Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Magiër De Magiër stond vóór de razende toortse, Uit modder der aarde in licht omgezet, En weer laaid'in hem die weetdriftige koortse Tot weer werd het vragen een starend gebed. 't Waarom van die dingen, d'essence van 't wezen Beantwoordde nooit, zelfs oraaklende taal; Door ziele slechts werd ooit het wonder gelezen; Men slijpt diamant maar aan eigen metaal! Met palmende handen één strekkende lijning, Van binnen belicht en van buiten, hij scheen: Was hij nog een mensch of werd hij reeds verschijning, Men raakt; en de magiër pulverd'ineen. A.H. KAREL SANDEROZEN Vorige Volgende