| |
Boekbespreking.
De molens van Waasland door Arthur-Kamiel Rottiers. Een symphonisch gedicht verlucht met tien etsen van Romain Malfliet. Uitg. Van Haver, St. Niklaas. 48 blz, geb. 150 Fr. gen. 100 Fr.
‘De liefde tot zijn land is ieder aangeboren’ dichtte Vondel. Rottiers, die tijdens de oorlog in Groot-Brittanje verbleef, moet eveneens ietwat verliefd zijn geweest op zijn vaderland en in het bizonder op zijn streek, want daar over het kanaal, schreef hij een groot symphonisch gedicht ‘De Molens van Waasland’. Ware Rottiers thuisgebleven, hij had misschien dit gedicht niet geschreven of het althans slechts op lateren leeftijd uitgewerkt. Immers, door het in droom herbeleven van ons verleden wordt een kunstwerk geïnspireerd en pas dan, wanneer de bezinning haar rol in het scheppingsproces speelt, kunnen wij met diep-doorvoelde en doordachte kunst iets te maken hebben.
Zonder afbreuk te willen doen aan Rottiers' inspiratie blijkt hij nogal planmatig te werk te zijn gegaan. Doch mogen wij hem dit euvel duiden? Trouwens, hoe kan een dergelijk gedicht zonder voorontwerp geslaagd zijn? Meteen stelde Rottiers zich boven zijn onderwerp en was hij in staat véél wat hem nauwer dan zijn streek aan het hart lag (zijn verloofde bv.!) in dit gedicht uit te schakelen. Er zit dan ook minder passie in zijn ‘Molens’ dan een sterk uitgesproken tendenz. een wereldbeschouwing. Daardoor hebben Rottiers' ‘Molens’ ons iets te zeggen. Zij zijn een historisch document. Degenen, die zich aan een loutere beschrijving van de molens van Waasland verwachten, vallen bedrogen uit. Deze molens zijn een symbool. Voor Rottiers waren ze een drijfveer om onze decadente eeuw te confronteren met de voornaamste historische gebeurtenissen tijdens hun bestaan. Scherp en vaak te moraliserend reageert Rottiers tegen het materialisme van deze tijd:
met een ‘oui’ en een ‘non’,
zo gaat 't leven wel heen...’.
Zijn blik gaat wijder dan die van de kwijnende provincialist:
‘Maar wat schoon is in Vlaanderen
het streeft naar geen grenzen.’
| |
| |
Rottiers is tevens gevoelig voor de sociale toestanden (wantoestanden!) en zonder heiliger dan de Paus te willen zijn bevat zijn levensbeschouwing religieuze fermenten. Dweept hij daarom niet met Henriette Roland Holst?....
Louter poëtisch zal men door ‘De Molens van Waasland’ niet bevredigd worden. Rottiers schrijft koppig een eigen stijl, hortend en stotend (al heeft hij er andere opvattingen op na) en vaak wordt zijn gedicht ontsierd door rethorische slagzinnen, die aan het spreekkoor eigen zijn geworden: ‘Symbolen van arbeid. Symbolen van macht.’
Over de uitgave niets dan lof. Pastoor De Craene werd zelfs overtroefd!
Remi Boeckaert.
| |
‘Liederen voor Maria’ door Aug. van Cauwelaert. N.V. Standaard-Boekhandel. Antwerpen 1946. 48 bldz. Prijs: 54 Fr.
Dit is een herdruk, waarin twee gedichten werden opgenomen uit de bundel ‘Liederen van Droom en Daad’. Over het algemeen hebben we hier mooi en degelijk berijmde vroomheid, doch geen aangrijpende of diep-doordringende kunst. Een produkt van dankbaarheid en piëteitvolle vlijt, meer dan van dwingende scheppingsdrang. Ondanks goed geslaagde regels, of zelfs strofen (in het verhalend gedeelte vooral,) ondanks een gedicht als ‘Maria's kindje’ dat een dieper menselijke klank heeft, ondanks het steeds degelijke vakmanschap en het verzorgde van de vorm, kan men een algemene indruk van eentonigheid en gemis aan reliëf niet van zich afzetten. Belangrijk kan men deze gedichten zeker niet noemen. Ze drukken de gevoelens en aandoeningen uit van een eerlijk en vroom mens, die ook voor het schone gevoelig is, maar die niet behoort tot de familie der ras-kunstenaars.
Wat de uitgave betreft, deze is keurig en smaakvol.
Erik van Ruysbeek.
| |
‘Lode Tendelle’ door Geert Grub. Uitg. ‘Dienen’. Heide-Kalmthout. 312 blz. Ing. 70 fr. Geb, 95 fr,
‘Ook nu heb ik niet aan literatuur willen doen’, zegt Geert Grub, de schrijver van ‘Lode Tendelle’. Daarmede doet hij ons aan de fabel van de vos en de druiven denken, al voegt hji er idealistisch aan toe: ‘Schrijven is voor mij geen doel maar middel’. Of kent hij de grenzen van zijn zeer beperkt kunnen?... In elk geval wil hij beter dan Conscience, want hij maakt er ‘de brave man’ een verwijt van dat hij zijn volk niet leerde lezen, tenzij Courths Mahler. Daarom zou Grub zelf maar de rol van paedagoog vertolken: ‘Wie aan zijn boek veel wil hebben - en eerst dan wordt een boek een ware vriend - moet een potlood bij de hand hebben om de schone, treffende gedeelten of een gedachte die iets zegt, aan te tekenen’. ‘Lode Tendelle’ broedde (ondanks het Vermeylen week-end spraken wij niet van de ‘incubatie’) dan ook uit tot een tendenz-roman, een helaas al te sterk uitgesproken tendenz-roman, want het al te didactische opzet van de auteur is de schuld van de talrijke melodramatische taferelen Bijna overal tracht Grub zijn levenswijsheid op te dringen, het zal hem dan ook verwonderen dat wij zijn ‘Tendelle’ niet op elke bladzijde van aanstrepingen hebben voorzien..., die levenswaarheden zijn evenwel reeds te tienduizende keren gezegd om er nog op te reageren. Men kan ons oowerpen dat er ten slotte niets nieuws is in de mens. Inderdaad, en een stevige brok moraal is zelfs het fondement voor een diep menselijke roman doch wat ergert er meer dan het gemoraliseer van een schoolmeester? En wordt de lezer niet tot lachen genoopt als de auteur hem zo gewichtig en zelftevreden aanspreekt als had hij zopas een ontdekking gedaan terwijl hij in feite niets dan ‘een oude koe uit de sloot haalde’?.... Daarbij is Geert Grub doorgaans sentimenteel en
| |
| |
naïef als Courths Mahler en Cie. Om ons potlood niet nutteloos te verslijten hebben wij er ons van onthouden deze flauwiteiten (evenmin als de moraliserende zinsneden) waarop wij uitgenodigd werden te onderstrepen, doch nemen wij op goed valle het uit één passus: ‘Het doet er niet toe, liefsteke, ik zal je geloof altijd eerbiedigen omdat het een deel van jou is’. - ‘Dat is braaf’ juichte Simonne. (blz. 193).
En toch.... in Geert Grub leeft de substantie om een betekenisvol roman te schrijven. Levenservaring heeft hij genoeg (daar loopt hij zelfs te koop mee), hij is daarbij sociaalvoelend en -strijdend (in de hoogste mate zelfs), hij weet hoe een roman moet opgebouwd worden, hij leeft mee met zijn personages (waarin wij meestal zijn zelfportret opmerken), hij heeft ons ontegensprekelijk iets te zeggen..., doch hij doet het zo hulpeloos, zo oppervlakkig en drakerig omdat hij er als self-made man niet bovenop geraakte, zodat wij zijn geval eerder tragisch dan komisch dienen te beschouwen. Voor de intellectuele lezer is ‘Lode Tendelle’ niet goed genoeg (hij is trouwens voor hem niet geschreven!) terwijl de man van de straat er niet zal uithalen wat er mee bedoeld werd. Zielens en L.P. Boon, wiens romans eveneens als die van Grub getuigenissen zijn van menselijke ellende die door wraakroepende sociale toestanden, werd veroorzaakt, geraakten nochtans tot op de tribune van onze literatuur en Warden Oom slaagden er anderdeels in het eenvoudige publiek, dank zij het weren van elk schoolmeesterachtig gemoraliseer, te leren lezen.....
R. Boeckaert.
| |
P.P. Rubens door M. De Lannoy. Uitg. Lannoo, Tielt. 150 blz. Ing. 42.50 fr. Geb. 60 fr.
Na ‘Dit was leven’ van Zsolt Harsànyi en de volkse Rubensroman van Jef Crick werd de Rubensfiguur nogmaals geromanceerd, thans door M. De Lannoy en in de ‘Dietsche Gestalten’ ondergebracht.
Een figuur als die van Rubens kan vanzelfsprekend niet gemist worden in een park waar onze grootste figuren gestandbeeld staan, maar het is des te jammer wanneer de opdracht wordt toevertrouwd aan iemand, die slechts in staat is een miniatuurbeeldje te houwen, daf daarbij zo oppervlakkig en karakterloos is dat het niets met een kunstwerk heeft te maken Groter schande kon Rubens en onze Dietse cultuur niet worden aangedaan!
R. Boeckaert.
| |
Herfst onder redactie van H. Bauweraerts S.J.L. Monden S.J., J. Van Laer S.J. Uitg. Lannoo, Tielt. 180 blz. Ing. 130 fr. Geb. 155 fr.
Een onhandig album gewijd aan de Herfst. Alles behalve een slecht initiatief, maar...! Van Demedts en Van Hemeldonck lazen wij nooit zo'n minderwaardige verhalen, de gedichten zijn al even flauw en de illustratie is stijf-conventioneel, karakterloos. Misschien zullen collegejongens er zich niet bij vervelen....
R. Boeckaert.
| |
‘Schubert, de Zwerver, de Zanger’ door J. Van Ackere. Uitg. Standaard Boekhandel. Prijs: 45 fr.
Schubert's rekening is reeds met een massa werken, goede en min goede gedibiteerd, maar laten we het maar rechtuit bekennen: zelden hebben we een zoo degelijke verhandeling over dezen componist gelezen als deze van J. Van Ackere, die door zijn uitstekende ‘Inwijding tot de Meesterwerken van het Klavier’ en ‘Eeuwige Muziek’ voor ons zeker geen onbekende meer is.
| |
| |
In een beperkt volume (88 blz.) heeft schrijver het gedaan gekregen ons een duidelijk omlijnd beeld te geven van den onvergetelijken ‘Zwerver Zanger-componist’ zooals hij hem noemt. Na ons in de stemming te hebben gebracht door een kleurig impressionistisch Weenerdecor (1820), waar men walste terwijl in het gemartelde Frankrijk de revolutie alles versmachtte in een onverzadigbaren bloedgolf, onderzoekt hij den invloed die de Donaustad heeft uitgeoefend op Schubert's werken. Van Schubert's schoolrapport voert Van Ackere ons langs de jeugdjaren van den componist naar de eerste composities, geïnspireerd door Goethe's gedichten, spoedig zijn lievelingsdichter. Hoe kon het ook anders daar deze verklaarde dat ‘de muziek het innigste element van alle poëzie is’. En Schubert schreef zijn meesterlijk ‘Grietje aan het Spinnewiel’, zijn eerste liefdelied, het vertrekpunt van vele andere. Na een paar anecdoten en critische belichting van de bijzonderste liederen, gaat schrijver over tot een fijnzinnige analyse van de ‘Klavierlyriek’ waar hij vooral den nadruk legt op den eenvoud. ‘Een Schubertsonate lijkt op een Beethoven-sonate als een rustige heuvelweide op een dreunend slagveld’ (blz. 21). En dit is vooral interessant in dit werkje: de gedurige vergelijking, het herhaald tegenover elkaar plaatsen van Beethoven en Schubert.
‘Beethoven maakt soms van het klavier een orkest; Franck, een orgel; Schubert maakt er een menschenstem van’ (blz. 23-24). Ook wanneer hij het over de ‘Kamermuziek’ heeft, trekt hij de vergelijking door. Hij verklaart onomwonden dat Schubert op dat gebied ‘gansch in de schaduw van Beethoven blijft’, en toont aan wat een afgrond er tusschen beiden ligt, bijvoorbeeld wat betreft de variatie. ‘Beethoven is een dramaticus, Schubert's ziel zwelgt in het lyrische’ (blz. 35).
Achtereenvolgens behandelt schrijver de hegomonische thema's in het oeuvre van Schubert: het Zwerven (waarin een geslaagde bespreking van de Onvoltooide Symphonie); de Natuur (‘De Mooie Molenarin’ en de te noteeren analyse van de ‘Winterreis’); de Dood, gedachte welk hij magistraal tot uiting heeft gebracht in ‘De Dood en het Meisje’. Dit alles belicht hij in een eenvoudige, directe taal, kort en bondig, even dieper ingaande op sommige punten zonder echter in langdradigheid te vervallen. In één woord: een prachtwerkje dat, gezien den degelijken inhoud en de keurige uitgave, iederen muziekliefhebber en Schubert-bewonderaar zal willen bezitten en waarvan de auteur ongetwijfeld op weg is een onzer vooraanstaandste muziekcritici te worden.
Ant. B.
| |
‘Het Eeuwig Masker’ door Anton Van de Velde. Uitg. Lannoo, Tielt. 125 blz. Prijs ingen. 42 fr.
Wanneer een auteur, zoals Van de Velde het zegt in zijn inleidend woord, door een uitgever verplicht wordt een boek te schrijven, zal men moeilijk van een meesterwerk kunnen gewagen. En wanneer die uitgever dan nog bepaalt dat hem slechts 125 blz. wel geteld, worden toegemeten, is de auteur dubbel gemuilband en kan hij bezwaarlijk werken zoals het hoort.
Nochtans heeft Van de Velde met: ‘Het Eeuwig Masker’, een algemene toneelgeschiedenis in zakformaat, geen minderwaardig boek geleverd. Ervaren toneelman als hij is, wist hij met de gladheid van een aal over heel wat moeilijkheden heep te komen en zijn lezers een en ander te leren op een tamelijk eenvoudige en aangename manier. Het is jammer dat hij zich niet heeft bepaald bij data, namen en feiten, maar zich ook aan kritiek heeft gewaagd.
| |
| |
Ten eerste begrijpen we niet goed hoe: ‘geschiedenis’ en ‘kritiek’ kunnen samengaan, ten tweede is het moeilijk voor een auteur - en vooral voor een katholiek auteur - om objectief te blijven bij het beoordelen van het oeuvre van een collega. Ook V.d. Velde blijft niet altijd objectief. Want het is toch een beetje kras te beweren dat een Van Suchtelen: ‘ten onder is gegaan’ en het kan werkelijk niet door de beugel een Teirlinck voor te stellen als ‘een van zijn volk vervreemde, epicuristische sinjeur’.
We hebben veel waardering voor Van de Velde, en zijn de eersten om toe te geven dat hij niet de eerste de beste is. Maar of hij ooit met een Van Suchtelen of een Teirlinck op dezelfde lijn zal mogen geplaatst worden betwijfelen we sterk.
We hopen maar dat hier geen: ‘jalousie de métier’ in 't spel is, want anders zouden we moeten besluiten: ‘de ouderen zijn nog slechter dan de jongeren...’.
W. Biliet.
| |
‘Zwarte Lading’ door Ab Visser. Born's uitgeversbedrijf N.V. Assen. Alleenvertegenwoordiging voor België: De Sleutel, Antwerpen. 1946. 227 blz. Geb.: 68 fr,
Visser is als jeugdschrijver in de Nederlanden geen onbekende meer. Dit boek, min of meer een historisch avonturenverhaal, werd vlot geschreven, zonder ingewikkelde complicaties, nochtans met een ernstige psychologische uitbouw van de bijzonderste karakters. Wij volgen met belangstelling de avonturen van de twee weeskinders, Wouter en Harmpje. Wouter komt in Engeland terecht. Hij zoekt en vindt de beruchte matrozenkroeg van zijn oom, die een ronselaar is voor de verboden vaart. Wouter moet mee met het smokkel- en slavenschip, de ‘Bell’. Hij geraakt in een slavenopstand, behaalt met zijn vrienden de overwinning en ten slotte doen zij samen aan schatzoekerij. Dit laatste schaadt bepaald de techniek van de roman. Er ontstaat dusdanig een innerlijke tweespalt. Het eerste gedeelte (ronselarij en slavenhandel) kunnen wij noemen: historisch en realistisch. Het tweede gedeelte: (schatzoekerij) fantastisch en een breuk met het eerste. Dat de schrijver zijn godsdienst, die prostestants is, niet wegsteekt, lijkt ons niet zo erg, doch de wijze waarop hij het heeft over een ongelukkige huwelijsverhouding dwingt ons nopens ‘Zwarte Lading’ het nodige voorbehoud te maken.
Albert de Longie.
| |
‘De vliegende Hollander’ door P. Verhoog. Uitg. ‘De Boer’, Den Helder, 1945. Alleenvertegenw. voor België: ‘De Sleutel’, Antwerpen. 308 blz. Geb. 89,30 fr.
Deze roman is vooral geschikt voor de rijpere jeugd en zal ook wel te genieten zijn voor volwassenen, die niet zo zeer op psychologische dan op avonturen- en ontspanningsromans belust zijn. Verhoog slaagde er in een karakteristieke ‘Vliegende Hollander’ als het ware te houwen: als een standbeeld, dat de personificatie van een doelbewust, wils- en daadkrachtig zeeman uitbeeldt, rijst deze Hollandsche zeemansfiguur in onze droomwereld op. Jammer dat er niet altijd vaart genoeg steekt in het verhaal en dat er te veel aan aardrijkskunde werd gedaan.
R. Boeckaert.
|
|