Arsenaal. Jaargang 1(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] De bourgeois. Hoera! Daar stapt hij fier en zelfvoldaan, Verwaand - en chickjes aangedaan. Al-deftig en al-krachtig, Al-monter en al-machtig, Fatsoenlijk en beredeneerd, In scherts en lachen gegêneerd, Vol zekerheid en schralen moed Met wandelstok en hoogen hoed, Met gouden speld in zijden das En decoraties op de jas. De stijve, witte, hooge boord Werpt luie nekvleesch overboord. Zoo paradeert hij in de stad En is van zelfvoldaanheid zat. ‘Bonjour’ langs hier... ‘Ca-va?’ langs daar. De hoeden af: men groet elkaar. De wandelstokken gaan omhoog En dalen met een wijden boog. Het weder noemt hij formidabel, het stadsverkeer abominabel, der menschen drukte incroyabel, de volkstoeloop épouvantabel. Naar 't oolijk wijf uit een kantien, Trekt hij een oogje... ongezien, En wandelt verder, stijf en dik, Met glad gezicht en trotschen blik. Hoera! Daar staat hij pienter voor de poort der kerk, en voert er 't hooge woord, En geeft - zoo zichtbaar als 't maar kan Een bankbiljet den armen man Die kreupel voor den ingang mankt [pagina 162] [p. 162] En hem met loftuiging bedankt. En ieder die dit hooren kan, die denkt: ‘wat een vrijgevig man!’. Al-deftig en al-krachtig, Al-monter en al-machtig, Stapt hij weer fier en zelfvoldaan, Verwaand - en chickjes aangedaan. Hoera! Maar denk, o chick-gekleede heer, Aan 't woord van Onzen Lieven Heer Dat eens weerklonk: ‘Gedenk voorwaar Den Pharizeeër en den tollenaar.’ (Uit ‘Alter Duo’ in voorbereiding.) André Ysebaert. Vorige Volgende