De arbeidsenquête van 1887. Deel 2: Maastricht
(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| |
A. Van af het jaar 1852. 7484. V. Hebt gij altijd hetzelfde werk gedaan? A. Ja. 7485. V. Wat verdient gij tegenwoordig? A. 6 à 7 francs per dag. 7486. V. Hebt gij in vroeger jaren meer of minder verdiend? A. Toen ik jong was minder, maar nu meer, want ik ben meester. 7487. V. Hebt gij vroeger nooit meer verdiend? A. Jawel. 7488. Hoeveel? A. Tot 8 francs per dag. 7489. V. Is het loon verleden jaar verminderd? A. Ja. 7490. V. Toen zijn alle loonen verminderd? A. Ja. 7491. V. Hebt gij nog aankomende jongens bij u werkzaam? A Ja. 7494. V. Hoe oud zijn die? A. Drie kinderen van mij zelven. 7495. V. Ook een meisje? A. Ja, mijn dochter. 7498. V. Hoe oud is zij? A 23 jaar. 7499. V. Hoe jong is zij bij het vak gekomen? A. Van haar dertiende jaar af. 7501. V. Hoe oud is de jongen? A. 18 jaar. 7502. V. Is die ook op het 13de jaar op de fabriek gekomen? A. Ja. 7503. V. Wat verdient die jongen? A. Twee francs daags. 7504. En het meisje? A. 1,93 fr., dus ook zoowat 2 francs. 7505. V. Dus gij hebt samen een ordentelijk bestaan? A. Ja. 7506. V. Maar er zijn er die het minder hebben? A. Ja, dat is naar gelang van de werkzaamheden. 7507. V. Welke arbeid wordt in het algemeen van de aankomende meisjes en jongens gevergd? Duurt dat lang in uwe afdeeling? A. Wij komen 's morgens om 7 uur, krijgen dan om half negen 10 minuten rust om onze boterham te eten, hebben dan schafttijd van 12 tot half twee, hebben dan om 4 uur weer 10 minuten rust en werken dan weder tot half zeven. 7508. V. Overwerk komt niet te pas? A. Neen. 7509. V. Nachtwerk ook niet? A. Neen. 7510. V. En Zondagswerk? A. Evenmin. 7511. V. Is het werk dat gij daar doet - voor u zelven blijkt het niet gevaarlijk - voor anderen niet gevaarlijk? A. Wanneer men jong op het vak komt dan doet het geen kwaad. 7512. V. Gij zegt toch geen van buiten geleerde les op? Heeft iemand aan de fabriek u gezegd, dat u deze of gene vraag zou gedaan worden en u gezegd, wat gij antwoorden moet? dat gij bij voorbeeld moest zeggen dat uw ambacht niet zoo kwaad is? A. Neen, Mijnheer. 7513. V. De heeren wisten dat gij naar den Haag gingt; heeft niemand van hen u daarover gesproken? A. Niemand. 7514. V. Hoe komt gij er dan toe te zeggen, dat hoe jonger een kind op die glasslijperij komt, hoe beter hij tegen het werk zou kunnen? A. Ik had meenen te verstaan dat gij vroegt of het een kwaad ambacht was. 7515. V. Daareven echter hebt gij gezegd: neen! Ik heb toen gevraagd of gij ook merken kondet, dat het kwaad deed aan kinderen, als zij zeer jong op het werk kwamen. Gij hebt daarop geantwoord: hoe jonger zij komen des te beter. A. Ik had uwe vraag niet goed verstaan. 7516. V. Dan zal ik mijne vraag nog eens herhalen. Luister nu goed, hoor! Hoe oud zijn de kinderen als zij op het werk komen? A. 12 jaar. 7517. V. Hebt gij wel eens opgemerkt dat de kinderen ziek worden door dat werk. Gaan zij wel eens hoesten? A. Ja zeker. 7518. V. Komt dit nog al eens voor? A. Ja. 7519. V. Vooral niet bij zeer jonge kinderen? | |
[pagina 181]
| |
A. Neen, bij ouderen van 16,17 jaar. 7520. V. Als zij dan zeer jong aan het werk zijn gezet? A. Zij komen niet jonger dan 12 jaar. 7521. V. Zij beginnen dus op 17, 18jarigen leeftijd te hoesten. Dat is het verloop? A. Ja. 7522. V. Krijgen de werklieden in uwe afdeeling uitkeering bij ziekten? A. Ja. 7523. V. Wat gebeurt er als zij te oud worden om te werken; krijgen zij dan van de stad onderstand? A. Ja, maar dan krijgen zij bij ons ook half geld, wanneer zij ziek zijn. Van tijd tot tijd vragen de vrouwen dan aan de heeren om onder ons een collecte te houden. Dezen zetten dan hun naam bovenaan, met wat zij geven willen, en dan geven wij ook wat. 7524. V. Juist, dan helpt gij elkander. Maar wanneer de menschen oud en afgeleefd zijn, gaan zij dan naar het armbestuur? A. Ja, Mijnheer. 7525. De heer Ruys van Beerenbroek: Gij werkt op de glasslijperij, waar onder anderen ook uw dochter werkt. Met hoeveel man zijt gij daar? A. Met 7 man; ik sta aan het hoofd van die ploeg. 7526. V. En zoo is het met alle werk op de fabriek. De werklieden zijn meestal in ploegen afgedeeld, die op stuk werken, en ieder persoon der ploeg weet hoeveel percent hij van het loon ontvangt. Op dit oogenblik wordt alles nat geslepen, niet waar? A. Ja zeker, Mijnheer. 7527. V. Is dat dan vroeger niet gebeurd? A. Wel neen, Mijnheer, er is altijd nat geslepen, nooit droog. 7528. Vroeger had men niet de machinale kracht, maar er moest gedraaid worden. A. Neen, het werd met den voet in beweging gebracht. 7529. V. Was dat ook zoo in uwe afdeeling? A. Vroeger wel. 7530. V. Sinds hoe lang bestaat het niet meer? A. Het machinale is begonnen in 1835. 7531. V. Dat weet gij toch niet bij ondervinding? A. Ik weet het van mijn vader. Die was ook glasslijper. 7532. V. Hoeveel tijd was die aan de fabriek geweest? A. 40 jaar; hij stierf op zijn 63ste jaar, vrij plotseling. 7533. V. Is hij dus niet jaren ziek geweest? A. Hij was nooit ziek geweest. In een paar uren was het met hem afgeloopen. 7534. De Voorzitter: Werd uw vader dan niet als een curiositeit beschouwd? Keken zij er hem in Maastricht niet op aan? A O ja. 7535. De heer Ruys van Beerenbroek: Wat wordt in uwe afdeeling gedaan om te ventileeren? Hebt gij tuimelramen? A. Ja, en die altijd opengezet kunnen worden. Er worden zelfs orders gegeven om dat te doen. En behalve die tuimelramen heeft er ook nog ventilatie door de warmte plaats. 7536. V. Is er een exhauster? A. Ja. 7537. V. En werkt die goed? A. Ja. 7540. De Voorzitter: Uw verhoor is afgeloopen. J.H. Hofman. |
|