Verhoor van de heeren P.M. Courtens en P. De Smits.
(Verkort.)
9108 V. De Voorzitter: Wilt gij uw naam, voornamen, beroep en woonplaats opgeven?
A. Petrus Matheus Courtens, oud 46 jaar, wever in de fabriek van den heer Jules Regout, te Maastricht.
9109. V. En gij?
A. Petrus de Smits, 46 jaar, en spinmeester in dezelfde fabriek.
9110. V. Gij zijt daar al lang?
A. Van den aanvang der fabriek af.
9123. V. Getuige Courtens: Zieken komen bij u op de fabriek niet voor, wel?
A. In het geheel niet.
9124. V. Daarom hebt gij zeker uw fonds opgeruimd?
A. Bedoelt gij de ziekenkas?
9125. V. Ja.
A. Voor eenige jaren is dit geschied.
9126. V. Waarom?
A. Er was gebrek aan werk en toen hebben de wevers onder elkander gezegd: wij zullen het fonds maar deelen, en zoo is dat gebeurd met toestemming van mijnheer.
9127. V. Heeft mijnheer daar toen geen bezwaar tegen gemaakt?
A. Ja, hij had het fonds liever gehouden en dat was voor alle menschen goed.
9128. V. Natuurlijk, maar was hij er tegen?
A. Ja zeker.
9129. V. Heeft hij zijn best gedaan om u van de verdeeling terug te houden?
A. Ja.
9130. V. Dat was toen immers mijnheer Jules Regout?
A. Ja.
9131. V. Heeft buiten hem nog een van de heeren met u gesproken over die zaak?
A. Neen.
9132. V. Was, toen die quaestie op is gekomen van de deeling van de kas, mijnheer Jules Regout al op de fabriek, De Smits?
A. Ja, maar de firma was toen Regout en Westenraad.
9133. V. Hoe is toen met mijnheer Jules Regout onderhandeld over de vraag om het te doen of niet te doen?
A. De wevers wilden een kleinigheid uit de kas hebben, hetgeen moest gaan met toestemming van de meesters. Toen zijn er ongeveer f 200 uit de-kas onder de werklieden verdeeld en de rest van de kas is blijven staan.
9134. V. Wat is er met die rest van de kas gedaan?
A. Eenige werklieden hebben een brief opgemaakt met verzoek tot verdeeling en heeft er eene stemming van de meesters plaats gehad of men al dan niet de kas zou verdeelen. De zaak was deze: wanneer een werkman ziek werd dan ging hij naar het hospitaal, maar dan ging het geld ook uit de kas naar het hospitaal en de vrouw kreeg niets. Hiertegen kwamen zij op.
9135. V. Gij hebt toen begrepen dat het maar beter was zulk een fonds er niet op na te houden?
A. Jawel.
9136. V. Getuige Courtens, herinnert gij u dit alles?
A. Getuige Courtens: Ja zeker.
9137. V. Maar dat hadt gij toch anders kunnen inrichten, gij hadt bij voorbeeld kunnen bepalen dat wanneer iemand naar Calvariënberg moest, het gelduitgekeerd zou worden aan zijn gezin?
A. Ik met een paar anderen was ook tegen de opheffing. Maar er waren meer stemmen die de opheffing wenschten.
9138. V. Hoeveel loon hebt gij tegenwoordig?
A. Ik ben stukwerker, ik werk per kilo en verdien zoowat 12,13,14 francs in de week.
9139. V. De loonen worden altijd prompt uitbetaald, men laat u nooit tot een volgende week wachten?
A. Nooit.
9140. V. Getuige Smits, hoeveel verdient gij?
A. Als spinmeester 5 francs per dag?
9141. V. Zijn er aankomende jongens of meisjes op de fabriek, die ook nog al aardig wat verdienen?
A. Geen onder de 14 jaar.
9142. V. Maar toch een van pas 14 jaar?
A. Ja.
9143. V. Maar is er op het oogenblik een, die er zoo vlug mede weet om te gaan, dat zij reeds tegen een volwassene op verdient? Heb ik dat niet van den heer Regout vernomen?