Arsenaal. Jaargang 2
(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
Bij het laatste werk van Van Baelen: ‘Gebroken melodie’K. van Baelen
Toen Van Baelen in 1942 debuteerde met ‘De Oude Symphonie van ons Hart’ scheen de critiek een ogenblik verwonderd, onthutst. Nooit had men van Van Baelen gehoord en opeens trad hij als een jonge meester de arena in. Vele critici hebben in recensies aan hun bewondering vorm gegeven. Anderen moesten - uit noodzakelijkheid des gebods - zwijgen. Er zullen weinig jongeren zijn wier werk op zo'n lovende wijze wordt onthaald. Het bleef echter bij deze recensies. Ook toen in 1943 ‘Een Mensch op den Weg’ van de pers kwam. De aandacht was te veel op het wereldgebeuren gespitst om stil te houden bij litteraire gebeurtenissen. | |
[pagina 273]
| |
Doch ook na de bevrijding, toen de lofzang van de jonge romanciers door Herreman gezongen werd, bleef Van Baelen in de vergetelhoek. Wij waren gelukkig in het Aprilnummer 1945 van ons tijdschrift voor het eerst aandacht te vragen voor Kamiel Van Baelen. Deze poging had een verbluffend resultaat. Er ontstond een vinnige pennetwist, het werd een over- en weergepraat zonder weerga. Doch het resultaat was bereikt: Van Baelen werd zonder meer opgenomen in de rij der verdienstelijke jongeren. Toen kwam de tijding van Van Baelen's dood. Weer ging men schrijven, er ontstond een wedijver om over die begaafde jongere te spreken... ja, het werd bijna een modesnufje om de mond vol te hebben over Van Baelen. Wij deden niet mee aan deze luidruchtige polemieken. Wij hadden onze plicht tegenover Van Baelen volbracht. Enkele maanden later kwam zijn werk zelfs in aanmerking voor de Staatsprijs voor het proza. Dit is typisch en illustreert op een koddige wijze de enggeestigheid in ons litterair wereldje. * * * Van Baelen's leven was kort, maar het was een schoon, een groot, een vruchtbaar leven. Het was een leven van strijd voor geestelijke emancipatie, voor geestelijke bewustwording en vrijheid. Doch... ‘daar komt het einde, dat zelfs het schoonste leven ter wereld wacht’ schreef Blaise Pascal in zijn ‘Pensées’. Nooit is de verschrikkelijke tegenstelling tussen die twee begrippen - einde en schoonste leven - op zo'n sinistere wijze tot ons doorgedrongen als toen wij vernamen dat Van Baelen vermoord was in de folterkampen van het Nationaal-Socialistische Duitsland. Van Baelen is niet meer. Hij liet zijn leven voor de vrijheid. Hij liet ons achter, ontdaan, ontsteld om het verlies van een vriend, van een knap kunstenaar, van een edel mens. Met hem verdween één der begaafdste jongeren, die een waardig vaandeldrager zou geweest zijn voor de jonste generatie. Met hem verdween ‘onze’ Vermeylen, schreef Remi Boeckaert, niet ‘een’ Vermeylen, maar ‘onze’ Vermeylen, de meester, de leider onzer generatie, het geslacht van morgen.
Gelukkig hebben wij het werk dat hij ons geschonken heeft, het werk waardoor zijn naam blijvend zal vernoemd worden onder de goede, onder de beste Vlaamse auteurs. Door dit werk zal hij voortleven in de Vlaamse letterkunde. Dit oeuvre is niet | |
[pagina 274]
| |
omvangrijk, doch het is betekenisvol en van fundamenteel belang om de grootheid van zijn geest en het waarachtige van zijn kunstenaarschap te blijven waarderen. Zopas verscheen de ‘Gebroken Melodie’, met een ‘In Memoriam’ van Em. Janssen. S.J. Pater Janssen heeft zich op een zeer kiese wijze van zijn moeilijke taak gekweten. Hij deed zulks met liefde en overgave en juist daarom is dit ‘In Memoriam’ zo innig en ontroerend. Het is lang niet mogelijk nu reeds een objectieve synthese te maken. Wij zijn nog verbaasd - bedwelmd bijna - door het talent van Van Baelen, dat ons het genie deed vermoeden. Het enthousiasme van de jongeren is nog te uitbundig om een definitieve waarde-bepaling in te sluiten. De bezinning dient over deze bewondering te gaan. Eerst den zullen wij de juiste betekenis van zijn kunstenaarschap kunnen overzien. Doch zeker is het dat wij de ‘Gebroken Melodie’ niet nodig hadden om te beseffen wat wij aan Van Baelen verloren hebben. Het stemt ons dan ook enigszins wrevelig dat J. Berchmans in zijn artikel over Van Baelen (Spectator 28-7-46) eerst nu beseft dat hij meer was dan een belofte. Wij menen toch dat er weinig scherpzinnigheid vereist was om zulks uit de vorige werken uit te maken. Doch kom, het is nu eenmaal een traditie geworden dat de ouderen de jongeren beknibbelen. Dat daardoor het omgekeerde wordt uitgelokt moeten zij maar voor hun rekening nemen. De ‘Gebroken Melodie’ werd aan ‘Arsenaal’ niet ter recensie gestuurd. Het was immers niet nodig deze attentie te bewijzen aan het tijdschrift dat voor Van Baelen de erkenning verwierf, het tijdschrift waarvan Van Baelen vermoedelijk redacteur zou geweest zijn.
Het valt ons pijnlijk dit werk te bespreken. Het is het eind van een gouden draad dat wij in onze handen houden. Er zal nog veel over Van Baelen geschreven worden, doch dat neemt niet weg dat zulks zijn laatste scheppend werk is. In dit kleine oeuvre moet de synthese van zijn kunstenaarschap gezocht. En dat is juist het tragische: wij moeten de synthese in deze drie werken vinden, niettegenstaande Van Baelen onuitputtelijk scheen aan thema's voor nieuwe romans. E.P. Janssen heeft enkele concepties opgesomd van werken die Van Baelen zou aangepakt hebben. | |
[pagina 275]
| |
Velen van zijn vrienden voorzagen de mogelijkheid dat hij in ‘Herziening van het Proces van Socrates’ het summum van zijn kunst zou gelegd hebben. Het mocht niet zijn. En juist daarom vrezen wij, dat - hoe groots ook zijn oeuvre moge wezen - de verdienste die wij hem zullen voorbehouden niet deze is waarop zijn wezenlijk kunstenaarschap recht had. Van Baelen zou misschien een geniaal auteur geworden zijn... en dergelijke persoonlijkheden telt de Vlaamse literatuur slechts om de honderd jaar.
Het debuut van Van Baelen was niet aarzelend. Integendeel, de schrijver ging regelrecht op zijn doel af, gewapend met een drang tot vernieuwing, met stylistische gebondenheid, met scherp intellect en zuiver gevoel; begaafd met een persoonlijk en origineel levensinzicht, met ruime mensenkennis en een talent dat boven een armzielige middelmaat uitstak. De ‘Oude Symphonie van ons hart’ was een boek van hogere abstractie. Van Baelen stelde de mens voor als een stukje stof en een stukje van God. Die twee uitersten zijn in ons hart vastgehaakt en tussen deze polen slingert ons leven, als een betrachting naar het Ene: het geluk. Deze substantie was verwerkt op een hypernieuw plan. Van Baelen beschrijft de normale mens, gebukt onder materiële beslommeringen en hongerend naar hogere idealen. In deze roman laat hij de mens tot de wanhoop komen (cfr. Franse existentialistische romanciers). Doch op het fataal ogenblik weet een chirurg de zelfmoordpoging te verijdelen. Hier-begint de roman: de held zal achtereenvolgens met verschillende harten het geluk trachten te verwerven. Hij krijgt beurtelings de harten van een financier, een zwerver, een dokter in de wijsbegeerte, een krankzinnige, een losbol... en laatst krijgt hij er een van chroomstaal (dit wordt zijn dood: het spirituële kan onmogelijk enkel door het materiële bepaald worden). Deze verschillende harten zijn het middel om telkens de mens in zijn zoeken naar het geluk uit een ander standpunt te bekijken. Schrijver brengt geen positief antwoord, maar onbewust gaat de lezer die verschillende punten voor zichzelf verwerken. In deze schematische diversiteit ziet men de overweldigende omvangrijkheid van het groot probleem. En uit deze diversiteit kan men nu deducties maken voor een persoonlijke levensbeschouwing. | |
[pagina 276]
| |
Niet wat een kunstenaar schrijft heeft het grootste belang, maar wel hetgeen hem deed schrijven, want dit is het leven dat tot daden dwingt. Enkel dat leven, in zijn oneindige schakering, terugvinden in een woord, een zin of een vers heeft wezenlijk waarde. Dat ook is eerst diepe en waarachtige kunst: door het woord adequaat de toestand waarin men verkeert aan de lezer suggereren. De praemissen van zijn tweede boek, ‘Een Mensch op den Weg’, laten zich weerom resumeren tot een ethisch motief, dat op allegorische wijze is uitgebeeld. Dezelfde substantiële kernachtigheid lag ook aan de basis van ‘De oude Symphonie van ons Hart’. Wij moeten toegeven dat een allegorie ontzagelijke mogelijkheden biedt, doch Van Baelen wist op een bijzonder originele wijze een bezinningssfeer te scheppen en zijn uitbeelding zodanig met de innerlijke roerselen der algemeen-menselijkheid te vermengen, dat wij zijn opzet volmaakt geslaagd mogen heten. Het onderwerp van het boek kan als volgt geresumeerd worden: een mens (Ludo) gaat zijn weg. Aan een tweesprong van het leven vervoegt hij zich bij de bezinning (Viator). Alles lijkt volmaakt in orde, doch de twijfel (Thomas) daagt op en verleidt de mens. Dit gegeven zou uitgegroeid zijn tot een ethisch betoog, ware het werk niet door en door roman. Van Baelen schrijft vlot, met moderne zwier en vitaal dynamisme, vrij van Walschapiaanse reminiscenties. En hier moeten wij onmiddellijk aan toevoegen dat het voor een jong romancier verduiveld moeilijk is om aan Walschap's fluïdium te ontsnappen. Niet dat wij zulks a priori verderfelijk noemen, doch enkel omdat het de groei naar de volledige ontplooiïng van de persoonlijkheid van een jong auteur in de weg staat (cfr. Daisne, Lampo, Cantens, Seghers, e.a. die elk langs andere, persoonlijke concepties hun kunstenaarschap ontplooien). Naast de zeer beweeglijke actie in de uitwerking van het onderwerp, treedt echter de fijne opmerkingsgeest van de auteur op de voorgrond. Dit fijne uit zich vooral in een ironische verwoording van doodgewone zaken, die hij door zijn bezieling en zijn ietwatsarcastische interpretatie tot een bijzonder hoog peil verheft. In dit boek doet hij de mens onvoorwaardelijk kiezen tussen de twee levensuitersten: het extremistisch spiritualisme en het | |
[pagina 277]
| |
materialistisch scepticisme. Tussen die twee antipoden zoekt de mens naar evenwicht. Van Baelen kent echter te goed de dwaze hoogmoed der mensen om er niet de draak mee te steken. Hij tekent de gemiddelde mens: klein, kleingeestig, vol dwaze verwatenheid en vooroordeel, vol stompzinnigheid en belachelijk-pedant; hij tekent ook de antipode: mensen die waarachtig en eerlijk volgens hun menselijke bestemming leven. Van Baelen is een gevaarlijk talent: door de bekoring die hij op de lezer uitoefent bedwelmt hij de criteria die zijn werk moeten ijken. Hij beeldt ons het leven dat wij allen verlangen en dat maar niet bereikt wordt. Men kan aanmerken, dat zijn helden te symbolisch zijn en dat daardoor zijn werk het levensecht component mist. Ja, en toch moeten wij toegeven dat, niettegenstaande zijn romanfiguren dragers zijn van een tendentieuze idee, ze toch zo menselijk zijn in hun gedragingen, dat het totaal-aspect tot een realiteit werd herschapen. Dat deze realiteit er gene is van empirische of absoluut-realistische orde, willen wij niet ontkennen. Zijn realiteit is van hogere orde, een superrealiteit die door haar wezen de lagere aan de kaak stelt, om de ideale werkelijkheid - het gedroomde bestaan - in een licht van goedheid, waarheid en schoonheid te transponeren als een heerlijkheid die de geest ons kan ‘realiseren’. De nuchtere, onthutsende werkelijkheid van het leven om den brode, met al zijn narigheden, laat hij contrasteren met het heerlijke leven, dat geleefd dient te worden naar al de regels van de nog heerlijker vrijheid. En het is dat eerste leven dat hij zo heftig kan hekelen, want door zijn beheersing gulpt voortdurend zijn walg voor het banaal-alledaagse naar buiten: verachting voor het gekunstelde, het kunstmatige, het onnatuurlijke, ja tegen-natuurlijke van een huichelachtige maatschappij en een vunzig conventie-leven. In dat kader bespiedt hij de mens, een hoopje cellen en een stompje geest. Hij doet zulks met liefde, op verrassende wijze de intiemste reacties van het hart typerend. Het slot van zijn boek wekt een intens medelijden op voor de mens die aan de twijfel, het eeuwig-scepticisme, ten onder gaat. In tegenstelling met voornoemde werken is de ‘Gebroken Melodie’ noch allegorisch, noch symbolisch. Het is een sterk realistisch verhaal, dat echter door zijn tragiek de allegorische en | |
[pagina 278]
| |
symbolische ingredienten niet uitsluit. Het is daarenboven bijna een profetisch werk geworden. Van Baelen heeft in dit boek nog zijn speelsheid weten te behouden, al is de toon enigszins bitter geworden. Al de talenten van Van Baelen liggen in dit werk gesynthetiseerd: zijn meesterlijk vermogen om stemmingen op te roepen, zijn ongerepte vaart, zijn niets-ontziend dynamisme, zijn enige uitbeeldingsplastiek, zijn originele psychologische ontleding, die eerder een - onthulling is, e.d. Alles in dit werk is typisch Van Baelen. In de ‘Gebroken Melodie’ strijdt hij tegen al de tormenten van het hart en de geest. Hij wil zichzelf blijven, hij wil groot- en diepmenselijk zijn en haat de ‘reddelooze aartsverveling bij gebrek aan levensinhoud.’ Van Baelen stierf als zijn hoofdpersoon, Guy Roumillet: verraderlijk in de rug geschoten door de vijand die geen jeugd ontzag. Zijn leven was een strijd met zichzelf. Die innerlijke strijd maakte hem groot. Zijn dood, hoe tragisch ook, is een symbool van grootheid, idealisme en altruïsme geweest. In dit werk heeft Van Baelen het credo van ‘Een Mensch op den Weg’ herhaald: ‘...ik geloof in den Gèest en aan de mogelijkheid zijn leven in te richten naar den Geest. Sommigen gelooven in den mensch, in de Maatschappij, anderen in het leven, in Geld, wat weet ik al. Maar ik geloof in den Geest, in z'n waarden en in al wat des Geestes is.’Ga naar eindnoot(1), als wou hij voor zichzelf die woorden zwart op wit herhalen. De constructie van het boek verraadt weer de originele compositorische kracht van de overleden auteur. Velen verwierpen ‘De oude Symphonie van ons Hart’ om haar artificiële bouw. Uit de ‘Gebroken Melodie’ werd elke kunstmatigheid geweerd. Van Baelen bleef zichzelf. Hij bleef eveneens de fijnzinnige ironist, die munt wist te slaan uit elke belachelijke situatie. En toch blijft het tragisch element dit werk domineren. De dreiging van de dood voelt men bijna overal als een drukkende beklemming, als de aanhef van de gebroken melodie. Van Baelen heeft zich nooit tevreden gesteld met een probleem te citeren. Nooit! Steeds peilde hij naar de kern, naar de essentie, naar de drijfveren, met zijn volledige inzet aan geestes-en gevoelsgaven. | |
[pagina 279]
| |
Hij blijft de zich op het leven en de mens bezinnende kunstenaar; de kunstenaar met de greep van een bijna geniaal meesterschap. Doch er is meer. Met zijn handige techniek heeft hij drie jonge mensen in het leven geroepen, die slechts drie facetten zijn van dezelfde mens, de mens van deze tijd, die de dood heeft doorvoeld in elke cel van zijn physiek en geestelijk uitgehongerd lichaam. Dit boek werd het epos van de jongste generatie, die diep gewond door een oorlog, door een morele ontwrichting, een eigen persoonlijkheid verwierf. Het wordt de jongeren verweten dat na de laatste wereldoorlog hun humanistische verzuchtingen zo gering zijn, dat hun strijd te tam is en dat zij verstoken blijven van revolutionaire idealen, eigen aan een aantredende jeugd. De critici die dergelijke verwijten doen, blijken slechts middelmatige psychologen te zijn. Het werk van deze generatie draagt wel degelijk de sporen van de wereldbrand, doch het getuigt op een geheel andere wijze, wars van hoogdravende rhetoriek en hol getheoretiseer. Voor deze generatie bleven slechts twee entiteiten levend: het leven zelf en de mens. Dit is tevens het materiaal der jongeren, die het beu zijn misselijke wijsjes op de maan en de hinden te brallen. Zij doen zulks met ‘koelen bloede’ omdat zij de valse zin van het esthetisch gedweep hebben doorzien. Aan voornoemde critici raden wij aan het boek van Van Baelen te lezen. Zij zullen er de geest vinden van deze, onze generatie, die door de oorlog tot zo'n vroegtijdige bezinning gedwongen werd.
Aan de bespreking van een litterair oeuvre kunnen vele beschouwingen gekoppeld worden. Men kan het kunstenaarschap van de auteur op het voorplan brengen, zonder evenwel rekening te houden met een litterair historisch verband; men kan eveneens het oeuvre philosophisch-esthetisch analyseren; men kan daarenboven de betekenis van de auteur beschouwen in een letterkundig tijdsverband; enz. Wij wensen in deze conclusie nogmaals aandacht te vragen voor de fundamentele verdiensten van Van Baelen. In zijn werk voelt men het rhythme, de hartslag van de mens van onze tijd, doch men hoort ook de gejaagde hartslag van de ‘eeuwige mens’. | |
[pagina 280]
| |
Hierin ligt de kern van zijn kunstenaarschap: door het tijdelijke de oneindigheid openbaren, door de mens de algemeen-menselijkheid onthullen, door ‘een’ leven ‘het’ leven relief geven, door gevoelsaccentuatie geestesresonanties opwekken. Het voorgaand romanciersges acht bracht ons grootmenselijke allegorie (Vermeylen); psychologische dieptepeiling (Roelants, Teirlinck); schampere, pijnlijke zelfonthulling (Elsschot, Minne); rauwe en waarachtige menselijkheid (Walschap); enz. Het jong geslacht bouwt eerlijk verder, tracht de geringste aandriften in de mens op te sporen en poogt zijn reacties tegenover de omgeving, het leven en de tijd te motiveren in het licht van een algemeen-menselijke levensbeschouwing. Had Van Baelen nog geleefd, hij zou de voorman geweest zijn van deze generatie. Voor ons, ‘Arsenalisten’, zal hij de leider blijven. De geest van zijn werk moet in al onze prestaties gekristalliseerd liggen. Als wij dit bereiken blijven wij trouw aan ons ideaal van eerlijke, d.i. diepmenselijke kunst en het is tevens een langdurige en stilzwijgende hulde aan ons overleden redactielid. Rik Lanckrock. |