kend, daarom vertoeft hij graag in de geschapen surreële vreugde.
Hij komt terug tot zichzelf, zijn vertwijfeling is er nog maar niet meer zoo wrang als vroeger. Hij heeft de oplossing gevonden. Dit merken we aan zijn muziek die onstuimig en geweldig als een alles verwoestenden banjir al het nietige wegspeelt. Het wordt een Walkürenrit naar de vreugde waar alleen de grootsche heroische visie met nieuwen glans begint te stralen.
We hebben Beethoven eenigszins meenen te vergelijken met een Tantalusmensch, die steeds naar de vruchten van 't leven grijpt en steeds ontgoocheld terugzinkt. Deels met recht want Beethovens werk is veelal ‘un cri de détresse’. - Hij vraagt zich af: ‘Warum musz es so sein?’ - Hij haakt naar een harmonisch geluk, strijdt en kreunt. Zijn werk is de ruime ademtocht van een grootsche gekwetste ziel. De componist vecht met zijn eigen hart; bij hem is een zekere tragische verscheurdheid waar te nemen die we zouden kunnen betitelen met het specifieke woord Schwermut. Soms kan hij zijn verscheurdheid niet overwinnen en verzinkt hij jammerlijk in den Tantalusvijver. Zijn muziek is alsdan depressief. Ook ten onrechte trekken we dan de parallel tusschen Ludwig en Tantalus. Meestal, en dit is voornamelijk het geval in zijn vijfde symphonie, triomfeert de geest op het rusteloos hart en wordt zijn muziek oerkrachtig en bruusk als een schepping van Michelangelo.
Ieder genie roept in zijn werk nieuwe afgronden te voorschijn, zijn kunstwerk poogt de oneindige liefde te bezingen. Wat is het scheppen anders dan het tot stand brengen van de harmonie tusschen idee en liefde, rede en gevoel, hart en geest?
Zoo ligt dan in ieder klassiek werk een geheime uitnoodiging tot rust besloten, een uitnoodiging tot stil geluk. In Beethovens werk ligt er iets eeuwigs. Hij heeft er nooit aan gedacht te componeeren voor de glorie en voor de menschen, maar wat er zich in zijn ziel afspeelde, dat moest vertolkt volgens zijn getuigenis. Wie Beethovens muziek begrijpt, hij is een goed mensch.
Ook in 't werk van Rodenbach hebben we die eeuwigheidszucht. Hij wordt nooit sentimenteel. In zijn verzen ligt een stolz en verweerbaarheid die van breeden vizionairen geest getuigt. Sneyssens en Ter Waarheid zijn daarvan het treffendste