Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] De Minstreel. Zij is nog jong. Soms aan het vespermaal verschijnt een minstreel met verrukte oden; zij is pas zestien jaar, zij zit met rode wangen te luisteren, als was het een koraal. Als het applaus verstomd is in de zaal durft zij, verlegen lachend, hem te noden nog eenmaal een romantische rhapsode voor haar te zingen in zijn tovertaal. Wanneer haar vader heengaat en haar moeder, de edelen te ontvangen in de hal, glipt zij de slottuin in, zó vreemd te moede, of in de lenteavond overal een prins kan wachten om haar te behoeden voor het verdriet dat haar bevangen zal. MICHEL VAN DER PLAS Vorige Volgende