Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Zo klopt het daaglijks Noodlot aan de Poort Zo klopt het daaglijks noodlot aan de poort. Of is het weer de rammelende dood? M'n leven gaat reeds jaren langs hen voort, naar 't einde van de baan, in avondrood. Het avondrood, dat woesten wind voorzegt, zal daar de rust zijn achter 't heuvelland, waar 't licht zich in het nachtlijk duister legt, en dag en nacht in eeuwigheid ontbrandt? Die eeuwigheid. - Ligt ergens hare bron in 't Oosten, waar de dageraad ontwaakt? En vloeit haar zee, waar steeds de late zon haar gouden mantel aan de sterren haakt? O, sterren, zon, in d'onbekenden tijd dier eeuwigheid, ontmoet gij ook zo vaak het noodlot van den dood, die naast mij schrijdt, en mij geen vrede laat, in droom of waak? [pagina 43] [p. 43] Ik zie hem, als ik langs de ramen ga. En in uw spreken heb ik hem gehoord, m'n vrouw, en als ik voor uw kindren sta. Zo klopt het daaglijks noodlot aan de poort. Frank Van Herendael Vorige Volgende