- ‘Gevaarlijk!’
- ‘Niet als jij er bent. Je zal mij wel waarschuwen als ik te ver ga’.
- ‘Je stelt nog mijn aanwezigheid op prijs zie ik’.
‘Je hebt deze gave, dat je meestal luisteren wil. Want weet je, de menschen willen of kunnen tegenwoordig niet meer luisteren. Ze zijn altijd zoo vlakaf, zoo haastig, meest op jacht naar roem, fortuin en geld.
- ‘Jij niet?’
- ‘O neen... dat wil zeggen: ik zou wel willen rijk worden, maar ik zal er toch niets voor doen. Een lot koopen misschien’.
- ‘Uit luiheid...’.
- ‘Neen, neen, ik ben onbaatzuchtig. Ik zou alles weg geven, tot mijn laatste hemd toe...’.
- ‘En waarom gaf je gisteren niets aan die oude vrouw, die je om een aalmoes bedelde...’.
- ‘Het was te koud om mijn handen uit mijn zakken te trekken, en ik moest mij haasten...’.
- ‘Les excuses sont faites pour s'en servir’.
- ‘Begin je in 't Fransch? Nu daarmee overbluf je me niet. Ik leerde steeds zeer gemakkelijk talen. En had ik tijd gehad om ze grondiger te leeren, ik sprak er nu reeds veel...’.
- ‘Je bedoelt, als je niet zoo lui geweest was om ze niet te willen leeren’.
- ‘Je bent bepaald geestig. Maar weet je ik heb een grootsch plan in mijn geest. Het rijpte in den loop der dagen en thans is het klaar ter uitvoering. Nu, ben je niet benieuwd?’
- ‘In 't geheel niet’.
- ‘Toch wel. Mannen zijn zoo nieuwsgierig als vrouwen. Alleen komen ze er niet zoo gemakkelijk voor uit. Nu dan: ik zal mij van de wereld afzonderen’.
- ‘Treedt je in 't klooster?’
- ‘Neen, dat niet. Maar ik wil voortaan voor mijzelf leven. Of hoogstens voor een paar menschen. Eenige goede vrienden die mij vertrouwen en begrijpen’.
- ‘Vooropgezet, dat je jezelf begrijpt’.
- ‘Zeg eens hou je mij voor den aap? Daar, te midden van mijn getrouwen zal ik tot mijn volle rijpheid komen en er vinden: eerbied, genegenheid, liefde’.
- ‘Groote woorden’.