gekend. Slechts enkele woorden dus, volledigheidshalve, in verhand daarmede. Het boek behandelt een periode van enkele dagen gedurende dewelke een dorp in Oekraïne de laatste miseries kent der Duitse bezetting. Gedurende die dagen spelen zich nog verschillende verschrikkelijke drama's af, leren we de Duitsers kennen als inwrede barbaren en de bewoners van het dorp als hardnekkige dwarsbomers der Duitse roof- en veroveringszucht. Tot het Rode leger het dorp weer bevrijdt en het als het ware verlost uit een afschuwelijke nachtmerrie.
Men kan zich afvragen of de schrijfster niet al te zeer overdrijft in verband met de Duitse wreedheden. Maar na hetgeen we vernomen hebben uit Dachau en andere concentratiekampen en ook na hetgeen we zelf gezien hebben in Duitsland waar het ging om de houding der nazi's tegenover de Russen, moeten ons bedoelde onmenselijke gedragingen niet al te zeer verwonderen.
Een eerste voorwaarde dan om te kunnen genieten van ‘Regenboog’ is een gezonde geestesgesteldheid tegenover het ‘problema’ Rusland. We bedoelen hiermede het volgende: lezers die hun kennis omtrent het hedendaagse Rusland uitsluitend hebben geput uit de vaak zinloze, belachelijke en eenzijdige artikels uit publicaties als ‘De Gazet van Antwerpen’ b.v., zullen ‘Regenboog’ natuurlijk verwerpen als ‘communistische propaganda’, ‘leugens’ en ‘tendenz-werk’ in de slechte zin van het woord.
We kunnen natuurlijk niet loochenen dat uit ‘Regenboog’ een haast fanatieke liefde spreekt voor het vaderland, voor het Rode leger en voor het communistische regime. Maar veronderstel dat ‘Regenboog’ zich in België afspeelde en dat over ons land in dezelfde bewoordingen werd gesproken als thans door Wanda Wassilewska over Rusland, wie zou dan durven gewagen van tendenz-werk en propaganda, tenzij de incivieken misschien? Daarbij mogen we niet vergeten dat ‘Regenboog’ geschreven werd in volle oorlog en ongetwijfeld voor een groot deel als moedgevend geestelijk voedsel werd meegegeven aan de zwaar geteisterde Russische bevolking.
Dit gezegd zijnde, kunnen we ons richten naar de literaire waarde van Wanda Wassilewska's roman.
Als geheel doet hij veelal aan als een volksboek van het goede soort. Daardoor verstaan we een roman die, wat taal en inhoud betreft, zonder veel geestelijke inspanning ook door de minder ontwikkelde lezer kan genoten worden, maar die toch tevens, van literair standpunt uit gezien, als sterk verantwoord kan doorgaan. De taal is niet te ingewikkeld. De psychologie komt tot uiting, niet zozeer door ellenlange, moeilijk te ontwarren bespiegelingen en uitrafelingen, dan wel door gebeurtenissen die het