onze critici-op-zoek-naar-talenten al te zeer veronachtzaamd. Misschien staarden deze critici zich blind op enkele gebreken in ‘De Obsessie’ (of hadden ze deze roman wel gelezen?), want anders valt het moeilijk te verklaren dat Van Lishout niet in één adem met Lampo en Van Aken werd vernoemd. Wat er ook van zij, thans zal men - naar aanleiding van het verschijnen van ‘De zaak dr Jaminez’ - Van Lishout's verdiensten niet meer kunnen doodzwijgen of ontkennen.
Zeker, op Van Lishout's jongste roman, die hij op 24-jarige leeftijd (vier jaar geleden) schreef, dienen er een paar aanmerkingen gemaakt, maar anderdeels vallen er zoveel kwaliteiten in aan te stippen, dat wij er vast van overtuigd zijn, dat Van Lishout alles in zich heeft om een romanschrijver van groot formaat te worden.
Vooreerst heeft Van Lishout, die rijk is aan fantasie, een bizonder scherpe psychologische kijk. Hij weet in het zieleleven van de meeste van zijn personages, die alles behalve simplistische naturen zijn, ongemeen diep door te dringen. Bovendien kan hij atmosfeer scheppen en beschrijven zonder vervelend te worden, ofschoon wij zijn stijl in geen geval dynamisch mogen noemen. De details schaden evenwel niet, ze zijn raak en schetsen bepaalde toestanden en houdingen, die er nodig zijn om de figuren in hun milieu of gemoedstoestand te situeren. De dialogen, die wellicht de drie vierden van de roman in beslag nemen, zijn levendig en boeiend. Van Lishout schrijft met mannelijke en vaardige hand. Steeds slaagt hij er in zich te beheersen en de gebeurtenissen objectief voor te stellen, ofschoon zijn zwaarmoedige, innerlijk gefolterde personages blijkbaar iets van de gemoedsgesteldheid van de schrijver hebben. Doch dit is nu eenmaal een grote verdienste van de auteur: zichzelf te zijn en toch een ander, mensen en toestanden op afstand gade te slaan en er iets van zichzelf in te belichamen, waarnemen en voelen.
In ‘De zaak dr Jaminez’ gaat het hier niet zo zeer om het verhaal dan om de substantie, de geest van de roman. ‘Wordt de moordenaar gedreven door zijn vrije, koelberekende wil of is hij zijn ondanks beheerst door zijn instinct?’ Hierop geeft Van Lishout geen afdoende antwoord. Eerst krijgen wij de indruk, dat Jaminez de vriendin van zijn vrouw vermoord heeft om het probleem op te helderen en zijn studie te kunnen beëindigen. Doch plots duikt zijn collega dr Fu op, die ons laat vermoeden, dat Jaminez slechts fictief de moord pleegde. Hier hadden wij meer klaarheid gewenst. Of lag het in de bedoeling van de auteur alles geheimzinnig te houden? In de eerste blz., die bij het slot aansluiten, neemt de geheimzinnigheid zelfs toe. ‘Heb je al de instrumenten gereinigd, Jeanne?’ vraagt Jaminez's vrouw, alsof Jaminez na zijn vlucht terug naar huis is gekomen of leeft de vrouw ook in een fictieve wereld, tussen droom en werkelijkheid? of is ze krankzinnig geworden? Eén
| |
| |
feit blijkt echter duidelijk: het levenswerk van dr Jaminez, de vorser, is mislukt.
Tevens hadden wij meer willen vernemen over de verhouding Cottar-Jaminez. Waarom werd Jaminez van de moord op Cottar beschuldigd? Niettemin heeft Van Lishout in Jaminez, een gecompliceerde natuur, die beurtelings aantrekt en afstoot, een indrukwekkend personage belichaamd. Van Lishout's stijl mist af en toe kleur en relief. En enkele malen bedient hij zich van cliché's als ‘tot overmaat van ramp’ en ‘raapte ik mijn moed tezamen’. Globaal beschouwd echter is zijn stijl zelden monotoon en nergens door ‘schoonschrijverij’ verkwanseld.
Remi Boeckaert
| |
Jean du Parc: ‘Christine Lafontaine’ - Tweede herziene uitgave. - Geb. 404 blz. - ‘Marilou’ - geb. 446 blz. - Beide 175 Fr. en uitgegeven door P. Vink, Vlaamse Kunstlaan - Antwerpen.
Ofschoon de belangstelling voor onze literatuur sedert de bevrijding aanzienlijk is afgenomen, verscheen er reeds een tweede, herziene uitgave van Jean du Parc's ‘Christine Lafontaine’. Wellicht is dit niet zo zeer te wijten aan de verdiensten van deze roman dan aan het feit, dat de auteur (Willem Putman) zijn stof heeft geput uit gebeurtenissen, die ons nog vrij vers in het geheugen liggen.
Jean du Parc heeft de gemoedsgesteltenis beschreven van een vrouw, die door de oorlogsomstandigheden van haar man werd gescheiden. Christine Lafontaine, een jonge, voorname en intelligente vrouw, die alleen nog troost vindt in haar zoontje, wacht met ongeduld op de terugkeer van haar man, die in Duitsland als krijgsgevangene verblijft. Inmiddels is dr. Stein, een cultuur-Duitser en geen sabelslikker, in haar woning ingekwartierd. Christine wil een ontmoeting met de officier vermijden, maar het toeval brengt hen te zamen. Stein stelt zich telkens op ridderlijke wijze tegenover Christine aan. Zijn liefde voor Christine kan hij echter niet lang verzwijgen, maar er van overtuigd, dat zijn liefde niet kan en mag beantwoord worden en na de dood van zijn zuster, waardoor hij gevoelig geschokt werd, vertrekt Stein naar het Oostfront. Een vriend van Christine's man, dr. van der Eycken, wordt wegens ziekte uit het krijgsgevangenkamp ontslagen. Hij komt in contact met Christine en wordt eveneens op haar verliefd. ‘Penelope’ wijst echter ook dr. van der Eycken af. De dokter komt geestelijk ontwricht in bordelen terecht en sterft na een slepende ziekte. Inmiddels komt Christine's man terug op het ogenblik dat zijn vrouw afwezig is. Er doen zich nog enige verwikkelingen voor, maar alles komt ten slotte terecht.
Christine, dr. Stein en dr. van der Eycken vormen een trio, dat men niet licht zal vergeten. Jean du Parc slaagde er in deze figuren op treffende wijze uit te beelden. Alle zijn levensecht voorgesteld en hun handelwijze werd tot in de bizonderheden verantwoord. Anderdeels vinden wij het jammer, dat de auteur zich soms aan herhalingen bezondigt en zich vaak
| |
| |
al te litterair uitdrukt. Indien zijn taal soberder ware geweest en vrij van impressionistische cliché's, zou zijn roman aanzienlijk in waarde gestegen zijn.
Jean du Parc's daaropvolgende roman ‘Marilou’ speelt zich eveneens tijdens de oorlog af. Ditmaal echter is een volksmeisje de hoofdfiguur. De auteur beschrijft de lijdensweg van een weesmeisje, dat het huis van haar tante verlaat om met een Duits soldaat te gaan leven. Deze wordt echter uit afgunst door een Gestapoman vermoord. De Gestapoman weet het zo aan boord te leggen dat Marilou hem gewillig is. Daarop volgt de bevrijding en Marilou geraakt in ernstige moeilijkheden. De kapelaan, die haar steeds deernisvol heeft bejegend, weet haar echter te redden en te bekeren.
‘Marilou’ bereikt op verre na het peil niet van ‘Christine Lafontaine’. Jean du Parc kon nochtans met dit onderwerp iets bereikt hebben indien hij zijn taak ernstig had opgenomen. Nu echter hanteerde hij de grove borstel als was hij gehaast om een tweede succesroman te schrijven. Psychologisch is ‘Marilou’ onvoldoende verantwoord en de literatuur ligt er bijwijlen vingerdik op. Sommige hoofdstukken lijken daarbij al te toneelmatig, o.m. het gesprek tussen kapelaan Bonte en professor De Vos. (blz. 19-40). Financieel mag de auteur zich misschien over ‘Marilou’ verheugen, als artist moet hij er echter spjit over voelen.
Remi Boeckaert
| |
Katherine Mansfield: ‘Prelude’ - Uit het Engels vertaald door Beatrice Willing - Uitgeverij ‘De Driehoek’ - 's Graveland - 224 blz.
Van de bij ons nog te weinig bekende Engelse schrijfster Katherine Mansfield, die op 34-jarige leeftijd aan een slepende ziekte overleed, verscheen in Nederlandse vertaling een keuze uit haar novellenbundels ‘The Dove's nest’, ‘Bliss’ en ‘The garden party’.
Katherine Mansfield's inspiratieterrein ligt alles behalve in het buitennissige. Haar blik bleef gevestigd op het doodgewone, alledaagse leven, waarvan zij enkele kiekjes heeft genomen. Louter fotografisch ging zij evenwel niet te werk. Zij geeft aan haar opnamen telkens relief, kleur en leven. Wij kunnen het enigszins betreuren, dat deze novellen soms de nodige spankracht missen, doordat de schrijfster soms in details verstrikt bleef, doch anderdeels treft haar spontane, ongekunstelde toon, die ons de indruk geeft dat wij nog met een natuurkind te doen hebben. Alhoewel Katherine Mansfield zich soms vrij sentimenteel uitdrukt, vooral wanneer ze de handelwijze van kinderen beschrijft - iets waaraan vrouwen wellicht minder of geen aanstoot zullen nemen - geeft ze elders niettemin blijk van eten scherp registratievermogen en weet ze af en toe ook een humoristische toon aan te saan.
Katherine Mansfield's aandacht is vooral gevestigd op vrouwen en kinderen, op bloemen en op het leven in de natuur. Er ligt iets fris en charmerends in haar werk, maar ook iets weemoedigs, een naamloos verdriet:
| |
| |
‘Ik bedoel niet het verdriet dat wij allen kennen, zoals ziekte, armoede en dood. Neen, het is iets anders. Het is er, diep in je, diep in je, als een deel van jezelf, zoals je ademhaling.’
Katherine Mansfield laat haar ziel spreken. En hiermede toont zij de vele facetten van haar rijk begaafde, dichterlijke natuur.
Remi Boeckaert
| |
Per Nilsson-Tannér: ‘Niemand keert terug’ - Ing. 290 blz. F. 5.90 - Uit het Zweeds vertaald door M.J. Molanus-Stamperius. De Nederlandse Uitgeverij, Baarn.
Van de nog vrij jonge Zweedse schrijver Per Nilsson-Tannér verscheen in Nederlandse vertaling ‘Niemand keert terug’. Naar de titel te oordelen zou men vermoeden met een oorlogsroman te doen te hebben, doch nogmaals hebben wij een specifiek Skandinavische roman voorhanden, wat wil zeggen: de geschiedenis van een boerengeslacht. Niettemin heeft ‘Niemand keert terug’ ons meer geboeid dan wij durfden verhopen, want de auteur is nu eenmaal een rasschrijver, die weet door te dringen in het volle leven en het op eenvoudige, ontroerende wijze weet uit te beelden.
Per Nilsson-Tannér belicht de tegenstelling tussen het platteland en een industrïecentrum. Met kloeke hand schetst hij de toestand van het landbouwbedrijf, dat ten onder gaat bij gebrek aan werkkrachten, die naar de industrie, waar er meer te verdienen is, uitwijken. Een van de aangrijpendste figuren uit ‘Niemand keert terug’, boer Niklasson, moet zich voor het noodlot gewonnen geven en sterft. Zijn hoeve gaat in vreemde handen over, zijn enige dochter heeft geen zin in het landbouwbedrijf en trouwt met de vroegere knecht, die eveneens zijn heil zocht in de industrie.
Zoals de meeste Skandinavische romans is ook deze van Per Nilsson-Tannér somber en tragisch. En de auteur voelt zich evenmin nergens gehaast om de gebeurtenissen als het ware vooruit te stuwen. Hij heeft een voorliefde voor details en bezondigt zich wel eens aan te overdadige beschrijvingen. Zijn personages weet hij evenwel levensecht voor te stellen, terwijl hij blijk geeft van een doordringende kijk op sociale toestanden. ‘Niemand keert terug’, een roman van groot formaat, is het werk van een knap schrijver.
Remi Boeckaert
| |
‘Nieuw Vlaams tijdschrift’ Novembernr. '48. - Uitg. Ontwikkeling - Antwerpen.
Dit nummer bevat o.m. een paar interessante bijdragen: nota's van Herman Teirlinck over het Vlaams toneel en een verhaal van Hugo Claus. Teirlinck geeft een overzicht van onze toneelliteratuur, die hij op persoonlijke wijze en met liefde belicht, waarna hij zijn opvatting uiteenzet over het Nationaal Toneel, zonder de ‘droom’ van dr De Gruyter buiten beschouwing te laten.
| |
| |
Het verhaal van Hugo Claus mag een verrassing genoemd worden. Indien men de schrijver niet zou kennen, zou men bezwaarlijk kunnen geloven, dat dit verhaal ‘Het Huis in de Struiken’ door een nauwelijks negentienjarige werd geschreven. Claus geeft blijk van een scherpe kijk op de reacties van een meisjesziel, terwijl hij zijn verhaal met atmosfeer weet te omhullen. Wat ons niet minder treft in het werk van deze jongeman, is zijn koele en beheerste toon en zijn durf om de gebeurtenissen onbevangen voor te stellen. Anderdeels vinden wij het jammer, dat Claus (wellicht opzettelijk) beurtelings in de 1ste en de 3de persoon schrijft, waardoor hij soms aanleiding geeft tot verwarring.
Remi Boeckaert
| |
F.M. Dostojewski: ‘Misdaad en straf’ - Vertaling van Else Bukowska - Uitgeverij Contact Amsterdam-Antwerpen - 2 delen - 487 blz. - 60 fr. per deel.
Dit werk is een nieuwe vertaling van het gekende ‘Schuld en Boete’. Raskolnikov, en arm student, doodt een oude woekeraarster om ze te beroven. Hoe hij nu ook redeneert, hoe zijn verstand nu ook die misdaad toelaat en rechtvaardigt, toch ontkomt hij zijn gweten niet. De wroeging kwelt hem. En tenslotte gaat Raskolnikov zich zelf aangeven.
In geen enkel boek wordt de wroeging en het zedelijk bewustzijn scherper geanalyseerd dan hier. Klassiek zijn de passages, waar de hoofdpersoon uiteenzet, hoe hij de mensen verdeelt in twee groepen, nl. de gewone en de bijzondere - de gewone, die de wetten van de maatschappij moeten volgen, en de bijzondere, wie alles is toegelaten, de blz. over de psychologie van de misdaad en de grote biecht aan Sonja. Psychologisch een meesterwerk. Maar ook realistisch. Want Dostojewski tekent ons het ellendige leven van de kleine mens in St-Petersburg, de grootstad. Sonja, het zeventienjarig meisje, dat zich dagelijks vergooit, opdat haar moeder en zuster niet zouden verhongeren, Marmeladov, haar vader, het type van de dronkaard, die zijn familie ten onder brengt, Loesjin, de parvenu, Svidrigailov, de wellustige boemelaar, zonder eer, misdadiger uit genot, maar die ook aan zijn geweien niet zal ontsnappen, Porfiri, de ‘psychologische’ onderzoeksrechter, Lebjezjatnikov, de levensvreemde idealist, goed en rechtvaardig, communard, personificatie van de jeugd, die zich los wil maken van alle vooroordelen, voorstander van het vrije huwelijk (zijn tirade over het dragen van horens in het vrije en wettige huwelijk is het herlezen waard), Razoemichin, de vriend niettegenstaande alles, de sympathiekste figuur uit het boek, tevens de verkondiger van schrijvers anti-liberale en anti-sociologische ideeën, enz..., enz...
Een boek, hoe somber het ook is, vol psychologische rijkdom, en vooral vol zedelijke schoonheid en sterkte.
Karel Haerens
| |
| |
| |
Alja Rachmanova: ‘Het leven van een groot zondaar’. - Een Dostoïevsky-roman. - Vertaling van Brunklaus. - Uitg. Heideland - Hasselt - 1e deel: ‘De Weg van het Genie’ - 508 blz. - 2e deel: ‘Voltooiing’ - 712 blz. (200 fr. per deel)
Een biografie van de meest menselijke maar ook meest religieuze Russische schrijver. Rachmanova documenteerde zich jarenlang - in dagboeken en brieven, oordeelvellingen en studies, officiële stukken en getuigenissen - om tenslotte dit reusachtig werk van over de twaalfhonderd blz. te schrijven. Een werk, dat echter niet alleen onze eerbied afdwingt, maar tevens onze aandacht en onze tijd ten volle verdient. Reeds van bij de aanvang treft ons het motto (een paragraaf uit een brief van Dostoïevsky): ‘Het leven is overal het leven; het leven is in onszelf en niet in dat wat buiten ons is, ...mens onder mensen te zijn en het altijd te blijven, niet te wanhopen en niet ten onder te gaan, ook niet in de grootste ellende - dat is de zin van het leven!’ En schrijfster toont ons Dostoïevsky: de psycholoog, die steeds zichzelf genadeloos analyseert en de romantische dromer, de mens met het warme hart, de speler en zondige kleine mens, de Evangelische filosoof en de ethieker met het diepe religieuze bewustzijn. Handig, en dit is wel de grootste verdienste van Rachmanova's biografie, is de manier waarop schrijfster het volledige literaire werk van Dostoïevsky ziet groeien in zijn leven. Ganse zinnen, paragrafen, ja, soms volledige blz. uit de romans van Dostoïevsky worden hier letterlijk in het verhaal ingeweven, zodat het ons soms zeer moeilijk valt Rachmanova van Dostoïevsky te scheiden. Ganse dialogen uit ‘Misdaad en Straf’ bv., en uit de andere Dostoïevsky-romans, worden hier in de mond gelegd van ‘historische’ personen. Een geromanceerd essay a.h.w. Maar tevens een brok levende levensgeschiedenis, een boeiende schildering van het literaire, maar ook absolutistische Rusland van de 19e eeuw en vooral een diepgrondige analyse van de Russische, religieuze mens. Een groots werk, dat, door zijn eenvoud, natuurlijkheid van stijl en compositie, de allure heeft van een volksboek,
maar tevens een standaardwerk is, dat alle vorige biografieën en essays over Dostoïevsky samenvat en qualitatief-literair overtreft.
Spijtig dat zo 'n mooi boek, ook materieel, ontsierd wordt door tientallen druk- en zetfouten.
Karel Haerens
| |
D.J. Van der Laan: ‘De weg, de vrouw en het huis’ - ‘Wrok’ - N.V. Leidsche Uitgmij. - Leiden - 1948 - F. 5.90.
Reeds in een vorig nummer stelden wij de vraag of een roman, die uitsluitend als volkslectuur bestemd is, ook als dusdanig besproken moet worden en niet met de gewone, streng-literaire maat gemeten dient te worden. Er is natuurlijk een essentieel verschil tussen de twee methodes, en vooral tussen de resultaten ervan. Ik zelf blijf er bij, dat wij ook van een volksroman mogen eisen, dat hij op een hoog literair peil staat en dat
| |
| |
er dus bij de recensie geen blad voor de mond mag genomen worden om de mogelijke literaire tekortkomingen te verdoezelen onder het motto: ‘Het is immers slechts een volksboek.’
De twee voorliggende romans van Van der Laan, tot nog toe een onbekende, zijn wellicht niet enkel als volksboek bedoeld, maar gezien de manier van uitwerking kunnen wij deze werken toch alleen maar in die kategorie indelen. Ik geef toe, dat Van der Laan hoger viseert en zeker gestreefd heeft naar een psychologische uitdieping van zijn conflicten, een uitdieping die zijn romans dan een zeker literair cachet moest verlenen, en ik zal ook niet zeggen, dat hij in zijn uitbeelding volkomen mislukt is. Maar van de andere kant is de philosophie, die hij met kwistige hand rondstrooit, betrekkelijk goedkoop en treft zij nergens door een originele, eigen kijk op de problemen van het leven.
Opmerkelijk is het, dat het grondthema van de twee verhalen hetzelfde is: de strijd in de mens tussen de werkelijkheid en de droom. In ‘De Weg, de Vrouw en het Huis’ wordt deze strijd gevoerd in het binnenste van een rijk intellectueel, in de tweede roman ‘Wrok’ in de ziel van een jonge arbeider, die zich niet thuis gevoelt in het milieu, waartoe hij van geboorte uit behoort. De afwikkeling van ditzelfde thema is echter twee maal verschillend: het eerste verhaal eindigt, na een vrij zwak verloop, op een verwacht happy-end, in het tweede wordt het conflict tot het uiterste doorgevoerd, d.w.z. tot de onvermijdelijke botsing tussen de dromersnatuur van de hoofdfiguur en de hardere werkelijkheid. Nadien komt de berusting in de ziel van de arbeider, die een compromis tracht te zoeken tussen de twee elementen in zijn binnenste en dit meent gevonden te hebben, wanneer hij als een zwerver, als een landloper met een ietwat bittere philosophie door het land gaat trekken.
De tweede roman ‘Wrok’ is als geheel te verkiezen boven ‘De Weg, de Vrouw en het Huis’, waarin de handeling al te vlak verloopt. Er is in ‘Wrok’ ietwat meer bewogenheid, al zal de doorsnee-lezer, voor wie het boek dan toch bestemd is, nog altijd een zeker gemis aan uiterlijke actie betreuren. In beide romans bestaat er inderdaad een te sterk overwicht van de introspectie op de handeling. Dit nu zou geen kwaad kunnen, indien de auteur er in slaagde ons te boeien door de uitdieping van dit innerlijke leven, maar daartoe is hij niet bij machte. De uitdieping wordt op sommige ogenblikken een uitrafeling, die niets interessants meer te bieden heeft, tenzij wellicht aan de lezer die genoegen kan nemen met deze philosophie van de man uit de straat.
Het is ten slotte eigenaardig, dat Van der Laan beter slaagt in de uitbeelding van zijn arbeidersfiguur in ‘Wrok’ dan in die van de intellectueel in de andere roman. Het tegenovergestelde zou waar moeten zijn, vermits de auteur zich bij voorkeur vermeit op psychologische, dus intellectuele zijpaden. Het zal dan wel zo zijn, dat zijn eigenlijke sterkte en dus ook zijn richting niet ligt in de psychologische roman, wel in de roman van de gewone mens zonder meer. Indien Van der Laan dit voor ogen houdt en daarbij dan nog meer belangstelling aan de dag legt voor de sociale toestand van de mensen, die hij behandelt, dan zien wij hem
| |
| |
binnen enige jaren wel in staat voor de dag te komen met een stevige arbeidersroman, waarin hij meer te zeggen heeft dan in deze twee, al te oppervlakkige boeken. Want dat hij kan schrijven is alleszins een feit.
Frans Cools
| |
Hillyer: ‘De wereldgeschiedenis in een notedop’ - Uitgeverij en drukkerij Hollandia - Baarn - F. 6.90.
Wereldgeschiedenis, een woord waar de jeugd voor huivert. Weeral dat leren van data en tijdperken, het dooreenwarrelen van namen en geslachten. En toch, bij het lezen van Hillyers' boek verandert men van oordeel. Hier is vanwege de schrijver een nieuw tijdperk voor geschiedschrijving ingeluid. Een gans andere werkmethode, een gans nieuwe wijze van voorstellen, rekening houdend met de mentaliteit van de jeugd. Men zou het een sportieve wijze van aanleren kunnen noemen.
Het boek blijft niet alleen op geschiedkundig gebied, levenswijze in de verschillende tijdperken, ook kunst en godsdienst worden besproken.
Opvoeders en ouders hebben er alle belang bij dergelijke lectuur in handen hunner kinderen te geven; er wordt op dit ogenblik te veel aan Tarzanlectuur voor de jeugd gedaan en te veel ongezonde voorstellingen door jeugdbladen.
Hier is een schrijver aan het woord die met hart en ziel aan de jeugd heeft gedacht.
Het is een boek voor de jeugd, dubbel geslaagd, opvoedkundig en ontspannend.
K.v.E.
| |
M. Schneider en J.C. Trimp Jr: ‘De geschiedenis van ons vaderland in een notedop’ - Uitgeverij en drukkerij Hollandia - Baarn - F. 6.90.
Een geschiedenis-boek schrijven is niet altijd gemakkelijk. De schrijver moet zich aan vaste principes houden en al te veel heeft men vastgesteld dat er aan vele zijden aan chauvinisme werd gedaan. Maar een geschiedenis-boek op de markt brengen voor jonge lezers, hun een gezonde en klare kijk geven over de lage landen waar zij geboren en gewonnen zijn, is waarlijk lofwaardig.
Het boek is al-omvattend, het brengt de lezer van de vroegere tijden, ‘tijdperk der vraagtekens’, alover de Germanen, de Romeinen, de Middeleeuwen, het Bourgondisch tijdvak, naar de Spaanse overheersing. Men maakt kennis met Erasmus, Calvijn, Luther, grote denkers en hervormers. Prachtig uitgebeeld is Oranje's strijd voor de ontvoogding van de Lage Landen. De strijd tussen prins Maurits en de eerlijke Oldebarneveld. Het tijdperk van Hollands Glorie, de roemrijke Admiralen, Piet Hein, Tromp, De Ruyter. De waterbouwkundige, Leegwater. De grote tijd der Renaissance; schilders als Hals, Rembrandt, Vermeer en anderen. De dichters, Cats, Hooft en de grote Vondel worden besproken. De oprich- | |
| |
ting der Indische Compagnie en het gulden tijdperk van Nederlands handel. En zo gaat het verder, de tijden van verval, de scheiding tussen Noord en Zuid, tot over de beide wereldoorlogen.
Bijzonder dient het eerlijk naschrift vermeld, waar de schrijvers zeggen ‘We hadden het ons anders voorgesteld’.
Daar is het begin, de nauwe samenwerking tussen Holland, België en Luxemburg, een voorbeeld voor de ganse wereld. Men bouwt geen wereld op haat en verdeeldheid, en verder vragen ze zich af, wat zal de toekomst brengen?
Het gehele boek is geen saaie boel van data en voorstellingen, integendeel, het is een vlotte lectuur welke een algemene ontwikkeling meebrengt. Daarom dank aan de opstellers die waarlijk in hun opzet zijn geslaagd, zij hebben zich geplaatst op het peil van de jeugd.
K.v.E.
| |
Paul de Kruif: ‘Het mannelijk hormoon’ - Uitgeverij ‘Keesing’ - Amsterdam - 316 blz. - geb. 100 Fr.
Paul de Kruif is ongetwijfeld één der knapste schrijvers van vulgarisatie werken over medische, biologische en chemische onderwerpen. In dit boek - zijn tiende - heeft hij de geschiedenis verhaald van alle feiten die rond de ontdekking en de toepassing van testosteron verweven werden.
Het hoeft voorzeker geen betoog dat zijn opzet meer dan kies was, vooral daar het grootste deel der mensen - zo wetenschapslui als leken - een onthutsende valse schaamte aan de dag leggen als er op vranke wijze gehandeld wordt over sexuele aangelegenheden.
Paul de Kruif heeft doorgezet - niettegenstaande alles - omdat het zijn doel was alle gekende reacties en functies van het mannelijk geslachtshormoon bekend te maken. Sinds de ontdekking van en de experimenten met het mannelijk geslachtshormoon om sommige ziekten te genezen en om de totale vitaliteit van de mens te herstellen was het voor hem een plicht ruchtbaarheid te geven aan deze voor de mensheid buitengewoon bemoedigende proeven. Ik verheug mij dan ook over het feit dat het Amerikaans werk in het Nederlands werd gepubliceerd, te meer omdat de bevoegde Nederlandse Prof. Dr. Jan Kok voor deze vertaling een inleiding schreef die er op gericht was het behandelde onderwerp op de juiste, d.i. nuchter wetenschappelijke wijze onder ogen te nemen.
Telkens De Kruif op zijn typische - zij het dan sympathieke - wijze aan het overdrijven gaat of zich bezondigt aan grotesk-Amerikaanse voortvarendheid heeft de uitgever een voetnota geplaatst waarin bevoegde specialisten op zuiver wetenschappelijke wijze De Kruif's enthousiasme temperen, zodat de leek in staat is zich een nauwkeurig beeld te vormen van het besproken onderwerp.
Deze kleine terechtwijzingen doen echter niets af aan de enorme verdiensten van De Kruif die met een monnikengeduld alle gegevens heeft moeten verzamelen om zo 'n stevig gedocumenteerd werk te kunnen uitgeven.
Rik Lanckrock
| |
| |
| |
Helene Timmermans: ‘Spreken en schrijven wij goed Nederlands?’ - Tweede verbeterde uitgave - Boekuil en Karveel-uitgaven - Antwerpen - 186 blz.
Niettegenstaande voorneemd werk wel niet oorspronkelijk is in zijn genre meen ik toch dat het vele diensten zal bewijzen aan hen die bezorgd zijn om feilloos de Nederlandse taal te spreken en te schrijven.
Schrijfster komt alle lof toe om een uitvoerige terzake gespecialiseerde bibliografie te hebben verwerkt en haar stof synthetisch en bevattelijk te hebben voorgesteld.
Het boek werd ingedeeld als volgt: 1) Spelling: a) woorden die vaak verkeerd geschreven woorden - b) samengestelde woorden - c) meervoud van naamwoorden; 2) Het juiste woord; 3) Spreektaal (Provincialismen); 4) Barbarismen: a) Gallicismen - b) Germanismen - c) Anglicismen; 5) De of Het?; 6) Zinsbouw (stijl).
Tevens werd een lijst opgenomen van al de in deze rubrieken besproken woorden en uitdrukkingen, zodat opzoekingen ten zeerste worden vergemakkelijkt.
Spjitig nochtans dat dit werkje, dat bestemd is voor voortdurend gebruik, niet stevig gebonden werd uitgegeven.
Rik Lanckrock
| |
Ricardo Güiraldes: ‘Don segunda sombra’ - vertaald door J. Slauerhoff en R. Schreuder. 1e deel van de reeks De blauwe distel - A.A.M. Stols - uitgever - 's Gravenhage - 1948.
Een roman waarvan je weet dat hij, door kenners van een vreemde literatuur, als één der meesterwerken van deze literatuur wordt bestempeld stelt bijzondere problemen aan de recensent.
Langs de ene kant staan de filologen en de geleerde boeken en aan de andere zijn persoonlijke smaak. Wat moet hij nu beginnen? Het werk literair-historisch voorstellen en aan de hand van zijn documentatie schrijven wat men in een uitgebreide encyclopedie kan vinden, of ronduit zijn mening zeggen? De tweede methode schijnt mij de gevaarlijkste, maar daarom niet de minst aantrekkelijke. Ik pak dus al mijn moed samen en bespreek DON SEGUNDA SOMBRA op dezelfde manier waarop ik schrijven zou over een boek van een totaal onbekende debutant, dezelfde methode en dezelfde normen.
Laat mij eerst en vooral zeggen dat het genre waartoe de roman behoort mij weinig bekoort. Een roman over gaucho's - veedrijvers - misschien vind ik er iets in dat mij boeit omdat ik weinig afweet over de levenswijze van die lui, dat is echter nog geen bewijs van de waarde van het boek: waarschijnlijk interesseert een Zuid-Amerikaan zich aan de voor hem exotische gebruiken van een Kempische boer of een West-Vlaamse koewachter. Maar kom Lezen wij DON SEGUNDA SOMBRA. Het boek werd vlot geschreven en steekt vol folkloristische anecdoten en beschrijvingen van een voor ons vreemd aandoend millieu. Maar er is meer: de
| |
| |
auteur vertelt niet alleen wat zijn personages doen en zien, maar vooral wat zij denken en voelen. Als hij een rodeo beschrijft krijgen wij niet alleen een schildering van het schouwspel, maar bijzonderlijk de reacties van de mens op dit schouwspel. (De ik-vorm, waarin het verhaal is gesteld komt hem hier dikwijls ter hulp.)
Wanneer hij filosofeert over het noodlot dan redeneert hij wellicht op de manier van een gaucho, gelijk Robinson op deze van een matroos en Shylock op deze van een koopman, maar dan redeneert hij over een algemeen menselijk thema. Hier zit hem juist de knoop: Güiraldes schreef een roman over gaucho's, maar die gaucho's tekende hij niet enkel zoals een folklorist zonderlinge types beschrijft, maar als een kunstenaar die ze leven inblaast, die maakt dat wij met hen verlangen, strijden, beminnen, lijden...
Paul Berkenman
| |
André Gide: ‘Oedipus’ en ‘Theseus’ - bewerking door Jef Last - Uitgeverij De Driehoek - 's Graveland - 111 blz. - 61 Bfr.
Gide's kunst is de resultante van de innigste verstrengeling van esthetiek en ethiek. Bij Gide gaat het nooit om het scheppen van betoverende schoonheid. Hij schuwt uit innerlijke noodzakelijkheid elke zinledigheid. Doch anderzijds is hij een te hartstochtelijk artist om niet elke diepere zin te omkleden met de tover van een direct aangrijpende magie die U dwingt neer te dalen tot het diepste van de ethische boodschap die in elk werk van Gide verscholen ligt.
Is aldus reeds ten dele het wezen van Gide's kunstenaarschap gedetermineerd, er blijft toch nog het tweede even belangrijke wisselspel van negatie en affirmatïe dat even beslissend is om de essentie van zijn kunst te vatten.
Steeds vinden wij bij deze Franse grootmeester naast het betoog van de afbreker het aangrijpend pleidooi van de opbouwer, die uit de as van zijn vernietigende banbliksems de bouwstenen opgraaft voor een nieuw monument.
In voornoemde werken is dit beter dan in elk ander boek van Gide aangetoond.
Gide heeft hier de afgrondelijk-diepe symboliek van de Griekse mythologie aangewend om twee drama's te schrijven met sociale inslag. Tevens heeft Gide gepoogd om door ‘Theseus’ zijn huidige visie te confronteren met zijn vroegere (‘Oedipus’). Enerzijds ‘Oedipus’ die via negatie van alle bindende elementen een wereld opbouwde op een onbewuste misdaad, op schijn en bedrog en na bewustwording van zijn laagheid aan elke opbouw verzaakt. Anderzijds ‘Theseus’ als symbool van de mens die breekt met een verleden waarin allesbehalve hoogstaande daden werden bedreven om opnieuw te werken voor het goede: het stellen van een daad in dienst van de mensheid.
Deze twee kleine stukken beschouw ik als miniatuur meesterwerken die ons helpen om de grootheid van Gide's waarachtigste persoonlijkheid te ontdekken.
Laat ik hier enkel aan toevoegen dat de zeer bevoegde Gide-kenner, Jef Last, door een substantieel ‘Ten Geleide’ veel heeft bijgedragen om
| |
| |
de meest verborgen symboliek van deze twee werken te achterhalen. De Uitgeverij ‘De Driehoek’ die reeds vele werken van Gide uitgaf, heeft ook aan dit boekje haar beste zorgen besteed.
Rik Lanckrock
| |
E. Du Perron: ‘Het land van herkomst’ - Uitgeverij Contact - Amsterdam & Antwerpen - 509 blz. - 8.90 f.
De kenmerken van dit werk zijn: grootheid en persoonlijkheid. Inderdaad, niet alleen het opzet, ook de substantie en de verwerking van dit boek verraden ons de grootheid en de persoonlijkheid van de betreurde Du Perron als mens en als rasecht kunstenaar. In deze gedeeltelijk onder dagboekvorm geschreven roman - die op een dubbel tijdsplan verloopt - zoekt Du Perron naar de diepste oorzaken die zijn ontwikkeling en bewustwording als mens hebben bepaald. Op buitengewoon scherpe wijze peilt hij in zijn jeugd die hij doorbracht in Indië, het zg. ‘Land van Herkomst’, om via al zijn herinneringen te reiken naar de andere elementen die op zijn leven hebben ingewerkt. Het zal m.i. niet nodig zijn uit te weiden over het uitzonderlijk belang dat het werk van deze auteur heeft voor de lezer die door de autobiografie van Du Perron geleid wordt naar de intiemste kernen van zijn eigen leven.
Du Perron zou ik een koel waarnemer van zichzelf durven noemen. Daardoor wordt hij vaak een scherprechter bij ontleding van menselijke gevoelens en dito handelingen.
Deze Nederlandse romancier was ontegensprekelijk een vrijgevochten persoonlijkheid, vrij van romantische dweepzucht met het verleden, vrij van het conventionele en formalistische van de algemeen geldende moraal, vrij ook van schadelijke invloeden van derden, volledig open voor de waarheid en de woorden van intelligente mensen en steeds bereid ongelijk te bekennen. Hij was daarenboven een kunstenaar met een ontroerende liefde voor de mens, niet een blinde liefde die opgeschroefd werd door esthetische of ethische, noch chauvinistische of godsdienstige idealen, maar een liefde die in haar quintessens haar volledigste bestaansreden vond. Ik zal niet ontkennen dat zijn intellectualisme niet remmend heeft gewerkt op de volledige ontplooiïng van zijn kunstenaarschap al zou het larie zijn Du Perron enkel maar als een superieure geest zonder hart te beschouwen.
Voor mij blijft Du Perron een hoogstaand mens die er in geslaagd is om op levendige wijze een interessant gesprek aan te gaan met de lezer, want Du Perron lezen zonder met de auteur innerlijk te discussiëren schijnt me een onmogelijkheid.
Er is meer, hij dwingt eerbied af door zijn verbluffende eerlijkheid, door zijn soepel uitdrukkingsvermogen en de gevatheid waarmede hij in dit lijvig werk zijn wereldbeschouwing heeft geopenbaard.
Daarom zou ik dit werk een spiegel voor de mens durven noemen, want kende Du Perron zichzelf, hij kende ongetwijfeld evengoed de mens en hij idealiseerde of verontschuldigde niet wanneer hij het over de menselijke zwak- en laagheden had.
Rik Lanckrock
| |
| |
| |
W. Somerset Maugham: ‘Het donkere vuur’ (The Moon and Sixpence) - Vertaling: C.J. Kelk - Uitgeverij De Driehoek - 's Graveland - 1948 - 256 blz. - Bfrs. 99 - 130.
Somerset Maugham heeft zekere essentiële feiten uit Gauguin's leven genomen om een boek te schrijven over een zeer eigenaardig artistiek temperament.
Dit werk typeren schijnt me vrij moeilijk aangezien wij hier niet alleen te doen hebben met een bijzonder geslaagde psychologische roman, doch ook met een werk dat gerust bij de ideeënliteratuur kan gerekend worden. Inderdaad, door zijn overwegingen en beschouwingen heeft de auteur zijn roman boven het gewoon roman-genre verheven. Niet alleen verwondert S.M. ons door zijn mensenkennis en zijn levenservaring maar vooral door de ironische, vaak zelfs sarcastische wijze waarop hij ons deze onthult.
Doch staat dit werk door zekere substantiële elementen boven het normaal romangenre, het is daarom niet minder roman. S.M. is een hartstochtelijk kunstenaar, anders zou hij er niet in geslaagd zijn om op zo'n aangrijpende (en steeds zonder pathos) wijze de psychische evolutie van het demonisch hoofdpersonage te schetsen.
De auteur heeft een diep penetrerende visie in het gevoels- en geestesleven van de mens, daarenboven beschikt hij over de zeldzame gave van een verregaande oprechtheid, zodat elke zin belang heeft voor een lezer die zelf wil doordringen in het diepste wezen van de mens.
Rik Lanckrock
| |
Norbert Loeser: ‘Verdi’ - Haarlem - Antwerpen, Gottmer - De Sleutel - Plantin Moretuslei, 20 - Antwerpen - Biographieën der grootste componisten V.
Alhoewel een heel wat minder legendarische en fantastische figuur als Paganini (Componistenreeks nr 4), zijn het leven en de opera's van de schrijver van ‘Falstaff’ en ‘Otello’ zeker rijk en verscheiden genoeg om in een serie als de Componistenreeks tot hun volle recht te komen. Verdi, die de ‘antithese “schoon” en “waar” wou overbruggen’, is een boek dat ge in één adem uitleest. Het geeft ons een prachtig beeld van de romantische 19de eeuw en wel in het bizonder van de opera gedurende deze periode. Schrijver tekent vooraf de jeugd en het milieu van Verdi, zijn leven en streven te Milaan, Busseto, zijn eerste successen, experimenten, tegenkantingen, taaie volharding en tenslotte de roem. De auteur heeft getracht de tegenstelling tussen een rijk uiterlijk bestaan en een innerlijk tragisch leven op te lossen.
Meer langs 's meesters scheppingen dan wel langs zijn leven om heeft hij de ontraadseling van Verdi's persoonlijkheid tot een goed en aanvaardbaar einde gebracht. Het boek is vlot geschreven en even verzorgd uitgegeven als de vorige werken, al zullen sommige geïnteresseerden het misschien betreuren dat een lijst der geraadpleegde werken ontbreekt. Niettemin een aanwinst voor de muziekliefhebber.
Ant. Braemscheute
|
|