met het onderwerp: ‘Nationaal Tooneel’ ging bezig houden, vroeg ik Herman Teinlinck om een interview. Wel wat tegen mijn verwachting in (waarom ik een weigering vreesde weet ik eigenlijk zelf niet), werd op mijn verzoek met de meeste welwillendheid ingegaan en op dien Vrijdagmiddag 19 Juli maak ik inderdaad kennis met een joviaal, innemend mensch, een Teirlinck zooals ik hem mij niet had voorgesteld, omdat ik dacht voor een plechtstatige oude heer te zullen staan, een beetje verveeld en verstrooid, wellicht, en in plaats daarvan een geestdriftige, zeer geconcentreerde, 67 jaar-jonge man vóór mij heb.
Iemand zei me een paar maanden geleden: ‘Teirlinck wordt oud’. Ik vraag mij af hoe hij dan wel in zijn jeugd moet zijn geweest, want velen van onze jongeren bezitten, helaas! niet het tiende part geestdrift en overtuiging die van den ‘ouden’ Teirlinck uitgaan.
Zulk mensch leent zich niet tot een droog interview. Je kunt hem niet naderen met bloc-note en potlood en getrouw je vooraf opgestelde vragenlijstje volgen. Je praat met hem en je luistert naar hem, want het is een genot hem het onderwerp, dat hem zoo nauw aan 't hart ligt te hooren behandelen.
- ‘Nationaal Tooneel!’ zegt hij terwijl zijn oogen flikkeren achter zijn brilleglazen. En dan nog eens peinzend: ‘Nationaal Tooneel......’.
Wat ziet hij voor zich terwijl hij een oogenblik droom-verloren in de verte staart? Ontwaart hij zijn werk volledig geëindigd, ziet hij er den groei en den bloei van of denkt hij enkel aan het begin, een begin dat hij zoo moeilijk weet maar waarvan hij overtuigd is dat de volledige uitbouw de bekroning moet brengen?
- ‘Je herinnert je wellicht hoe Oscar De Gruyter eigenlijk het plan vormde een Nationaal Tooneel te bouwen’, zegt hij, zich uit zijn gepeins losrukkend. ‘Hij kreeg het er niet door. Waarom? Om vele redenen wellicht. Het komt er nu minder op aan dit alles te gaan uitpluizen. Hoofdzaak is: hij lukte niet, en moest sterven zonder zijn droom verwezenlijkt te zien. En dat zal hem heel wat hebben gedaan. Want de stichting van een Nationaal Tooneel is een idee, dat je niet loslaat, als je 't eenmaal in je kop hebt. Reeds na den oorlog 1914-1918 liep ik het Ministerie af, deed alle mogelijke voetstappen, vruchteloos. En toch wanhoopte ik niet. Ik wist dat het er eenmaal komen zou, komen moest. Het is een noodzakelijkheid, dat ziet men ten slotte toch in. Je kunt er tien, vijftig, honderd jaar en nog langer op wachten.