Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKroniek van het Nederlandsche Proza.In een tijd als de onze, waarin er om ‘more brains’ wordt geschreeuwd, verscheen een zesde druk van Streuvels' ‘Langs de Wegen’Ga naar eindnoot(1). Met slechten wil kan men Streuvels doodzwijgen of afslachten, want nooit behandelt hij professors, die zich met allerlei geestesproblemen folteren. In bepaalde kringen wordt er beweerd dat Streuvels maar een boerenauteur is. Men vergat echter zijn ‘Levensbloesem’ en zijn ‘Teleurgang van den Waterhoek’ te lezen. Laten wij nochtans heide werken buiten bespreking en houden wij ons slechts hij dit eene boek, ‘Langs de Wegen’, omdat Streuvels er verscheidene van dien aard heeft geschreven. Herreman werd onverwachts de vraag gesteld: ‘Wat verstaat u door “more brains”? Hij heeft enkele dagen bedenktijd gevraagd. Dit kan hem niet kwalijk worden genomen omdat men dikwijls iets aanvoelt dat men niet onmiddellijk formuleeren kan. Al is Herreman's definitie ons niet zonder belang, wij wachten er nochtans niet op om onze stelling, waarvoor wij Streuvels als uitgangspunt nemen, uiteen te zetten. “More brains” is eenvoudigweg “meer hersens”. En wij gelooven dat wij hij Streuvels meer dan genoeg hersens aantreffen. Sommige critici meenen nochtans dat er bij “more brains” veel geleerdheid noodig is, een professorale behandeling van een psychologisch geval, de ontleding van een of ander getormenteerd, nooit tot rust komend, individu. Op deze manier kan inderdaad een groot kunstwerk worden uitgebeeld, citeeren wij hij ons: Paul Lebeau, Daisne, Van Baelen en zelfs H. Lampo. Maar spreken de hersens alleen maar door het toepassen van een dergelijke methode? Wat moeten wij van Walschap zeggen, van Elsschot en zelfs van Demedts?... Laten wij ons niet beetnemen door een slagwoord! Identified eeren wij “more brains” met “meer psychologie”. Hebben Knut | |
[pagina 440]
| |
Hamsun, Gogol, Tolstoï en Dostojewski zich om een slagwoord bekommerd?... Hun psychologie of hun “more brains” spreekt uit hun figuren zelf, uit de naakte ontleding van de feiten, niet uit een bepaald, professoraal procédé. Wij moeten evenwel bekennen dat de boerenroman verouderd is, maar zal hij over vijftig jaar niet nieuw zijn? Zullen wij niet genoeg hebben aan er zich van bewuste getormenteerden, zullen wij de metro's, de vliegtuigen en de atoomkrachten niet verwenschen, zullen wij onze literatuur, of liever het leven, niet in een rustig landschap willen omkaderd zien? Ja, de boerenroman is een tijdsdocument en een product uit zijn milieu, maar de stadsroman is het niet minder. Is het werk van de Russen niet in Rusland te situeeren, dat van de Engelschen niet in Engeland, enz.? En draagt alle groote literatuur benevens zijn eeuwig menschelijken- ook niet den stempel van zijn tijd?... Tusschen den hoeren- en den stadsroman is er slechts één verschil: het milieu. Onveranderd blijft de mensch. Laat het een boer zijn of een geleerde, beiden zijn bezeten door hartstochten en mystiek, beiden hunkeren naar hetzelfde: de bevrediging, die alleen in het Volmaakte, in God is te vinden. Al is de boer er zich minder of heelemaal niet van bewust, hij ondergaat niettemin dezelfde obsessies - zij het dan ook onder een anderen vorm - als den geleerde, want ook hij is evenals den geleerde een stuk beest en een stuk God. Ook hij heeft een ziel. Alleen de mensch is van belang in de literatuur, de rest: het kader is bijzaak. Maar voor een boer is het landschap geen landschap als een idylle, voor hem is het de aarde, waarin hij vergroeid is, ze is hem een stuk van het leven zelf. Wanneer Streuvels over het landschap uitweidt voelt hij aan waarom, want voor den boer is de aarde zooveel als bv. de philosophie voor den geleerde. Dat Streuvels niet altijd een romancier is zullen wij niet tegenspreken, het mangelt hem meestal aan een schokkend verhaal hij is evenwel in staat een mensch in het leven te roepen, hem te ontleden tot in de fijnste roerselen van zijn mensch-zijn. ‘Langs de Wegen’ is de biographie van een boever, Jan, een eenzelvigaard, die vergroeid is met zijn paarden en zijn labeur van elken dag. Plots wordt hij door den dood van zijn vader uit zijn verband gerukt. In het ouderlijk ‘doeninkje’, dat hij erfde, zal hij zijn intrek nemen, er werken en zich trachten aan te passen. Hij zal trouwen om niet alleen te moeten blijven, kinderen krijgen; zijn vrouw zal sterven, zijn kinderen zullen groot worden en ten slotte zal hij gaan van waar hij kwam. Hij zal opnieuw met de paarden leven omdat hij niet anders kan. | |
[pagina 441]
| |
Als verhaal bijster weinig, maar als karakteruitbeelding buitengewoon. Ook Jan heeft zijn conflicten; het scheiden van zijn paarden en de menschen waarmede hij vergroeid was, zal hij trouwen om zich niet meer eenzaam te voelen, zou hij niet beter zijn eigen meester blijven, zal hij trouwen uit noodwendigheid? Ten slotte weet hij na den dood van zijn vrouw, in zijn taak van paardenknecht, zijn voldoening te vinden. ‘Langs de Wegen’ is een brok uit het leven op het platte land, het teekent menschen en toestanden in hun ware ziel en gedaante. Streuvels heeft een twintigtal blz. noodig om den boever en zijn paarden te typeeren, er is echter geen enkele blz. te veel omdat alle door hun leven echte- en diepe uitbeelding ons evenzeer weten te boeien. Van Jan's innerlijken strijd, zijn twijfel, citeeren wij een treffenden passus: ‘Als ik nu stil in mijn huis blijf, meende hij, en er niet van voortdoe, dan is 't ongezeid en ongedaan - en Vina Vande Wiele werd hem een onnuttig ding, vreemder dan welk wijf ook ter wereld; hij achtte zich den vent niet om te trouwen, gelijk met wie. Hij zaagde zichzelf de kwade voorspelling in 't hoofd en zegde halfluide, willooze gedachten die ronddraaiden lijk de regen die aanhoudend, zoo ver hij zien kon, over 't doodkale land de nattigheid neerdreef. Dat bracht de grillige einscheid in Jans gemoed en de spijt om 't geen gebeurd was, en hij meumelde inwendig: Beter ware 't dat Vina nu maar bij beuren heerd bleef en ik bij den mijne, elk op zijn eentje. Een vreemd wezen, wangunstig zoo heele dagen onder de oogen te hebben, daaraf voorvoelde hij nu den weerzin; en den dag door die tale te moeten aanhooren en gedwongen antwoorden? Neen.’ Neen, Streuvels gebruikt geen professorale methode om een figuur uit te diepen, hij schrijft alleen maar zooals ‘hij’ voelt en denkt; niettemin is hij een meester en geeft hij de ‘more brains-schreeuwers’ een kostbare les... Is het nog noodig een open deur te willen instampen?...
* * *
Jammer genoeg kunnen wij F.R. Boschvogel - zoo'n studentikoos pseudonium! - niet om dezelfde reden als Streuvels verdedigen. Met zijn vier Houtlandsche novellen, die hij ‘Zandstuivers’ titelde, en eveneens door het leven op het platteland werden geïnspireerd, geeft hij blijk van weinig psychologie en slappe constructie. Boschvogel moet met ‘Zandstuivers’ op een ander terrein worden beoordeeld, want met deze novellen is hij een eenvoudig verteller zonder hoogvliegerij. Hij is de zooveelste, die over ‘de liefde met hindernissen’ voor minder geschoolden | |
[pagina 442]
| |
ontroerend en boeiend, weet te vertellenGa naar eindnoot(2). Een moderne Conscience. Zijn novellen blijven niet nazinderen, ze bieden alleen een vluchtig genot, een ontspanning. Ze zijn lectuur, wij mogen ze zelfs literatuur noemen, uit en voor het volk. Boschvogel schrijft een kloeken stijl, slaat af en toe een dialectische noot aan en verweeft humor in zijn tragiek. Met ‘Willem van Loo’Ga naar eindnoot(3) komt Boschvogel op een hooger plan te staan. Hij is een van onze weinige auteurs, die het aandurfden een historischen roman te schrijven en hem als geslaagd mochten heeten. Er wordt in ‘Willem van Loo’ heel wat strijd geleverd naar binnen en naar buiten. Duellen, die toch ten gunste van den held uitvallen en den verhaaltjeslezer in vervoering brengen, interesseeren ons minder; de karakterteekening en de tijdssitueering zijn ons van meer waarde. Er steekt tendenz in ‘Willem van Loo’; zonder daarom brave Hendrikliteratuur te zijn. De held heeft benevens deugden ook gebreken, hartstochten en kwade neigingen, die door pater Eggebert, een heerlijk figuur, warden ingetoomd. In ‘Willem van Loo’ jaagt er een strijd voor rechtvaardigheid, orde en democratie. Het is een stoere, kloek geschreven en veelzijdig roman. Een roman van liefde en haat, waarmede Boschvogel blijk gaf ook ernstiger dan ontspannend werk te kunnen produceeren. Hebben wij hem hierboven als een moderne Consience beschouwd, thans wordt onze meening versterkt omdat hij naast het idyllische en klein-tragische ook het historische met een allure van Conscience aandurfde. Wij zeggen dit niet uit minachting, want wij achten zijn ‘Willem van Loo’ als geschikt om voor het tooneel bewerkt te worden, er steekt meer dan genoeg dramatiek in. In de rij van onze volksschrijvers neemt F.R. Boschvogel een vooraanstaande plaats in. Zijn werk is dan ook voor onze volksbibliotheken zeer geschikt.
Remi Boeckaert. |
|