Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mendelisme. Gij ook, mijn lieve kind, wordt eenmaal groote mensch en zult 't ellendig leven leeren kennen, lijk vader in dit dorp u niet gewennen, maar blijven leven op uw eigen geestesgrens. Hoe heerlijk lokt het tooverland van droom en wensch? doch hoort gij 't windje door de blaadren rennen, gij heft den blik, verrukt moet gij erkennen: Wel mooi is de aarde en voelt haar schoonheid plots intens, wanneer de lente in mild en godlijk baren de wereld maakt één bloementuin, één eeuwig lied... totdat de winter komt en alles gaat te niet. [pagina 203] [p. 203] Maar gij leeft verder dan uw oogen staren, want zie! gij hoort als ik het zilvren zachte lied, dat zielen zingen in het eindeloos verschiet. Helkijn, 1943. Albert de Longie. Vorige Volgende