In het bovengenoemd artikel schreven we nog, dat geheel ‘De Oude Symfonie van ons Hart’ als geobsedeerd schijnt door de overmeestering van het Fatum. Het Fatum heeft nu zijn climax bereikt in het verscheiden van die veelbelovende kracht, ‘onzen’ Vermeylen schreven we in het voorgaand nummer.
Physisch werd hij ons ontrukt, doch zijn geest zal blijven voortleven in ons, in ons tijdschrift, ja in de Vlaamsche letterkunde. Uit Turnhout vernamen we nog volgende bijzonderheden.
Begin 1944 werd Kamiel Van Baelen, samen met zijn broer, door de Duitschers aangehouden. In Juli werden de gebroeders naar een concentratiekamp in Duitschland gevoerd. Op 23 Maart 1945 overleed zijn broer, terwijl hijzelf op 16 April te Dachau aan uitputting stierf.
We vernamen verder nog, dat Kamiel in deze concentratiekampen druk heeft gewerkt aan de voltooiïng van het tweede deel van zijn derden roman, ‘De Gebroken Melodie’. Het eerste deel van dit werk ligt persklaar en zal eerlang verschijnen.
Wij danken Van Baelen om het grootsche dat hij ons schonk.
Wij danken ook Reimond Herreman om zijn spontane, posthume hulde, om zijn erkenning van één der meest beteekenisvolle jonge letterkundigen.
Laat ons deze herdenking sluiten met de woorden van den H. Augustinus, die Van Baelen in den mond van zijn stervenden Lou Anders heeft gelegd: ‘Inquietum cor nostrum, donec requiescat in Te’.
Namens de redactie:
Rik Lanckrock.