Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 478]
| |
Kroniek van het Proza.
| |
[pagina 479]
| |
tot deze welke innerlijke conflicten uitrafelt en ons doet filosofeeren, het is een boeiend verhaal van een gewapenden strijd, een tijdsdocument dat ons met vreemde landschappen en toestanden vertrouwt. Alleen reeds in dit opzicht is het interessant. De meesten van ons kennen slechts Java door ‘Max Havelaar’. In ‘Nacht over Java’ blijken de sociale toestanden er sindsdien heel veranderd. De blz. die Fabricius aan een Japanschen schildwacht en aan een Japanschen majoor wijdde en de typeering van de hartstochtelijke Javanen, Dasoeki en Ngadinah, zijn de ontroerendste en diepmenschelijkste passages uit een tijdsdocument, dat ook nog later het lezen zal waard zijn. ‘Nacht over Java’ is documentair, boeiend, hartstochtelijk, heldhaftig, dramatisch, ideologisch en schilderachtig genoeg om tot een buitengewone verfilming uit te groeien. Soms is de verwoording niet altijd nauwkeuring: ‘Op de zon en sterren loopend, waren ze 'n dag tevoren bij een eenzaam kustgedeelte aangekomen waar de vijand zich tot dusverre nog niet vertoond bleek te hebben.’ (blz. 7) Met ‘Het Nabije Leven’Ga naar eindnoot(2) brengt Joost van den Berckhoudt ons in contact met een ander facet uit de bezetting. Hij suggereert ons een appartementsgebouw bewoond door een zestal gezinnen die door het fatum van den oorlog werden beïnvloed. Al wijst de auteur er ‘nadrukkelijk op, dat alle personen, plaatsen van handeling en gebeurtenissen berusten op fantasie’ en al noemt hij een drietal Vlaamsche steden, die in het land van de handeling moeten liggen, de taal en de reacties van de personages zijn typisch Hollandsch. Suggereerde Fabricius een avontuurlijken strijd op Java, van den Berckhoudt roept ons (om een Daisniaansch woord te gebruiken) een ‘binnenhuis-avontuur’ te binnen. Een drama dat zich eender waar en op elken dag van de bezetting kon afspelen. Eigenlijk niet veel zaaks: de normale handelwijze van een groepje zeer van elkaar verschillende lui en een tikje avontuur. Een dochter van een dr. in de geneeskunde die een lid van het geheim leger verstopt, er op verliefd wordt, enz., een met de Duitschers koketteerende dame, een gevalletje van twee ex-danseuses, een Noordsch echtpaar dat een kindje verwacht, klappeien, enz. Hoe dat avontuur afloopen zal is reeds van bij het begin gekend. Niet dat wij het boeiende in een verhaal als hoofdzaak eischen, maar indien de gevalletjes slechts op het einde werden ontsluierd zou ‘Het Nabije Leven’ er véél bij gewonnen hebben. Als avonturenroman is dit boek dan ook een mislukking. Men kan opwerpen dat het den auteur niet om een | |
[pagina 480]
| |
avontuurtjesontknooping te doen was, want dit blijkt duidelijk genoeg uit zijn opzet, maar omdat het verhaal zelf er door geschraagd wordt beging hij een grove technische fout. De verdienste van den auteur ligt in het scherp typeeren van menschen en toestanden. Het is zijn bedoeling geweest een beeld te schetsen van een geteisterde oorlogsgeneratie waaruit de jeugd, de generatie van morgen, die veel zachtmoedigheid zal noodig hebben, zal groeien. Maar van den Berckhoudt heeft zijn thesis op een te opdringerigen toon en in een te geforceerd ‘happy end’ uitgewerkt. Soms moraliseert de auteur al te kras: een zijner personages neemt een pas geboren kind in zijn armen en besluit: ‘Jij bent geboren in een nacht van vuur en bloed, kind. Op den rand der vertwijfeling, dicht bij een onmetelijken afgrond. Maar je hebt meegekregen de liefde van je moeder, de hoop van ons allen en mijn triomf over een enkelvoudigen dood’ (blz. 166). (In de presentie van de lui uit het appartementsgebouw!) ‘Het Nabije Leven’ blijkt niet spontaan gegroeid. Dat een Noordnederlander ‘oorlog’ vrouwelijk en ‘bloem’ mannelijk noemt kan ons niet meer verwonderen. Joost van den Berckhoudt, die nochtans een knappen zakelijken stijl schrijft en met ‘De Rat’ heel wat minder aan de oppervlakte bleef dobberen, is ons een revanche verschuldigd.
R.B. |
|