Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
't Vertelde van een vurig ros.
Dat wild zich uit den teugel los-
Gerukt had en zijn mane en staart
Liet wappren in de wilde vaart.
Met éénen sprong zat hij op 't paard
En greep den nek. Hij heeft gespaard
Noch zweep, noch spore want de baan
Is langs een hoog kasteel gegaan.
En over bergenkammen heen;
Door 't donker woud is hij gereên,
Voorbij het blinkend oorlogsveld;
Door de woestijn is hij gesneld.
Van 't zwemmen in een macht'ge stroom
Werd paard en ruiter slaaprig-loom;
Ze waren samen moegedwaald.
Toen is de jongen afgedaald:
Plots zag hij 't ware van zijn droom;
Van 't meer zag hij den donkren boôm.
Hij sloeg zijn hand in 't beeldrijk nat
En vond slechts krinkels en gespat.
Joris Dillen.
|
|