Arsenaal. Jaargang 3
(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 256]
| |
Tot spijt der ziende blinden...Indien de overmoed niet eigen was aan de jeugd zou er nooit een litterair tijdschrift voor de jongeren worden uitgegeven. Naderhand betreurt men soms deze waaghalzerij, maar alle financiële moeilijkheden ten spijt volhardt men. Blijven volharden is echter een meesterstuk. En volharden zullen wij, omdat wij ten slotte overblijven met enige vrienden die hardnekkig hetzelfde programma belijden. Dit programma is trouwens de kapitale reden om het voortbestaan van ‘Arsenaal’ te wettigen. Doch ons standpunt zullen wij thans niet voor de zoveelste maal uiteenzetten, al is deze gelegenheid bizonder verleidelijk. Trouwens, in elke aflevering staat ons standpunt, voor wie lezen kan en wil, tussen de regels te lezen en aan onze beginselverklaring, die wij voor een uitgebreider publiek in ‘De Vlaamse Gids’Ga naar voetnoot(1) hebben afgelegd, hebben wij niets meer toe te voegen of te beklemtonen. Zelfs niet voor dhr Westerlinck die zich het volgende permitteerde: ‘Wij hebben jongeren nodig die, zowel in wat hen van oudere generaties scheidt als in wat hen met deze verbindt, volkomen zichzelf zijn en die, in creatief én critisch opzicht, hun eigen standpunt tegenover leven en kunst veroveren’.Ga naar voetnoot(2) De talrijke ziende blinden ten spijt zullen wij onze vierde jrg. aanvangen. Weliswaar is ons aantal abonnenten sinds onze eerste jrg. verminderd (er is trouwens een malaise op de boekenmarkt, die zich zelden of nooit zo miserabel voordeed, en wij ondervonden de concurrentie van de drie grote tijdschriften) in zo'n mate dat ‘Arsenaal’ van nu af slechts tweemaandelijks, doch op 48 blz. zal verschijnen. Degenen die ons trouw bleven danken wij. Wij zijn er van overtuigd dat zij ons met niet minder sympathie dan voorheen zullen bejegenen. Dat wij niet steeds, helaas nooit, het werk hebben geleverd dat wij wilden en willen voortbrengen is vanzelfsprekend. In de drie voorbije jrgrn. zijn er bijdragen die wij thans radikaal zouden weigeren. Wij troosten er ons echter in dat wij zelfs onverbiddelijker zouden omgaan met heel wat rommel die in de salons van de ‘drie grote’ - als het ware zonder blozen! - werd opgenomen. Van deze en andere vermakelijkheden in onze litteraire wereld - eigenlijk maar een gehucht - zullen wij met leedvermaak gebruik maken om vanaf volgende jrg. geregeld onze ‘Litteraire Heksenketel’ te stofferen. Het zij zo! De Redactie |
|