Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Sonnet. Aan mijne moeder. De bloemen van mijn drift kan ik voor u niet plukken, mijn kussen vorm ik niet voor uwen droeven mond; - mijn tasten naar geluk zal nimmer mij gelukken - mijn meisje vind ik nooit tenzij als vagebond. Wil mijne Bruid bestaan, dan moet ik ras inrukken en bij den minsten angst mij striemen op den mond. Al vond ik nooit mijn weg, al viel in duizend stukken de schale van kristal waarop 'k haar brieven vond; al liep het oorlogsfront over mijn schoonste landen, al werd mijn Romestad verdelgd tot 't laatste kind, al was mijn laatste vreugd: pijn van vervroren handen, - zie eeuwig zal ik u en 't meisje van mijn zinnen bekennen mijn geluk in 't kwaad dat mij bemint. - Voor ik verzwind in 't vuur zal 'k U noch God beminnen. A. Bontridder. Vorige Volgende