Er werd me in Hellas eens verteld...
‘Maar men kon 't zonderlinge feit van deze bodem-afwezigheid niet verklaren.’
Ik ben archeoloog. Meer mens dan archeoloog. Bij vele van mijn collega's is het andersom. Zij beweren dat ik dichter ben. Daar is iets van. Want een zuivere wetenschapsmens, een denkend hoofd alleen, bestaat niet. En het is maar goed ook. Zie je me daar zo'n hoofd alleen. 't Is om van te schrikken. Neen, laten we ernstig blijven. Steeds als archeoloog ‘voel’ ik iets. Ik tast intuïtief. Ik weet dat iets zus of zo moet zijn. En dan, dan slechts tracht ik door redenering, documentatie of opgravingen mijn ‘voorgevoel’ te bewijzen. Heeft me dit de spotlust van vele collega's op de hals gejaagd, dit heeft me zonderlinge zaken doen ondekken. Zo herinner ik me eens in Hellas... Maar neen, laat ik tot mijn verhaal komen.
De regering had mij en mijn vriend Johan D. aangeduid om opgravingen te verrichten in Griekenland. Wij kozen Korinthe uit. De reis was aangenaam. Kalme zee, lieve stewardessen, goede wijn en landschappen met drie afmetingen. We logeerden even buiten Korinthe, in een vergeten gehucht, bij een boer; ik houd niet van de Griekse hotels. We graafden... Ik voelde, dat we hier niets zouden vinden, maar Johan drong aan. En achtervolgde ons het Griekse Noodlot? Pas hadden we een paar meter gegraven of we vonden pottescherven. Pottescherven, pottescherven, steeds pottescherven. Hier en daar was er iets op te zien of te ontcijferen, maar niets interessants. We zullen hier niets vinden, mompelde ik soms. En dit maakte mijn vriend wrevelig. En toen...
We zaten, zooals gewoonlijk, 's avonds bij onze gastheer. We dronken. - Je weet, sprak hij, dat het hier de streek is van Diogenes, de filosoof die leefde in een ton. We knikten. Ik heb altijd verachting gehad voor Diogenes. Het is de enige filosoof, welke ik, en dit reeds van in mijn studententijd, niet kan uitstaan. (Een psychiater zal me eens moeten uitleggen waarom.)
- Wel, vervolgde onze gastheer, hier op de marktplaats leefde hij, daar nevens de fontein. Daar stond zijn ton. En hier in de bergen ligt hij ook begraven. Toen hij stierf gebeurde er iets zonderlings. - We keken op. Alweer een van die fantastische