| |
Verhoor van den heer J. Lambrix.
9146. De Voorzitter: Wilt gij uw naam, voornaam, ouderdom, beroep en woonplaats opgeven?
A. Jacobus Lambrix, oud 44 jaar, van beroep graveur, wonende te Maastricht.
9147. V. Waar zijt gij graveur?
A. Op de Céramique.
9149. V. Waar zijt gij vroeger geweest?
A. Bij de firma Regout.
9150. V. Hoe lang zijt gij bij de Céramique?
A. 4½ jaar.
9151. V. Hoe lang zijt gij bij de heeren Regout geweest?
A. Van 15 December 1853 tot 6 Juni 1882.
9152. V. Dus 29 jaar?
A. Ja.
9153. V. Zijt gij altijd graveur geweest?
A. Ja.
9154. V. Graveur in het glas?
A. Neen, in het rood koper.
9155. V. Dat is dus zeker om de plaques te maken van de teekeningen, die later op het faïence gedrukt worden?
A. Ja.
9156. V. Gij hebt dus nu op de Céramique, evenals vroeger bij de heeren Regout, een arbeid waaraan geen bijzondere gevaren verbonden zijn?
A. Neen, geen gevaren, het is den geheelen dag zitten.
9159. V. Zijt gij met vele anderen in hetzelfde lokaal op de Céramique?
A. Met één jongen, die mijn neef is.
9160. V. En hoe was het bij de firma Regout?
A. Daar waren nog wel vijf personen in één lokaal.
9161. V. Om nu bij de Céramique te blijven, hebt gij den jongen, dien gij bij u hebt, uitgekozen, of is u die aangewezen door den heer Jaunez?
A. Dien heb ik medegebracht van de firma Regout.
9162 V. Dus gij hebt dien uitgezocht?
A Ja, hij is, zooals ik zeide, mijn neef.
9163. V. Betaalt gij dien jongen, of wordt hij door de fabriek bezoldigd?
A. Bij de firma Regout betaalde de fabriek den jongen, bij de Céramique betaal ik hem zelf.
9164. V. Hoe lang werkt gij?
A. Bij de firma Regout negen uren, van 8-12 en van 1½ tot 6½ unr. Op de Céramique is mijn komen en gaan aan mijn vrijen wil overgelaten. Maar dit geldt alleen voor mij; het overige personeel heeft vaste werkuren.
9165. V. Dit is zeker omdat de heer Jaunez vertrouwen in u stelt en omdat hij u per stuk betaalt?
A. Ik word betaald per stuk en per uur.
9166. V. Dus op tweeërlei basis?
A. Als het werk niet op stuk betaald kan worden, dan word ik betaald per uur.
9167. V. Maar in den regel zult gij per stuk betaald worden?
A. Ja.
9168. Wat verdient gij gemiddeld?
A. Per uur een franc, per stuk iets meer.
| |
| |
9169. V. Is de tijd van werken per dag aan u overgelaten?
A. Ja. Ik werk van half negen tot 12, van half twee tot 6, en als het druk is tot half zeven.
9172. V. Hoe oud is uw neef?
A. 22 jaren.
9173. V. En gij spraakt van een jongen! Dus een volwassen man; werkt hij even lang als gij?
A. Ja.
9174. V. Staat gij hem een deel van uw loon af?
A. Wat hij maakt wordt mij volgens mijn prijs betaald. Ik betaal hem zeker bedrag per uur, het meerdere is mijne winst.
9175. V. Dat is dus eene schikking tusschen u beiden, waarbij uw neef zeker belang heeft, doordien gij hem het vak leert?
A. Ja.
9716. V. Anders ware die regeling niet in zijn voordeel?
A. Hij is bij mij groot gebracht.
9177. V. Dat samen verklaart eenigszins de afwijkende regeling.
Werktet gij bij de heeren Regout uitsluitend op stuk?
A. Altijd op daguur.
9178. V. Verdiendet gij daar minder?
A. 40 cents per uur, dus f 3.60 van 8-12 en van 1½-6½ uren.
9179. V. Komt gij op de Céramique wel eens in andere gedeelten der fabriek dan waar gij voor uw werk zijn moet?
A. Dat gebeurt wel eens.
9180. V. Dus gij ziet wat er omgaat?
A. Zeker.
9181. V. Kent gij de menschen die de ovens uithalen, en hoort gij hen wel eens klagen dat dit zulk een zwaar werk is?
A. Ik zie dat uithalen dikwijls, maar dat werk is niet zwaar. De ovens zijn afgekoeld vóór de menschen er in gaan, daar men nu ovens genoeg heeft. Die menschen zien er dan ook goed uit. Zij vormen eerie ploeg, die de ovens uitpakken, en dan zijn er vrouwen, die de cassetten, welke die menschen uitpakken, naar het magazijn brengen, Bij de firma Regout zijn die cassetten soms zoo heet, dat die vrouwen iets om de handen moeten hebben, om die waren vast te kunnen houden. In vroegere jaren kregen die menschen handschoenen van de fabriek, die van oude ballen gemaakt waren; tegenwoordig moeten zij lompen meêbrengen om die om de handen te wikkelen. Dat is eene ploeg wat vroeger nooit geweest is, die anders niets doet dan in- en uitpakken. Dat heeft men in de Céramique niet. Iedere ploeg is daar voor twee of drie ovens. Wanneer de eene oven vol is, wordt de andere leeggepakt, en in dien tijd de eene heet gestookt. Bij de firma Regout daarentegen heeft men een ploeg, die niet anders doet dan ovens uitpakken; die gaat van den eenen oven naar den anderen; er zijn andere menschen om de ovens vol te maken. Dat is eene ploeg, die men vroeger wel eens de waterploeg, ook wel. martelaarsploeg noemde. Ik behoef u niet te zeggen, hoe die menschen moesten werken als zij zulk een naam kregen.
9182. V. Waarom noemde men die ploeg de waterploeg?
A. Omdat voor de menschen, die uit de ovens kwamen, kruiken water gereed stonden om te drinken en zich te verkoelen.
9183. V. Is dat op de Céramique niet het geval?
A. Neen
9184 V. Krijgen zij daar dan misschien niemendal, zelfs geen water?
A. De menschen behoeven daar zooveel water niet te drinken, omdat de ovens er meer afgekoeld worden en zij niet zoo bezweet zijn.
9185. V. Zijt gij in den laatsten tijd wel bij de ovens geweest?
A. De vorige week.
9186. V. Wat deden zij toen?
A. Den oven uitpakken.
9187. V. Hebt gij er toen naar gekeken, of zijt gij er maar langs geloopen?
A. Ik ben er slechts langs gegaan.
9188. V. En dus hebt gij niets bijzonders opgemerkt?
A. Neen.
9189. V. Ik zal op den man af eens wat vragen Men heeft ons gezegd dat het in de Céramique voor de menschen zulk machtig kwaad werken is; gelooft gij dat?
A. Neen, dat geloof ik niet.
9190. V. Ik geloof het ook niet; maar zeg ons uwe meening eens wat nader,
| |
| |
want gij weet het en wij weten het niet.
A. De menschen in de Céramique werken veel pleizieriger; zij zijn opgeruimder, en er zit meer leven in hen, omdat zij niet zoo onder tucht staan.
Het heeft mij erg verwonderd, toen ik daar kwam, dat de menschen er zoo opgewekt en monter waren; zij praten, rooken er een pijp, althans die boven de 18 jaar zijn, de meiden zingen, drinken warme koffie of braden een stuk spek, en dat alles onder de oogen van den directeur, die daar niets van zegt.
Ik vond dat zeer prettig, en eene groote tegenstelling met hetgeen bij de firma Regout gebeurt, waar al die dingen niet mogen plaats hebben. Daar is het wel zoo erg, dat men geen eens warme koffie mag drinken, die moet maar koud gebruikt worden.
9191. V. Waarom?
A. Omdat er anders te veel tijd verloren gaat.
9192. V. Gij hebt zoo meteen gesproken over de waterploeg, schiet u nu geen naam te binnen omtrent die koudekoffie-historie? Denk eens goed; ik meen er wel eens van een gehoord te hebben; zeg hem eens?
A. De koude-koffie-vriend. Die heer kon niet lijden, dat wij gaarne de koffie warmden.
9193. V. En waarop slaat die naam?
A. Op een zoon van een van de heeren.
9194. V. Dus die dwong u om de koffie koud te drinken?
A. Ja
9195. V. Omdat het warmen te veel tijd wegnam?
A. Ja.
9196. V. Op de Céramique is het anders?
A. Als de werklieden des morgens komen, mogen zij de koffie op de verwarmingsbuizen zetten, dan is ze des middags goed warm; dit mag des middags tusschen half één en 4 uur ook gebeuren.
9197. V. Gij zijt ondertusschen toch nog al lang gebleven bij de firma Regout?
A. Ja, heel lang, ik heb het vroeger ook heel goed gehad, maar toen de zoon kwam, kon ik het niet meer uithouden.
9198. V. Waarom niet?
A. Het geld, dat ik verdiende, scheen hem in de oogen te steken, en toen ik dat in de gaten kreeg, heb ik uitgezien naar eene andere positie.
9199. V. Was 40 centen per uur te veel?
A. Ja.
9200. V. En thans verdient gij een franc?
A. Ja.
9201. V. En hebt een beter patroon?
A. Ja, 9 maanden later heeft de firma Regout wel getracht mij terug te krijgen, maar ik heb bedankt.
9203. V. Nu moeten wij nog eens over de ovens praten. Gij hebt gezegd, dat gij er verleden week langs zijt gekomen, waart gij er toen in lang niet geweest?
A. Neen, ik kan er de week te voren nog wel geweest zijn; ik kom er wel eens meer.
9204. V. Houdt gij daar dan nooit eens een praatje?
A. Neen, met geen van die menschen.
9205. V. Maar gij hoort dan wel wat die menschen zoo zeggen?
A. Ja, dat hoor ik wel.
9306. V. Nu juist gezegd zooals het is - ik zie wel aan uw gezicht dat gij niet jokt, maar ik moet het u toch op het hart drukken - gij hoort van die menschen, die in de Céramique aan die ovens werken, geen klachten over dat werk? Of wel?
A. In het geheel niet.
9207. V. Maar bij de heeren Regout wel?
A. Zeker wel.
9208. V. Kunt gij u nu wel begrijpen dat een van de lieden, die tot die ploeg zou behooren van de ovens aan de Céramique, te goeder trouw zou kunnen gezegd hebben dat dit werk daar zulk een slavenwerk zou zijn, dat de menschen daar in de ovens gejaagd worden als zij nog zoo heet zijn, dat zij de handen branden, er half in stikken, enz. enz.?
A. Dat kan wel zijn, bij het werkvolk vindt men alle soort van menschen, die nooit tevreden zijn, maar over het algemeen zal dat niet gezegd worden.
9209. V. Maar tusschen ontevreden zijn en jokken is onderscheid. Men kan de waarheid zeggen en ontevreden zijn, dat moet ieder voor zich zelf weten. Doch deze man moet, naar hetgeen gij
| |
| |
weet, en gij zijt daar nu al een heelen tijd, eenvoudig gelogen hebben?
A. Natuurlijk.
9210. V. Dus ge hebt er nooit van gehoord op de Céramique?
A. Nooit.
9211. V. De menschen zelf van de ploeg, die aan de ovens van de Céramíque werken, spreekt gij niet?
A. Neen, Mijnheer de Voorzitter.
9212. V. Maar dat belet niet, dat gij toch het andere volk van de fabriek spreekt?
A. Zeer zeker.
9213. V. En wanneer er bij de ovens op de Céramique inderdaad dingen van dien aard gebeurden, wat heel erg zou wezen, gelooft gij dan niet dat u dit ter oore zou gekomen zijn?
A. Ongetwijfeld; wanneer zoo iets gebeurde, dan zou deze of gene het mij wel verteld hebben.
9214. V. Wanneer gij op de Céramique zijt, dan hebt gij waarschijnlijk toch wel eens naar de ovens gekeken. Hebt gij zelf gezien en gevoeld dat de artikelen koud uit den oven gehaald werden?
A. Ja, Mijnheer de Voorzitter.
9215. V. Is dat de waarachtige waarheid?
A. Dat is de waarachtige waarheid. Ik heb nog nooit gezien, dat de arbeiders zich bij het uitpakken brandden.
9216. V. En hebt gij dat wel gezien op de fabriek van de firma Regout?
A. Zeker, Mijnheer de Voorzitter!
9221. V. Weet gij over de ovens nog het een en ander te vertellen?
A. Neen, Mijnheer. Ik kwam slechts enkele malen in de ateliers. Wanneer ik des morgens om 8 uren kwam, moest ik in den regel tot 12 uren blijven zitten.
9222. V. Gij zeidet straks, dat het u somtijds was opgevallen. nadat ge aan de Céramique waart gekomen, dat de stemming aldaar zooveel beter, zooveel opgewekter en tevredener was, omdat de werklieden daar niet zoozeer onder de tucht zitten als bij de heeren Regout. Daarmede wilt ge toch niet zeggen dat op de Céramique ieder zijn eigen gang gaat en doet wat hem invalt?
A. In het geheel niet. De bedoeling is, dat, wanneer in de Céramique de werklieden maar geregeld voortwerken, zij niets te hooren hebben, terwijl zij bij Regout, al werken zij nog zoo goed, altijd last hebben van observaties.
9223. V. En blijft het bij observaties?
A. Soms wordt ook hun loon verminderd. Dit gebeurt zelfs in den regel.
9224. V. Wat gebeurt er in den regel?
A. Aftrekken.
9225. V. Komt dat dan zoo dikwijls voor?
A. O jé!
9227. V. Maar een man als gij hadt daar toch geen last van?
A. Voorloopig niet, maar ik zag het aankomen en heb mij in acht genomen.
9228. V. Gij hebt een ander onderkomen gezocht?
A. Ja, en toen eene plaats aan de Céramique openviel. 't geen niet elken dag gebeurt, heb ik daarvan geprofiteerd. Ik had gedacht mijn leven bij de firma Regout te verslijten, daar ik er reeds 29 jaar in dienst was?
9220. V. Maar waaraan merktet gij dat uwe vooruitzichten niet zuiver waren?
A. Mijnheer Emile kwam en zeide: Voor het geld dat gij hier trekt kan ik wel een vreemde nemen. Ik antwoordde: Ik zal opstaan, laat maar een vreemde komen. Daarop zeide hij weer: Dat meen ik niet. Hij wilde het loon van de leerjongens verminderen, maar ik zeide: die verdienen ten volle hun geld. En als hij met de leerjongens begon, zou het natuurlijk met mij vervolgd zijn. Er is nog niemand in mijne plaats. Zij hebben een jaar geadverteerd, maar er is nog niemand gekomen, want een goed werkman, die hoort dat het is voor de fabriek van de firma Regout, komt niet.
9230. V. De heeren hebben toch menschen genoeg?
A. Zij hebben zelfs menschen te veel.
9231. V. Hoe menschen te veel?
A. Ja, daar zij er gedurig nog albedanken.
9232. V. Hoe is het met de boeten op de Céramique?
A. Ik hoor wel dat deze of gene gestraft wordt met een dag naar huis te gaan, maar daarvan weet ik niet veel te zeggen.
9233. De werkman kan het er naar maken. Maar hoort gij in de Céramique er wel over klagen?
| |
| |
A. Neen, ik hoor geen klachten.
9234. V. Wordt er in de Céramique des nachts gewerkt.
A. Alleen voor het stoken der ovens. Maar anders niet.
9235. V. Het blazen gebeurt toch 's nachts?
A. In de Céramique wordt geen glas vervaardigd, alleen aardewerk.
9236. V. Bij de firma Regout is het nachtwerken nog al druk?
A. De ovens en de blazerij moeten dag en nacht gaan.
9237. V. Gij zijt lang bij de firma Regout geweest, vóór 1874 waart gij er al. Hoelang werktet gij daar?
A. In het begin werkte ik van 6 tot 8, van 8½ tot 12 en van 1 tot 4 uur. Na 4 uur ging ik naar de teekenschool. Daar bleef ik tot mijn 18de jaar. Daarna heb ik gewerkt van 's morgens 8 tot 's avonds 6 uur.
9238. V. Bespeurdet gij iets van hetgeen na 6 uur des avonds aan de fabriek omging?
A. Neen.
9239. V. Hoordet gij nooit iets?
A. Neen.
9240. V. Ik spreek nu van vóór 1874. Hoordet gij niet dat kleine jongens naar de blazerij gingen?
A. Ik heb wel kleine jongens naar de blazerij zien gaan des nachts te half 12 tot den volgenden middag half 12. Thans is dit veranderd; nu is het werk bepaald van 6 tot 6 uren.
9241. V. Maar er is nog meer veranderd; nu mogen de kleine jongens niet meer werken; hoe was het toen?
A. Er waren kinderen van 9 à 10 jaar, heele kleine kinderen, wier leeftijd ik niet op een jaar schatten kan.
9242. V. Kwamen die kleine kinderen des nachts te half 12 op, om dat werk te beginnen?
A. Ja.
9243. V. Dat is nu uit, maar nu zijn er jongens van 14 tot 16 jaar, die hetzelfde doen en 6 nachten achter elkaar daar zitten?
A. Ja, ik meen dat zij om de 14 dagen ruilen.
9244. V. Hebt gij die jongens er wel eens heen zien gaan?
A. Neen.
9245. V. Hoeveel man is die ploeg sterk, die in de Céramique aan de ovens werkt?
A. Dat kan ik niet juist bepalen. Er zijn twee ploegen.
9246. De heer Goeman Borgesius: Hoe geschiedt dat aftrekken bij de firma Regout?
A. Dat gaat bij voorbeeld zoo. Een drukker krijgt voor honderd dozijn borden f 2. Daar zijn er echter, die minder verdienen dan de anderen, bij voorbeeld f 1,80 à f 1,90, omdat zij minder vlug zijn. Voor deze wordt de rekening gemaakt volgens den man die het meeste verdient.
9247. V. Dan maken zij het zoo dat de menschen, die minder vlug werken.....
A ... bijna niets verdienen.
9248. V. Werd het altijd vooruit bepaald wanneer de aftrek zou plaats hebben, of geschiedde het ook over de 14 dagen waarin reeds gewerkt was?
A. Toen ik er was werd 14 dagen, een maand, anderhalve maand, vooruit gezegd, dat een lager tarief in werking zou komen; altijd werden de menschen vooruit gewaarschuwd, voor zoover ik weet. Of het na mijn tijd veranderd is, kan ik natuurlijk niet zeggen.
9249. V. Geschiedt die aftrek zoo dikwijls en in zoo groote mate dat daardoor de loonen gedrukt werden, of was er in den regel nog eene kleine verhooging van loon, als men over enkele jaren de rekening maakte?
A. Ik versta u niet.
9250. V. Men kan door machines in te voeren het werk voor het volk gemakkelijker maken, zoodat de tarieven wel verlaagd worden, maar dat per slot van rekening de werklieden toch meer dan vroeger verdienen, maar men kan het ook zóó inrichten dat de werklieden ten slotte minder verdienen, niet waar?
A. Op de drukkerij zijn geen nieuwe machines gekomen, de inrichting bestaat daar sedertjaren. De loonen gingen altijd achteruit.
9251. V Zijn in de Céramique de loonen ook achteruitgegaan?
A. Ja, maar niet zoo erg als daar. Ik weet alleen af van de drukkerij, omdat dit mijn vak is.
Bij ons verdient een drukker 38 of 40, soms ook 42 francs, terwijl er tegenwoordig ook zijn die 18 en 13 gulden verdienen.
| |
| |
9252. V. Moet ik daaruit opmaken dat, wat de afdeeling ‘drukkerij’ betreft, de loonen in den regel hooger zijn bij de Céramique, dan bij Regout?
A. Juist.
9253. V. Zijt gij ook bekend in de aardewerkafdeeling van beide fabrieken?
A. Neen, in de andere fabriek kom ik niet. Maar zoo gij wilt, kunt gij zeer gemakkelijk iemand krijgen, die u de beste inlichtingen omtrent de fabriek van den heer Regout, wat de pottenbakkerij betreft, zal geven. Het is een jongmensch van 26 à 27 jaar, vroeger faïencier, genaamd Wilhelm Heltzer, die het werk niet kon volhouden en dienst genomen heeft. Hij is op het oogenblik bij de grenadiers.
9254. V. Gij weet dat in deze afdeeling bij alle fabrieken klachten over tering en andere borstziekten gehoord worden. Hebt gij ook bemerkt, dat in dit opzicht de eene fabriek schadelijker is dan de andere, of kunt gij ook feiten aangeven waaruit blijkt, dat in de eene fabriek meer stof gemaakt wordt dan in de andere?
A. Daarover valt noch bij den heer Regout, noch bij de Céramique te klagen. De menschen moeten bij den heer Regout overhard werken; daaruit ontstaat de ziekte.
9255. V. De werktijd bij de firma Regout is niet zoo lang; moet ik hieruit opmaken dat zij daar meer moeten overwerken?
A. Neen, dat niet, maar als zij eenmaal een tour hebben, moeten zij onafgebroken voortwerken; zij mogen er nauwelijks den tijd afnemen om een kop koffie te drinken en hebben altijd iemand achter zich die hen opzet en surveilleert en er rapport van maakt als iemand heet te luieren. Gebeurt het een paar maal dat er aanmerkingen te maken zijn, dan wordt de man beboet met 10 percent.
9256. V. Is die verplichting om altijd door te werken bij de Céramique minder streng?
A. Ja.
9257. V. Ik hoorde u spreken van 10 pct. Hoe heb ik dat op te vatten?
A. Dat is eene korting die voor 1 of 2 maanden wordt opgelegd, zooals ik hoor.
9258. V. Weet gij het niet positief? Er zijn er geweest die hetzelfde hebben verklaard, maar anderen hebben het weder tegengesproken.
A. Ik heb het van hooren zeggen. Als een werkman 's morgens 5 minuten na 7 uur te werk komt, moet hij dien dag verzuimen en wordt hij gestraft met 10 percent.
9259. V. Dat wil dus zeggen 10 pct korting over het stukloon?
A. Ja.
9260. De Voorzitter: Gij zegt, dat gij het niet positief weet?
A. Ja, ik heb het van hooren zeggen.
9261. V. Lambrix, is er nog het een of ander, dat gij begrijpt dat gij nog over de zaak aan ons zeggen kunt?
A. Er is nog wel wat, de ziekenkas bij voorbeeld.
9262. V. Vertel dat eens aan ons.
A. Bij de firma Regout hebben de werklieden, die bij de drukkerij en de ovens werken, één kas; die was vroeger zoo ingericht. dat men half geld kreeg, en wij betaalden toen een half percent en er was geld in kas. Later is het reglement veranderd en toen moest er een weduwenfonds bijgemaakt worden uit dezelfde kas.
Nu moet u mij goed verstaan: een weduwenkas is goed voor jonge werklieden, maar niet voor oude. Ik heb gereclameerd, maar er was niets aan te doen. Ik was getrouwd en betaalde in den regel het meeste van alle werklieden. Ik had geen kinderen en als ik kwam te overlijden kreeg mijne vrouw niets, waarvoor moest ik dat geld dan missen?
Een oud werkman, die jaren gestort heeft, heeft natuurlijk geen kinderen beneden de 12 jaar, en als die komt te overlijden, krijgt de vrouw ook niets. De heeren maken de reglementen op hun eigen houtje.
Onlangs is er de bepaling gemaakt, dat zij die eene herberg houden, moeten uitscheiden met aan de kas te betalen. Ik wilde, dat aan die menschen hun geld terug werd betaald, en als dat in het reglement stond, voordat zij een herberg begonnen te houden, dan deden zij het niet; zoo is het bij de Céramique.
Stel nu dat de man ziek wordt; in
| |
| |
elk huishouden kan zoo'n man niet krijgen wat hij noodig heeft, en dus de dokter zegt dat de man naar Calvariënberg moet. De man gaat daarheen, en dan krijgt het gesticht 50 cts. en met de rest moet de vrouw maar met de kinderen omspringen.
9263. V. Ik heb u niet in de rede willen vallen, maar één ding heb ik niet begrepen. Gij zijt begonnen met te vertellen dat er een ziekenfonds was en dat men er een weduwenfonds bijgemaakt heeft, maar toen hebt gij ons doen opmerken, dat dit weduwenfonds wel goed zou zijn voor jonge werklieden maar niet voor oude ...
A. Juist, want deze hebben er geen nut van, maar moeten toch het meest betalen.
9264. De heer Goeman Borgesius: Ik meen dat, zooals het weduwenfonds hier is ingericht, de weduwe niets krijgt wanneer zij geen kinderen beneden de twaalf jaren heeft.
9265. De Voorzitter: Is dat de bepaling?
A. Ja, een vrouw die geen kinderen beneden de twaalf jaren heeft, krijgt niets.
9266. V. Dus gij moest contribueeren aan dat fonds, en kondt er nooit iets uit trekken, evenmin als de oude werklieden, die natuurlijk slechts kinderen boven de 12 jaar hebben. Is het zoo?
A. Juist.
9267. V. Dat was geen plan, dat van ulieden uitging?
A. Neen, in het geheel niet!
9268. V. Het is dan een plan geweest van de fabrikanten?
A. Juist.
9269. V. Welk denkbaar belang konden de heeren gehad hebben om de werklieden te dwingen in dat weduwenfonds op die voorwaarden deel te nemen?
A. Volgens mijne meening hebben die heeren het gedaan om aan hunne deur niet meer lastig gevallen te worden door weduwen van overleden arbeiders der fabriek. Wanneer nu eene weduwe zich bij een van de heeren aanmeldt, dan krijgt zij ten antwoord: gij zijt in een fonds. Op die wijze hebben zij niets te betalen.
9271. V. Wat gij gezegd hebt van den Calvariënberg, hebben wij ook van andere kanten gehoord. Krijgt de Calvariënberg, als de man daar opgenomen is, slechts 0,50 per dag? Weet gij dat zeker?
A Ja zeker, Mijnheer de Voorzitter.
9272. V. Dus het gesticht krijgt niet de geheele uitkeering?
A. Neen, Mijnheer de Voorzitter.
9273. V. Bedraagt de uitkeering van het ziekenfonds meer dan f 0,50?
A. Dat is naar gelang der verdiensten.
9274. V. Dus wanneer de uitkeering hooger was, dan bleef dit restant voor vrouw en kinderen?
A. Dat blijft voor vrouw en kinderen.
9275. V. En naar uw weten is dit nog zoo?
A. Ja.
9276. V. Hebt gij nog wat te zeggen?
A. Dit nog. Als de menschen 20, 30 jaar zijn, in de kracht van hun leven dus, en veel verdienen, dan wordt er veel aan het ziekenfonds betaald, maar worden zij ouder, dan verdienen zij minder en krijgen niet uit het fonds wat zij vroeger hebben gestort.
9277. V. Als ik u goed begrijp wilt gij dit zeggen. De berekening van hetgeen de menschen op hun ouden dag uit het fonds krijgen, geschiedt naar de verdiensten die zij gemaakt hebben in den allerlaatsten tijd, toen deloonen niet zoo hoog waren als in hun krachtigen leeftijd; op die wijze zijn zij dus slechter af?
A. Juist, Mijnheer de Voorzitter.
9278. V. Ondertusschen komen toch vele menschen, die bij de heeren Regout gewerkt hebben, voor rekening van het stedelijk armbestuur?
A. Ja, maar de dokter kan die menschen niet alles in het huisgezin geven wat zij noodig hebben. En dat kan wel in een gesticht.
9279. V. Dit betreft echter zieken. Maar wat gebeurt nu met de afgeleefde, versleten werklieden?
A. Die worden naar huis gezonden met 32 cents per dag uit de ziekenbus.
9280. V. En behouden zij dit tot hun dood toe?
A. Dat weet ik niet.
9281. V. Dus krijgen zij toch iets?
A. Ja, al de dagen dat de fabriek
| |
| |
werkt; met kermissen en op Zon- en feestdagen niets.
9282. V. Dus er zijn u geen gevallen bekend, dat iemand van het werkvolk die, na lange jaren, bij voorbeeld tot zijn 50ste of 60ste jaar, op de fabriek geweest te zijn, zonder bepaalde ziekte, alleen omdat hij niet meer werken kon, gedaan kreeg, niets ontving? Zoo iemand trok dan altijd nog uit het fonds?
A. Dat weet ik niet. Wel is het mij bekend, dat menschen, die 40 jaren gewerkt hadden, quaestie kregen, en zonder iets de deur uitgezet werden.
9283. V. Dan krijgen zij ontslag, omdat hun werk niet deugt, en verliezen zij alle aanspraak op onderstand?
A. Zij krijgen alleen iets, wanneer de heer Regout erkent dat zij er aanspraak op hebben. Maar er is gauw een reden gevonden om een man, die oud is en dus niet zoo goed meer werken kan, te ontslaan. Dan hebben zij niets meer te vertellen.
9284. V. Hebt gij nog iets te zeggen?
A. Er is nog eene zaak. De heer Eugène Regout heeft onder zijn directie metselaars, smeden, witters en dergelijke.
Die mijnheer geeft bijv. een werk uit voor f 10, maar de man mag niet meer verdienen dan f 1,50 daags. Heeft hij nu zoo vlug gewerkt, dat het werk spoedig af is en hij meer dan f 1,50 daags verdiend zou hebbben, dan wordt dat meerdere ingehouden.
9285. V. Hij besteedt het werk dus uit voor eene vaste som, waar de man het voor moet leveren. Als de man er langer over moet werken, is mijnheer er dus af met die vaste som te betalen; maar als hij spoedig klaar is, wordt gezegd: gij hebt f 1,50 per dag verdiend; en dan is het daarmede afgedaan. Zou dat uwe bedoeling zijn?
A. Ja.
9286. V. Maar dan is het belang voor den man, om hard te werken, weg?
A. Natuurlijk, hij zal luieren; maar er zijn menschen die voor zoo iets niet berekend zijn, en dan, als zij het werk opleveren, minder ontvangen.
9287. V. Maar dan wordt er geen woord gehouden?
A. Natuurlijk niet; maar het reglement bestaat zoo. Als er bijv. werk uitgegeven wordt aan een witter, en de man wit heden 100 meter, maar hij weet niet dat hij honderd meter gewit heeft; zijn werk wordt opgemeten en dan blijkt het, dat hij 20 of 30 centen meer verdiend heeft dan bij reglement bepaald is.
9289. V. Wat bedoelt gij met dat reglement?
A. Er is bepaald, dat men niet meer mag verdienen dan een kwart boven het loon.
9290. V. Staat dit in het reglement?
A. Ik het nooit gezien, maar die regel bestaat.
9291. V. Met reglement bedoelt gij dus een regel, dien de heeren gesteld hebben?
A. Wat boven zeker bedrag gaat, ontvangen de werklieden niet. Zij moeten dus zelf maar zorgen buiten de loonsvermindering te blijven. Maar dat is niet altijd gemakkelijk. De menschen worden gesurveilleerd, dus zij moeten geregeld doorwerken; van luieren is geen quaestie.
9292. V. Hebt gij nog wat te vertellen?
A. Ik wenschte aan de heeren mijne recommandatie te laten zien, die ik bij mijn vertrek van de fabriek der heeren Regout ontvangen heb. De recommandatie luidt:
‘Lambrix, Jacobus.
Aangenomen 15 December 1853 als graveur op koper, verlaat heden de fabriek, vrij van verplichtingen.
Maastricht 6 Juni 1882.
pr. Petrus Regout & Co.
(Get.) V. Dishoeck.’
9293. V. Hebt gij een ander certificaat gevraagd?
A. Ik heb een certificaat gevraagd, en toen is mij dat stuk gegeven, dat niet door een der heeren Regout maar door een administrateur is geteekend.
9294. V. Gij meent, als ik u goed begrijp, dat het certificaat na 29 jaren trouwen, eerlijken dienst er wel anders had kunnen uitzien?
A. Dat bedoel ik.
9295. V. Hebt gij al dien tijd bijgedragen aan de ziekenkas?
A. Tot den laatsten dag.
9296. V. Hoeveel?
A. 1, 1½ à 2 pct.
9297. V. Gedurende die 29 jaren?
| |
| |
A. Neen, men begint te contribueeren op het 18de jaar.
9298. V. Wanneer zijt gij geboren?
A. In 1843.
9299. V. Gij zijt dus een stijve 20 jaar in de kas geweest; wat verdiendet gij in het jaar?
A. In 1867 ongeveer f 700.
9300. V. Dus gij betaaldet jaarlijks ongeveer f 77?
A. Dat weet ik niet meer.
9301. V. Maar gij hebt al die jaren tot de ziekenkas bijgedragen, en dat geld zijt gij nu kwijt?
A. Ja, maar dat wist ik van te voren.
9302. Uw verhoor is nu afgeloopen. Wij danken u voor uwe komst.
A. Ik dank u hartelijk voor de moeite die gij u geeft voor de werklieden, heeren, en ik hoop dat het u allen goed moge gaan.
J. Lambrix. |
|