Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Laatste tram De schaduw van mijn hoed en van mijn hond in 't laag verlichte Aprilgras langs de sporen; voor pas verlaten vrienden om den mond de glimlach nog om 't goede samenhoren; en nu ik moe mijn vrouw gezeten weet vol rust en schemer van den legen wagen, kan ik den droom, dien men soms droefheid heet, bestrelen naar mijn oud en ziek behagen. Het leven is te goed voor wie niets vroeg, en 't leven is vol leed voor wie begeerde, men heeft gauw geld, geluk en eer genoeg maar denkt aan hen, die 't noodlot blind bezeerde; aan wie niet thuis is waar zijn hart behoort, aan wie verwacht wordt maar die ligt gebonden, aan wie zijn broeder om een schim vermoordt, aan hen die zochten maar nog nimmer vonden. Hoe goud en land en pijn en droom verdeeld over elk avondhuis en de eigen dagen? Dra stopt de tram en is de kans verspeeld: de vaste grond stelt ons voor andre vragen. KAREL JONCKHEERE. Vorige Volgende