Arsenaal. Jaargang 2
(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 340]
| |
en leidde ons in verrukking, schuchter en gelaten.
Wij hebben gretig aan de liefde van het lot geloofd
dat ons uiteengeslagen heeft als overmoedige soldaten.
Nu gaan wij elk ons eigen wegen met gebogen hoofd.
Dom kind, ons lachen was geen vreugde en onze traan geen lijden,
de mensen riepen ons hierom zo spottend achterna.
Wij leerden vroeger samen zijn in elk der jaargetijden,
maar zie ons leven thans, wij worden oud weldra...
Al heb ik u bemind, al hadt gij in dit noodlot grenzeloos vertrouwen,
zoudt gij mij hierom zeer doen, aan m'n ogen, aan mijn hart?
De Here zij met u, gezegend zijt gij boven alle vrouwen.
Dit klinkt als elk gebed, bedwelmend schoon, maar hard.
M. Oudewal.
|
|