| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Johan Daisne: ‘Reisebilder uit bezet Duitsland’. - Uitg. ‘Ontwikkeling S.M.’ - Antwerpen - 1948 - 86 blz; 25 fr.
Het is sinds lang gebleken dat elke publicatie van Daisne een aanwinst betekent voor onze literatuur: zelfs de kleinste brochure bracht ons iets belangrijks - zo zijn korte essays over de film en de Russische literatuur. Deze eigenschap van Daisne valt des te meer op als we in aanmerking nemen dat de stapels bedrukt papier die in de laatste jaren het licht zagen nauwelijks enkele bladzijden interessant proza bevatten. Ook in deze reportage van een vrij kort verblijf in bezet Duitsland vinden wij naast de vele documentaire gegevens die op onderhoudende wijze werden voorgesteld, het boeiend element dat zo kenmerkend is voor Daisne's geschriften. Daisne weet steeds te boeien, zelfs in een relaas van een doodgewone reportagetocht.
Reeds dikwijls vroeg ik me af waarom en of het soms geen hobby was zo volledig op te gaan in Daisne's werk.
Ik zal niet ontkennen dat een moeilijk definieerbare verwantschap tussen Daisne's schepping en mijn persoonlijke litteraire verzuchtingen mij niet tot overdreven enthousiasme stemmen, al geloof ik vast dat zelfs in dit zeer subjectief aanvoelen elementen verborgen zitten voor een betrekkelijke objectieve waardebepaling van Daisne's verdiensten.
Zo meen ik dat zijn uitermate persoonlijke psychologische penetratiekracht, zijn talent om stemmingen op te roepen en zijn zeer menselijke eigenaardigheden waaraan we ons soms storen, doch die ons naderhand lief zijn geworden omdat ze tenslotte typisch zijn voor deze bewonderenswaardige romancier, krachten zijn die geen rechtgeaard lezer kan loochenen.
Men kan opwerpen dat ik hevig van stapel loop voor een uitgave waaraan de auteur nauwelijks zelf belang hecht. Doch juist daarom hield ik er aan even uit te weiden: het feit dat zelfs in dit kleine werkje la main du maître voelbaar is, is eens te meer het bewijs dat Daisne hier te lande de persoonlijkheid is die ons litterair peil ver boven een lauwe middelmaat zal opdrijven.
Rik Lanckrock.
| |
‘Reporter 17 en de sport’ - Radiokronieken - Uitg. ‘De Toekomst’ - Brussel - 191 blz.
Reporter 17 voorstellen zal zeker niet nodig zijn. Iedereen die over een radiotoestel beschikt kent de non-conformistische NIR-reporter met de radde tong, de man die al pratend een welverdiende reputatie heeft veroverd.
Het is dan ook een zeer gelukkig initiatief dat de Uitg. ‘De Toekomst’ enkele dezer kronieken heeft gebundeld, want ik meen dat vele luisteraars verlangend uitzagen naar een publicatie van deze radiokronieken. Raymond Brulez heeft in een voorwoord op rake wijze Reporter 17 getypeerd: oorspronkelijke kijk op mensen en dingen voorliefde voor het
| |
| |
typerende, lachwekkende détail; gratie van toespeling. Dit zijn inderdaad de hoofdkwaliteiten waarover de auteur beschikt, al zou ik er graag zijn verbluffend enumeratie-vermogen aan toe voegen.
Reporter 17 is een persoonlijkheid met een stevige ruggegraat, een snelwerkende geest, een afkeer voor theatrale ernst en bourgeois-pose, kortom iemand die men in zijn dorp - leuke benaming voor een stadje waar de bewoners zich, zoals in alle stadjes trouwens, aan kleinsteeds chauvinisme en kletspartijen vergapen - met een kwaad oog moet bezien omdat hij een mens is die het verleerd heeft te zeggen wat men horen wil of te doen wat ‘fatsoenlijk’ is.
Reporter 17 heeft nog andere kwaliteiten: hij heeft een vlotte pen al neemt hij vaak (misschien wel uit weerbarstigheid, doch dit kan hem moeilijk vergeven worden omdat hij er ten slotte zich zelf een slechte dienst mee bewijst) een loopje met grammatica en syntaxis; hij heeft daarenboven zin voor stemming en het vermogen die stemming bij de lezer of de toehoorder te evoceren (getuige hiervan de kroniek ‘Het Vissen’ die ik zonder aarzelen als de beste durf aanduiden); en last but not least heeft hij een nuchtere realiteitszin die hem vaak dwingt op quasi-ernstige toon de mensen de brutale waarheid voor de voeten te werpen.
Ik verheug mij over het feit dat Vlaanderen eindelijk een humorist van formaat verwierf want in ons land, waar men zelfs de kwezelpraat gewichtig als iets levensbelangrijk blijft beschouwen, heeft men altijd een schrijnend tekort gehad aan ‘esprit’.
Ik ben tevens verheugd over de durf van Reporter 17 en over het initiatief van het NIR dat de ontplooiïng van zijn rijk talent heeft mogelijk gemaakt.
Rik Lanckrock.
| |
Ana de Mendoza, Prinses van Eboli, door Kate O'Brien 4e boek in de 14e letterkundige reeks De Feniks. Uitg.: Het Kompas N.V. - Antwerpen - 1948. Vertaald door Emma Dronckers, 412 blz., 40 fr.
Kate O'Brien wordt aangeduid als de meest gelezen Ierse schrijfster en Ana de Mendoza als haar beste boek. We staan hier inderdaad voor een buitengewoon werk, zowel technisch als psychologisch. Ana de Mendoza is de ‘uiterlijk zo eigenaardige geschiedenis van Ana de Mendoza en Philip II van Spanje’. De historische loop der gebeurtenissen werd door schrijfster gevolgd, maar alles, wat de (historische) hoofdpersonages zeggen of schrijven, is verzonnen.
Het verhaal is zeer eenvoudig: Ana de Mendoza, weduwe van de eerste minister van Philip II, is de beste vriendin van de koning. Deze laatste is vroom en oud en nam haar nooit tot zijn minnares. Tijdens haar verblijf aan het hof wordt zij de geheime minnares van Antonio, de vertrouwensman van de koning. Antonio moet op last van Philip een man doen ombrengen, die een gevaar oplevert voor de Staat. Die man ontdekt Antonio zijn liaison en tijdens een nacht betrapt hij de twee geliefden. Waarna Antonio hem de volgende ochtend onmiddellijk doet vermoorden. Deze moord heeft een hofschandaal ten gevolge. Ana moet, op bevel van de koning, haar minnaar verlaten. Ze weigert, wordt gevangen gezet en
| |
| |
sterft. Antonio weet te ontvluchten naar Frankrijk.
Het gehele opzet lijkt een machtig, modern drama, let op de driehoeks-verhouding: Philip - Ana - Antonio, psychologisch gefundeerd. Ana is de jonge vrouw, die steeds het bezit, was van een oudere man, en nu plots het leven ontdekt. Haar vroomheid en zondebesef komen in conflict, tevergeefs echter, met haar zinnelijke liefde en haar geluksgevoel. Deze diepborende psychologische ontledingen van het liefdeleven van een vrouw behoren wel tot de belangwekkendste en mooiste bladzijden van het boek.
‘... - Ik leef in zonde. Maar ik heb iets gevonden, dat ik altijd gemist heb, en dat kan inderdaad even belangrijk zijn als dat, waar jouw stem van spreekt. En ik heb niet het gevoel van zonde, waarvoor jij mij gewaarschuwd hebt....; deze liefde, deze zonde heeft een eigen moraliteit, die ik meen te begrijpen. Ik zie mijn toestand en ik erken nog altijd je oude geboden. Maar ik kan er niet aan gehoorzamen... Dit andere is ook een gebiedende eis - en wat mij behaagt is, dat die uit mijzelf schijnt te komen, en niet het nageprate woord van de Hemel is.’
Deze analyses culmineren in de laatste 50 blz., alwaar zij samengaan met een dichterlijk-wijsgerige visie op het leven en de mens, op de moraal en God.
Antonio, gehuwd man, wordt ons voorgesteld als een eerzuchtige werker, cynicus en genotzoeker en handig diplomaat. Philip tenslotte is de absolute vorst, zelfbewust en ijdel, werker en beknibbelaar, overdreven vroom, maar vooral de man, die zijn eigen fouten en aandoeningen niet onder de ogen kan zien; hij is het type van de zedelijke lafaard.
Ook technisch is die lijvige roman merkwaardig. Hij bestaat uit drie boeken (bedrijven), elk eindigend op een verrassend ‘effect’, een proloog en een epiloog. De verschillende hoofdstukken zijn meestal goed omlijnde, toneelkrachtige dialogen. Op 412 blz. romanlectuur 257 blz. levendige dialoog, met zinvolle, kernachtige replieken.
Karel Haerens.
| |
K.F. Brôgger - ‘Erotiek en politiek in het oude Rome’. - Vertaald door Dra S. Ferwerda - Uitg. ‘De Kern’ - Den Haag - 278 blz. - f. 5,50
De auteur is in dit boek geslaagd in het uitermate moeilijke opzet om op boeiende wijze een historische verhandeling uit te werken In dit stevig gedocumenteerd werk behandelt de auteur de voornaamste figuren die een rol hebben gespeeld in het openbaar leven in het oude Rome: Cicero, Catullus, Caelius, Antonius, Octavianus, Clodia, Tullia, Fulvia en Cleopatra. Doch naast deze hoofdfiguren maakt de auteur vele interessante bijzonderheden bekend over nevenfiguren en politieke en economische feiten. Zo wordt o.m. een volledige uiteenzetting gegeven over het staatsbestel in het oude Rome.
Verder handelt Brôgger over de erotiek. Hij onderzoekt niet alleen het wezen van het erotisch leven en de talrijke perversiteiten doch spoort vooral de invloed op die sommige vrouwen hebben uitgeoefend op de grote Romeinse politici.
Zeer amusant zijn de fragmenten waarin hij handelt over de laaghartige en valse practijken van de staatslieden die ons op de schoolbanken
| |
| |
vaak - en het was helaas niet ironisch bedoeld - als ‘Ubermenschen’ werden voorgesteld.
Dit boek over een tijdperk van genotzucht en machtswellust is een flinke aanwinst voor de studie van het verval van het Romeins Keizerrijk. Geen tekortkomingen kunnen de auteur worden aangeschreven tenzij misschien nu en dan een herhaling van détails over de erotiek.
Rik Lanckrock.
| |
‘Melancholie der Verzonken Jaren’ door Jo Boer (A.A.M. Stols, 's Gravenhage - Voor België: P. Wisdom, 9, Frans De Manstraat, Berchem-Antwerpen.)
De schrijfster Jo Boer, die onder meer reeds de roman ‘De Erfgenaam’ en de novellenbundel ‘De Vertroosting van het Troostelooze’ schreef, is bij ons beter bekend door haar roman Catharina en de Magnolia's, die destijds in de Feniks-reeks werd opgenomen.
Thans verscheen haar jongste roman Melancholie der Verzonken Jaren. De inhoud van deze roman komt summier hierop neer:
Een ongehuwde vrouw erft van haar oom het landgoed De Marehof, waartoe vroeger ook de aanpalende pachthoeve De Godsakker behoorde. Met het oog op zijn voorgenomen huwelijk, had haar oom eertijds dit goed aangekocht. Tijdens de voorbereidselen tot dit huwelijk met een vrouw, waarmede hij hoofdzakelijk enkel per briefwisseling betrekkingen onderhield, leerde hij de jonge vrouw van de pachter kennen. In hartstochtelijke liefde voor haar ontbrand, bleven de gevolgen niet uit. Na zijn verloving verbroken te hebben, kwam hij zich alleen op De Marehof vestigen, van de wereld voortaan volledig afgezonderd, terwijl het hem ten enenmale onmogelijk was de geliefde, die door haar jaloerse man in het oog gehouden werd, nog te benaderen. In een vlaag van jaloersheid had deze alle ramen, die op De Marehof uitgaven, dichtgemetseld. Later ging hij zelfs zo ver zijn zwangere vrouw kokend vocht in de ogen te gooien, zodat zij blind werd en nimmer de vrucht van haar overspel zou kunnen aanschouwen. Het enige wat de nieuwe eigenaar van De Marehof doen kon, was zich om het lot van zijn natuurlijke zoon te bekommeren, door hem onder meer De Godsakker te schenken Deze zoon werd echter ver van huis opgevoed zodat ook deze schrale troost hem ontzegd was. In de herinnering aan de geliefde en in zijn boeken over insecten zocht hij vertroosting. De bewoners van De Godsakker koesteren echter een verterende wrok tegen de eenzame van De Marehof. Deze wrok vindt zijn bekroning in de haat die de buitenechtelijke zoon voor eeuwig tegen zijn vader opzet. Dat alles ervaart de erfgename van De Marehof langzamerhand uit de door haar ontdekte briefwisseling van haar oom. Op het ogenblik, dat zij het landgoed in bezit neemt, leeft de oude blinde geliefde van haar oom nog, terwijl diens natuurlijke zoon, die veelal in een andere streek op een hoeve verblijf houdt, alleen tijdens de oogst De Godsakker komt betrekken. Zij leert er diens zeventienjarige dochter Lisa kennen, aan wie het verboden is de
Marehof te betreden en op wie de verwoestende wrok van haar familie na jaren nog nawerkt. Lisa vlucht van huis weg om elders het geluk te zoeken. Zij wordt verder door de erfgename van De Marehof geholpen en onder meer naar een van haar gehuwde vrienden gezonden, die haar pianoles geeft en, in
| |
| |
weerwil van het grote verschil in leeftijd, tenslotte op haar verlieft. Door haar rampzalig lot gestuwd, zoekt Lisa de dood door verdrinking. De eigenares van De Marehof, die zeer onder de indruk is, daar zij zich onweerstaanbaar tot de kleindochter van haar oom voelde aangetrokken, verlaat het vervloekte landgoed om te trachten elders de tragedie enigszins te vergeten.
Dit samenvattend relaas, dat uitteraard zeer onvolledig is, geeft de loop van het verhaal niet weer, zoals het uit de roman tot ons komt. De hersamenstelling van dit verleden geschiedt slechts geleidelijk en wordt enkel in de laatste bladzijden volledig afgerond. Realiteit en poëzie zijn in de roman nauw saamgeweven. Van deze stof, die even goed tot een realistische roman vol melodramatiek aanleiding had kunnen geven, heeft schrijfster een roman geschapen, waarvan de figuren eerder een accent belichamen van haar dichterlijke fantasie. De elementen van dit boek, dat nergens tegen de wetten van de waarschijnlijkheid zondigt, worden voortdurend naar de gebieden van de poëzie getransponeerd. Verleden en heden worden er poëtisch in elkaar geweven. De omgeving met haar onmiskenbare tragiek brengt de verhalende persoon (de roman is in de ik-vorm geschreven) in nauw verband met het eigen gemoedsleven en raakt snaren aan uit haar eigen verleden, uit de conflicten met haar jaloers-egoïstische moeder tijdens haar ongelukkige kinderjaren. Zelfs de uitvoerige uitweidingen, die de voortgang van het verhaal enigszins stremmen, zijn met zo'n talent geschreven dat zij de schrijfster als krediet worden aangerekend. De stijl van Jo Boer heeft nochtans geen van de kenmerken, die men thans in moderne romans aantreft. Zij bekommert zich niet alleen om de mens, doch heeft eveneens een vertederd oog voor het omringende landschap, dat zij met scherpe, fijngevoelige toetsen oproept. Een zeke preciositeit af en toe niet te na gesproken, hoort deze stijl doorgaans bij de conceptie van de roman. Melancholie der Verzonken Jaren, die keurig werd uitgegeven, boeit van het begin tot het einde. De roman bevat tevens een tekening van de schrijfster zelf, waarin zij de trekken van haar romanfiguur, de verdronken Lisa, heeft trachten te vereeuwigen, zo dit na haar meesterlijke schepping nog nodig was.
Maurits De Doncker.
| |
W.H. Thysse - ‘Jozef Haydn’ - Uitg. J.H. Gottmer, Haarleme - De Sleutel, Antwerpen. Reeks: Biographieën van de grootste componisten. - 125 fr bij intekening 90 fr.
Dit tweede boek van de componistenreeks is zeker even interessant als het eerste werk ‘Carl Maria von Weber’ door C. Van Berkel. Voor de musicoloog zal het zelfs nog lezenswaardiger zijn omdat de schrijver er beter in geslaagd is de levensomstandigheden en het levenswerk te koppelen. Werd in het eerste deel het leven in het bizonder onder de loupe genomen, dan wordt in dit tweede boek het levenswerk meer belicht. Dit is het doel geweest van W.H. Thysse, die zelf verklaart: ‘....primair blijft het levenswerk, secondair: de levensgang.’
Alvorens Haydn zelf aan te pakken, vergast schr. ons op een heel lezenswaardig hoofdstuk, getiteld: ‘Rokoko en Classiciteit’ dat getuigt van een klare kijk en grondige belezenheid.
| |
| |
De auteur handelt in de eerste hoofdstukken over het geboorteland, de bewoners en de jeugdjaren van Jozef Haydn, waarna hij de verdere lotgevallen van de componist beschrijft.
W.H. Thysse heeft dit alles in een vlotgeschreven roman samengebracht. Hij heeft Haydn op een voortreffelijke manier uitgebeeld, want het is niet gemakkelijk een componist als Haydn volledig in driehonderd bladzijden te behandelen, een componist die twintig opera's, meer dan honderd symphonieën, zeven en zeventig strijkkwartetten, veertig pianoconcerten en concerten voor andere instrumenten, vijf en dertig pianotrio's, meer dan dertig pianosonaten, honderd vijf en zeventig composities voor baryton, veertien missen, koren en liederen heeft voortgebracht. Een zo mooi uitgegeven boek met een dergelijke inhoud mag in geen enkele bibliotheek ontbreken.
Ant. Braemscheute
| |
Norbert Loeser - ‘Richard Wagner’ - Uitg. J.H. Gottmer, Haarlem - De Sleutel, Antwerpen. Reeks: Biographieën van de grootste componisten. 125 fr; bij intekening 90 fr.
Na ‘Carl Maria von Weber’ en ‘Jozef Haydn’ komt nu ‘Richard Wagner’ aan de beurt en het verheugt ons vast te stellen, dat de componisten reeks weer een schitterende aanwinst heeft geboekt. Wij twijfelen er geen ogenblik aan dat ieder Wagner-liefhebber ten zeerste in zijn nopjes zal zijn met dit werk van Norbert Loeser, die de Wagnerbibliographie met een waardevol werk heeft verrijkt.
N. Loeser heeft Wagner's leven uitgebeeld in een kloeke stijl en vlotte verhaaltrant. Hij heeft niet alleen de feiten op een oorspronkelijke wijze voorgesteld, maar hij wist bovendien verassend goed de tijdgeest weer te geven. Wie het veelbewogen leven van Wagner nader wil leren kennen, mag niet nalaten dit werk te lezen.
Ant. Braemscheute
| |
‘Zwart en Goud’. 3 verhalen door F.V. Toussaint van Boelaere - 110 blz. - geb. f. 5.90 - Uitg. ‘De Bezige Bij’ Amsterdam.
Indien Toussaint van Boelaere door de ouderen erg over het paard werd getild en ten onrechte als een meester beschouwd, dan is het zeker, dat vele jongeren hem al te zeer onderschatten. Want ongetwijfeld kan Toussaint schrijven, weliswaar was zijn vakmanschap zijn voornaamste troef, maar zonder grondige kennis van het métier zal niemand, zelfs niet een natuurtalent, het ver brengen. Een natuurtalent was Toussaint stellig niet, hij had het meeste aangeleerd en dit komt in zijn werk duidelijk tot uiting. Zo bvb. in ‘Zwart en Goud’ een zeer verzorgde uitgave van: ‘De Bezige Bij’ te Amsterdam stelt men dadelijk vast te doen te hebben met iemand die zijn taal kent, (al is een uitdrukking zoals: van her bvb. wel geen zuiver Nederlands’) en die vooral stijl en vorm beheerst. Maar daarmee is dan ook het beste gezegd, want over de inhoud moet men heel wat minder enthousiast zijn. Het boek bevat drie verhalen: ‘Van den Doode die zich niet verhing’, ‘Alles is eender’ en ‘Een Nacht op expeditie’. De eerste twee vertellingen zijn eerder somber, de laatste meer sarcastisch-amusant. Men mag zeggen dat Toussaint het ‘Goud’ beter lukte dan het ‘Zwart’. En als men dan bedenkt wat een Cyriel Buysse bvb van een onderwerp als: ‘Een Nacht op expeditie’ zou hebben gemaakt! Toussaint heeft zijn drie verhalen mooi en goed geschreven, maar er steekt weinig in, er blijft niets van over. Men kan zijn ‘maakwerk’ vergelijken met een mooi-afgewerkte kast, die ergens in een hoek van een kamer staat. Alle huisgenoten hebben die kast gezien en gezegd dat een stielman ze had gemaakt. Maar verder heeft er nooit iemand een woord over gerept of er zelfs maar belangstellend naar gekeken. Ze bleef daar staan in de hoek. Een mooi-afgewerkte kast. Maar 't was alles.
Willy Biliet.
|
|