een stukje stof en een stukje van God’, schreef Van Baelen. En nu zijn lichaam tot asch werd verpulverd, nu in hem elke strijd is gestreden, vragen wij dat ook hij de Rust zou vinden, die hij zijn onvergetelijk figuur ‘Lou Anders’ in ‘De oude Symphonie van ons Hart’ liet vinden. En dat onze vraag verhoord zal worden, zijn wij zoo goed als zeker, want wie zoo een roman schrijft moet van een eerlijke zoekersdrift en een hart dat kraakt van Schoonheid en Liefde getuigen.
En om dit kort ‘In-Memoriam’ voorloopig te besluiten dienen wij er op te wijzen, dat ons tijdschrift aan Van Baelen zijn eenig maar dan ook zijn grootste verlies onderging. Wij hebben niet kunnen wachten om van wal te steken tot Van Baelen terugkeerde. Wij hebben alleen nog zijn brieven, waarin hij verklaarde bereid te zijn een leidende rol te vervullen. Vaak hebben wij van hem richtlijnen ontvangen, die getuigen van doorzicht en geestdrift. Deze zijn ons als heilig.
Vriend Van Baelen, wij danken U!
De Redactie.