Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1]Inleiding.We zouden ons-zelf bedriegen wanneer we meenden dat ‘ARSENAAL’ een geheel nieuwe lading zou dekken. Kunst is immers als het leven zelf: al vermag ze zich onder schijnbaar nieuwe vormen te openbaren, in haar wezen-zelf schuilen de eeuwige weefsels die in haar het leven verwekken. Kunst ‘is’ kunst of ze is het niet, al mogen we bezwaarlijk een zelfde karaat aan twee of meer kunstwerken toekennen. Het is onbetwistbaar dat bv. de verzen van Goethe tot het domein der kunst behooren, maar het is ook onbetwistbaar dat bv. deze van Alice Nahon tot hetzelfde domein moeten worden gerekend. Tusschen beide is alleen een verschil van graad, een mindere of meerdere aanwezigheid van zekere weefsels. Al is het niet onze bedoeling kunst als een scheikundig product te ontleden, we zijn er ons niettemin van bewust, dat indien al haar weefsels met een zelfde kracht als bij tooverslag zouden harmonieeren, we als het ware met een gesublimeerd kunstwerk zouden te doen hebben. Het eene is evenwel meer gepassioneerd, het andere meer rationalistisch, sommige ervan meer op het auditieve dan op het visueele of andersom afgestemd, zoodat de activiteit der weefsels niet als onderling evenredig mag worden beschouwd. Werd ons de vraag gesteld aan welke weefsels we evenwel het meest belang hechten dan zouden we niet aarzelen aan gevoel en gedachte, omdat ze in het scheppingsproces de rol van het zaad vervullen, den voorrang te geven. Al is de teeltbodem nog zoo ontvankelijk en al werd hem zooveel zorg besteed, wanneer hij niet of onvoldoende werd bezaaid zal hij niet in staat zijn vruchten of althans stevige vruchten te teelen. | |
[pagina 2]
| |
De jongste jaren heeft men zich vergrepen aan het kunstmatige, misschien was het bij gebrek aan natuur dat men zich door het kokette heeft laten verleiden. In tijden van nood en algeheele ontreddering kan de mensch niet met koketterie en onze literatuur niet met mooischrijverij worden gediend. (Wie te kort heeft schaft zich beter een kruimig brood dan een schuimgebak aan). Ook in onze literatuur, afstraling van het leven, hebben de zuivere vormkunstenaars niet gegeven waaraan we nood hadden. We moeten het eerlijk durven bekennen: onze literatuur dreigde aan dilettantisme ten onder te gaan. De meesten wilden uitblinken door litteraire franjes, zich door het vinden van nieuwe, doch onzinnige beeldspraak opmerkelijk maken. Stilaan werd een decoratieve kunst gevormd - we schrijven niet: gegroeid, - een modern bombast, dat met beelden als fusees, opalen, winden en hinden goochelde. Wij, die de ellenden van een oorlog doormaakten, die ons tijdens de bezetting als negativisten hielden, hebben evenwel iets geleerd: de nooden van het leven, de nooden van de menschheid. We zouden evengoed als de humanisten om liefde kunnen schreeuwen, maar we zouden ons te zeer als opgeschroefden en romantici blootstellen. Goddank, we meenen nochtans onze gevoelens aan de kontrole van onze hersenen te onderwerpen. Er moet maat zijn, verhouding tusschen hart en geest. Ook tusschen inhoud en vorm. Streven we eenerzijds naar een meer psychologische kunst, anderzijds houden we er aan ons in een soberen, expressieven vorm uit te spreken. Een neo-classicisme? Het kan, maar dat laten we aan de etiket-plakkers over. ‘Het bezielend element van vlaamsche letterkunde, door de eeuwen heen, is: leven’, schreef Joris Eeckhout.Ga naar eindnoot(1) En ook de leuze van Johan Daisne: ‘Poëzie uit en voor het leven!’ kunnen we tot de onze maken. Vanzelfsprekend is dit domein zeer breed, zoodat niemand van ons voor zijn persoonlijke geaardheid dient te vreezen. En wat dit laatste betreft meenen we bij de ‘Van Nu en Straksers’ te mogen aanleunen. ‘Al had “Van Nu en Straks” geen bindend programma, en al diende het geen ideale - of ideëele - strekking, er heerschte onder de medewerkers, bij alle verschil van temperament, waarvan de wêerslag in hun persoonlijke houding terug te vinden is, eenzelfde drang naar vernieuwen der levensvoorwaarden door een revolutionair optreden, zoowel op so- | |
[pagina 3]
| |
ciaal als op artistiek gebied: een zelfde drang, welke ieder op eigen wijze doordrong, om zich zelf als de meest belangrijke figuur in de eigen wereld voor te stellen en als zoodanig allerzijds te ontwikkelen, om dan, met al de kracht van zijn verhevigd zelfstandige persoonlijkheid, de gemeenschap te dienen - ze te dienen op hoogere wegen en in een schooner klimaat van cultureelen en daarmede nauw verbonden socialen welstand’.Ga naar eindnoot(2) Nu het er op aan komt alle partijtwisten uit te schakelen, nu de geloovige met den ongeloovige dient te verbroederen, opdat we ‘het leven waarvan we droomden’ zouden verwerven, verhopen we dat ons blad voor alle jongeren, die iets te zeggen hebben, een waar ‘Arsenaal’ zou beteekenen. R.B. |
|