Arsenaal. Jaargang 4
(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Paul Valéry en de Quintessens van de PoëzieGeregeld voelt elke dichter, elke criticus, ja zelfs elke ernstige poëzieliefhebber de behoefte zijn stellingname tegenover de poëzie te bepalen, te formuleren en, zo noodzakelijk, te herzien. Trouwens wij hoeven enkel de evolutie van de markantste dichters te beschouwen om te kunnen vaststellen hoe diepingrijpend hun standpunten vaak gewijzigd werden. De voornaamste oorzaak van deze wijzigingen dient dus gezocht in het veranderen van het inzicht. Doch elke generatie had haar inzichten, elke stroming bracht er andere. Dit alles heeft echter niet geleid tot diepere kennis van het wezen van de poëzie. Men kan immers zeer goed zijn standpunt bepalen zonder daarom door te dringen tot de essentie van de poëzie. Weliswaar zal er steeds over de kern gehandeld worden, doch de literatuurgeschiedenis is daar om te bewijzen dat dit zg. ‘tot de kern doordringen’ vaak slechts een fladderen was rond het object. Zulks bewijst meteen welke grootheid vereist is om over dit onderwerp te handelen. Er zijn dan ook in de wereldliteratuur betrekkelijk weinig literatoren van wie de bezinning op het wezen van de poëzie van blijvende en universele waarde is. Daarom is het zo noodzakelijk dat zij die om de literatuur begaan zijn nu en dan bij die uitzonderlijke geesten vertoeven. Eén dier geesten schijnt mij Paul Valéry van wie ik onlangs zijn beruchte ‘Variété’Ga naar eindnoot(1) herlas waarin hij handelt over ‘Poésie et Pensée abstraite’. Men kan nu m.i. terecht de grootheid van het dichterschap van Valéry betwisten, doch zeker is het dat zijn heldere essays de tijd zullen trotseren, en wel omdat zij het resultaat zijn van de bezinning van een originele en zeer begaafde geest. Ik kan mij dan ook niet weerhouden voor de lezer de beschouwingen van Valéry over de quintessens van de poëzie te synthetiseren. De klassieke scheiding tussen gedachte en poëzie, zegt Valéry, heeft mij altijd te brutaal en terzelfdertijd te gemakkelijk geschenen om niet in mij de levendige behoefte op te roepen de zaken van naderbij te bekijken. Doch als Valéry op een zaak ingaat, dan doet hij zulks als philosoof, d.i. grondig en tot in de kern, ‘c'est sa manie étrange et dangereuse’. Aldus neemt hij een zeer zonderlinge aanloop, die op zichzelf reeds tot overweging noopt. | |
[pagina 2]
| |
Als een philosoof slechts philosoof kan zijn zou hij geen philosoof zijn - schrijft hij - terwijl een dichter die slechts dichter kan zijn geen dichter is. Met één slag worden wij dus in het gebied van grootmenselijkheid verplaatst. Valéry schuwt, uit innerlijke noodzakelijkheid, alle petietleuterigheid. ‘Je pense très sincèrement que si chaque homme ne pouvait pas vivre une quantité d'autres vies que la sienne, il ne pourrait pas vivre la sienne.’ (blz. 136) Deze treffer dient evenwel slechts om atmosfeer te scheppen. Hij is het vooruitzetten van een paar pionnen om dan met zwaarder geschut uit te pakken. Valéry stelt zijn praemissen: poëzie is woordkunst. Zekere woordcombinaties kunnen een typische emotie brengen die wij poëtisch noemen. Wat is de aard, de essentie van deze emotie? Elke vertaling is ten dele een verraad tegenover de auteur, zodat ik reeds vooraf moet waarschuwen voor het stuntelige van mijn eigen consideraties. Maar het Franse spreekwoord - a quelque chose malheur est bon - indachtig wil ik toch mijn bijdrage leveren tot vulgarisatie van Valéry's werk. Ik vervolg dus: poëtische emotie is de gewaarwording waarbij wij gewone zaken, wezens, gevoelens en gedragingen anders zien, voelen, aanvoelen, of ondergaan. ‘L'univers poétique ainsi défini présente de grandes analogies avec ce que nous pouvons supposer de l'univers du rêve.’ (blz. 137) Nochtans, vervolgt hij, droom is niet per se poëtisch. Hij kan het zijn. Evenmin is de toestand van poëtische ontvankelijkheid constant: ‘état de poésie est parfaitement irrégulier, inconstant, involontaire, fragile. - Nous le perdons, comme nous l'obtenons par accident.’ (blz. 138) Hier zou ik even halt willen maken om het standpunt van de criticus onder de loupe te nemen. Inderdaad, als de poëtische ontvankelijkheid - ik zou ze bijna een staat van genade willen noemen - zo onbestendig is, hoe moeilijk blijkt dan de positie van de criticus die als het ware bestendig over deze ontvankelijkheid zou moeten beschikken. Meteen wordt ons veel duidelijk over het ongerijmde van menige afslachting in het Parnassus-gebergte. Doch in zijn betoog is Valéry buitengewoon voorzichtig. Immers, prudence est mère de sûreté. Niet alle schuld ligt steeds bij de criticus, als deze in werkelijkheid criticus is, d.i. een mens ontvankelijk voor het schone en in staat zijn reacties tegenover het kunstwerk te motiveren. Ook de dichter heeft zijn heilige plicht te vervullen. Slaagt hij hierin niet, dan is hij geen wezenlijk dichter. | |
[pagina 3]
| |
‘Un poète - ne soyez pas choqué de mon propos - n'a pas pour fonction de ressentir l'état poétique: ceci est une affaire privée. Il a pour fonction de le créer chez les autres. On reconnaît le poète - ou du moins, chacun reconnaît le sien - à ce simple fait qu'il change le lecteur en ‘inspiré.’ (blz. 138) Iedereen zal toegeven dat in dit zinnetje stof zit voor een uitvoerig essay, doch in deze bijdrage wens ik liever verder de ontwikkeling van Valéry's kluwen te volgen. Vooral daar hij na deze overweging de ideeën ter hand neemt. Er is idee, zegt hij. Deze drukt zich, zelfs in de geest, uit in het woord. Doch dat woord is nog geen poëzie. Men ziet hier duidelijk hoe idee en poëzie, die bij de aanvang van zijn essay in elkaar gestrengeld lagen, nu reeds netjes gescheiden werden en als twee afzonderlijke organen kunnen bekeken worden. Dit resultaat bereiken na enkele bladzijden is reeds het duidelijkste bewijs dat Valéry een uitzonderlijk begaafde analytische geest is. Tussen woord en poëzie is een tussenschakel nodig. Nochtans is poëzie taalkunst. De taal op zichzelf kan evenwel twee verschillende effecten bereiken: 1. practisch: uitwisselen van gedachte om U te doen verstaan. Nadien heeft het woord uitgediend. ‘En d'autres termes, dans les emplois pratiques ou abstraits du langage, la forme c'est-à-dire le physique, le sensible, et l'acte même du discours ne se conserve pas: elle ne survit pas à la compréhension; elle se dissout dans la clarté; elle a agi; elle a fait son office; elle a fait comprendre: elle a vécu.’ (blz. 144) 2. poëtisch: ‘Mais au contraire, aussitôt que cette forme sensible prend par son propre effet une importance telle qu'elle s'impose, et se fasse, en quelque sorte, respecter; et non seulement remarquer et respecter, mais désirer, et donc reprendre - alors quelque chose de nouveau se déclare: nous sommes insensiblement transformés, et disposés à vivre, à respirer, à penser selon un régime et sous des lois qui ne sont plus d'ordre pratique - c'est-à-dire que rien de ce qui se passera dans cet état ne sera résolu, achevé, aboli par un acte bien déterminé. Nous entrons dans l'univers poétique.’ (blz. 144) Elk woord uit dit citaat heeft waarde, op elk woord dient nadruk gelegd om de betekenis en het verband terdege te vatten. Valéry is echter te zeer op helderheid gesteld om het bij deze differentiatie te laten. Om zijn betoog te staven deed hij beroep op een vergelijking die ik zal trachten te resumeren: Het oor is bemiddelaar tussen ons en de wereld der geluiden. Doch uit de geluiden kan het oor deze halen die met elkaar in verbinding staan: de klanken, die op hun beurt kunnen gecombineerd worden. | |
[pagina 4]
| |
Het verschil tussen geluid en klank, is het verschil dat bestaat tussen zuiver en onzuiver, tussen orde en wanorde. ‘Ainsi le musicien se trouve en possession d'un système parfait de moyens bien définis qui font correspondre exactement des sensations à des actes.’ (blz. 145). ‘Tandis qu'un bruit se borne à éveiller en nous un évènement isolé quelconque - un chien, une porte, une voiture - un son qui se produit évoque, à soi seul, l'univers musical.’ (blz. 145-146) Dit is de zoveelste aanloop om een ander thema aan te snijden: het verschil tussen muziek en poëzie. ‘L'Univers poétique n'est pas si puissamment et si facilement créé. Il existe, mais le poète est privé des immenses avantages que possède le musicien. Il n'a pas devant soi, tout prêt pour un usage de beauté, un ensemble de moyens fait exprès pour son art.’ (blz. 146) De dichter moet de taal bezigen, het gewone woord. Ieder woord heeft evenwel een klank en een betekenis, die onderling niet in verband staan. ‘Voilà le poète aux prises avec cette matière verbale, obligé de spéculer sur le son et le sens à la fois; de satisfaire non seulement à l'harmonie, à la période musicale, mais encore à des conditions intellectuelles et esthétiques variées, sans compter les régies conventionnelles...’ (blz. 147) En ondeugend voegt hij er aan toe: ‘Voyez quel effort exigerait l'entreprise du poète s'il lui fallait résoudre consciemment tous ces problèmes...’ (blz. 147) Het venijn zit hier in het woordje consciemment, waardoor hij met één woord bewijst dat men dichter geboren wordt. Doch weer heeft hij een ander probleem opgerakeld: het onderscheid tussen poëzie en proza. Evenals onze Vlaamse essayïst Herwig Hensen deed hij beroep op de dans om zijn vertoog te illustreren. Doch waar beiden accoord gaan om te verklaren dat muziek ‘gemakkelijker’ is dan poëzie, verschilt hun interpretatie grondig als zij de dansfunctie gaan toepassen op de poëzie. Volgens Hensen immers is muziek een dans- en de taal een denkfunctie, terwijl Valéry de poëzie bij de dans vergelijkt. Doch aangezien de bewijsvoering van beide essayïsten op een ander doel gericht was wil ik niet muggeziften over mogelijks schijnbare tegenstrijdigheden. Laat ik dus bij Valéry en zijn vergelijking poëzie-proza blijven. Uit deze beschouwingen licht ik die citaten welke rechtstreeks aansturen op de oplossing van het dilemma. | |
[pagina 5]
| |
Hij vergelijkt het proza bij het stappen, de poëzie bij het dansen. ‘La marche, comme la prose, vise un objet précis. Elle est un acte dirigé vers quelque chose que notre but est de joindre.’ (blz. 149) ‘La danse, c'est tout autre chose. Elle est, sans doute, un système d'actes: mais qui ont leur fin en eux-mêmes.’ (blz. 150) ‘La prose et la poésie se distinguent donc par la différence de certaines liaisons et associations qui se font et se défont dans notre organisme psychique et nerveux, cependant que les éléments de ces modes de fonctionnement sont identiques’. (blz. 150-151) Het groot verschil tussen proza en poëzie schuilt hierin: ‘Quand l'homme qui marche a atteint son but - je vous l'ai dit - quand il a atteint le lieu, le livre, le fruit, l'objet qui faisait son désir et dont le désir l'a tiré de son repos, aussitôt cette possession annule définitivement tout son acte; l'effet dévore la cause, la fin a absorbé le moyen; et quelque fût l'acte, il n'en demeure que le résultat’. (blz. 151) ‘Au contraire, le poème ne meurt pas pour avoir vécu, il est fait expressément pour renaître de ses cendres et redevient indéfiniment ce qu'il vient d'être.’ (blz. 151) Dit is het einde van zijn beschouwingen waaruit hij een flits slaat om te bewijzen dat poëzie de grootste kunstuiting is: ‘Songez aussi qu'entre tous les arts, le nôtre est peut-être celui qui coordonne le plus de parties ou de facteurs indépendants: le son, le sens, le réel et l'imaginaire, la logique, la syntaxe et la double invention du fond et de la forme...’ (blz. 162) Men kan deze uitspraak zeker betwisten, doch ik vrees dat weinigen de moed zullen hebben om met Valéry in het strijdperk te treden. Rik Lanckrock |
|