Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] De zeilboot. naar André Degrois' ‘Le Voilier’ Ik was een blanke, goudbeslagen boot en vreesde noch de wolken, noch de baren - ik was nog nooit bij onweer uitgevaren - 'k Verliet de haven, blij, met 't morgenrood, en, als het briesje door m'n zeilen floot, dan achtervolgde ik vele meeuwenscharen... Elke avend kwam ik d'haven binnenvaren en schuilen voor zeewoede en de dood. Helaas, ééns, bij het stervend zonneblaken, ontrukte een dolle stormwind me aan de kant en beet m'n zeilen stuk. De masten braken, m'n romp spleet: 'k werd in 't water half bedolven... Voorzichtig, schepen, ziet m'n laatste schand: ik ben een wrak en dobber op de golven.. Jan de Brugghenaere. Vorige Volgende