Beschouwingen bij de jongste roman van Piet Van Aken: ‘Alleen de Dooden ontkomen’
Men kan zeker niet zeggen dat onze jonge auteurs weinig werklustig zijn. Daisne, Lampo en Van Aken, om het maar bij deze drie te houden, brengen regelmatig nieuw werk op de boekenmarkt. Die bedrijvigheid stemt stellig verheugend, want al zijn het nu niet immer meesterwerken, die worden gepubliceerd, toch kan de toekomst van onze Vlaamse letterkunde met vertrouwen te gemoet gezien.
Het ontbreekt onze jongeren allerminst aan kwaliteiten, en van mensen zoals Van Aken, over wie ik het hier in 't bijzonder wil hebben, zou men zelfs mogen zeggen om een Franse sportterm te gebruiken: ‘il est pourri de classe.’
Dat kon men al merken bij het lezen van zijn vorige romans, dat kan men alleszins bevestigen na: ‘Alleen de Dooden ontkomen’ aandachtig onder de loupe te hebben gehouden. Ik ben altijd voorstander van vlot geschreven, gemakkelijk te begrijpen boeken geweest. Men mag dan nog in onze letterkundige wereld om ‘more brains’ hebben geroepen, onbetwistbaar is het dat al te veel geest in een roman de middelmatige lezer afschrikt en hem, na enkele steeds zwakker wordende pogingen tot begrijpen, het boek ten slotte half of zelfs maar voor een derde gelezen aan de kant doet gooien. En indien men kan betogen, dat een schrijver van formaat altijd in hoofdzaak voor een elite zal werken, dan komt het er toch op aan die elite zo ver mogelijk uit te breiden door haar voor niet al te moeilijke problemen te stellen. Een meesterwerk dient niet noodzakelijk een gewrocht te zijn enkel voor hoger begaafde geesten bestemd. Moesten sommige schrijvers er zich over beklagen al te weinig te worden gelezen, dan kan de oorzaak best liggen in het feit dat mensen, nochtans met de beste wil bezield, hun werk niet vermogen te smaken eenvoudig omdat ze er niet bij kunnen.
Gelukkig voor Piet Van Aken geloof ik niet dat hij ooit tot laatstgenoemde categorie auteurs zal behoren. Hiermee wil ik het geenszins zô voorstellen alsof hij niet over voldoende ‘brains’ zou beschikken. Het tegenovergestelde is eerder waar, doch Van Aken gaat zo met zijn geestesgaven om, dat hij er niet per sé de nadruk op legt en laat aldus toe aan lezers, aan wie tal van finesses misschien ontsnappen, toch in het verhaal zelf en in de vlotte behandeling er van meer dan genoeg te vinden om het boek volkomen te smaken, zij hoeven daarom noch universiteits-professor, noch doctor in de letteren, noch kunstcriticus te zijn.
Deze eigenschap - een letterkundig hoogstaand roman te kunnen schrijven en er meteen in te slagen een talrijke schaar