Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Droom en werkelijkheid. Ik heb weer vannacht naar den regen geluisterd. Hij zong in de goot als een aanruischend woord. 'k Verstond al te goed wat hij mij heeft gefluisterd: Dat iemand nog leeft, die mij toch eens aanhoort. En 'k ben nu benieuwd wie die iemand zal wezen, Die dan wil aanhooren 't verhaal van mijn smart. Ik wou dat hij reeds aan mijn oog was verrezen, en drukte mijn handen en sprak tot mijn hart. Maar 'k denk niet dat iemand zich moeite zal geven te leen'gen den nood van een wildvreemden mensch. Men geeft om geen roep van een ander in 't leven, voldoet slechts de stem van zijn bloedeigen wensch. [pagina 337] [p. 337] 't Is beter ook zoo dan een ander te plagen met al wat het leven mij steeds heeft misdaan. Er is dan geen tweede bij wien het zal knagen en 'k zal tot geen mensch als een schuldige staan. Tine van Essche. Vorige Volgende