6941. V. Gij komt er dus eindelijk toe te verklaren dat zij er half naakt ingaan?
A. Niet allen, sommigen doen het om beter beweging te hebben
6942. V. Begrijpt gij niet dat uwe verklaring een zeer pijnlijken indruk moet maken? Gevoelt gij niet dat wij beseffen dat gij niet de waarheid zegt? Doet gij wèl daaraan?
A. Ik meen de juiste waarheid gezegd te hebben.
6943. Na scherp ondervragen en door er u telkens op te wijzen, dat gij niet van de waarheid moogt afwijken, is er met stukken en brokken wat bij u uitgekomen; deedt gij niet beter de zaak ronduit bloot te leggen? Bezwaar uw geweten niet. Wat is er van de zaak? Is het voor de menschen geen buitengewoon hard werk?
A. Dat heb ik van den beginne af gezegd, maar als de hitte ondragelijk is, mogen zij niet in den oven; het wordt hun niet bevolen er in te gaan.
6944. V. Gij wilt ons dus doen gelooven, dat de menschen wachten om in den oven te gaan als die te heet is?
A. Ja, tot den anderen dag.
6945. V. Wanneer is dat in den laatsten tijd voorgekomen?
A. Verleden Vrijdag nog.
6946. V. Hebt gij een maatstaf tot het constateeren van de temperatuur, waaraan gij de menschen waagt?
A. Die bestaat niet.
6947. V. Is de temperatuur in de ovens zoo fel, dat zij met geen thermometer te constateeren is?
A. Dat zou ik u niet kunnen zeggen, ik heb het nooit gedaan of zien doen.
6948. V. Gij houdt er die niet op na, het gaat naar willekeur.
A. Ja.
6949. A. En nadat er haast bij het werk is, wordt er ook meer haast gemaakt met de menschen er in te zenden?
A Ja.
6950. V. Wat gebeurt er met de menschen bij dat werk als zij uit die ovens, uit die ondragelijke hitte komen, en, zooals men dat noemt, bek-af zijn?
A. Dan gaan zij een tijdlang rusten, een kwartier of 20 minuten, soms langer, en dan zitten ze daar en doen niets.
6951. V. En daar om en bij die ovens is nog een ander personeel werkzaam, niet waar?
A. Ja, meisjes en vrouwen, die de waren uit de cassetten nemen, in manden zetten en dan wegrijden.
6952. V. En dat gaat dus door elkander onder die omstandigheden met het personeel, dat de waren uit de ovens haalt?
A. Ja.
6953. V. Zijn dat aankomende meisjes van 16 tot 18 jaar?
A. Ja, van 16, 18 jaar en ouder; ook zijn er die in de 20 zijn. Jonger dan 16 kunnen aan dat werk niet gebruikt worden.
6954. V. Als de werklieden versleten zijn en niet meer kunnen, wat gebeurt er dan met hen?
A. Er zijn soms eenigen, die te huis moeten blijven, en dan worden zij uit het ziekenfonds en gedeeltelijk uit de fabriekskas betaald met een half daggeld.
6955. V. Dat duurt een zekeren tijd niet waar?
A. Er zijn er die een vast daggeld hebben, zooals hun beloofd is geworden, voor zoolang zij leven. Er zijn ook weder werklieden, die uit de ziekenkas betaald worden en dat minder wordt.
6956. V. Maar er zijn er ook, die eenvoudig hun ontslag krijgen en maar zien moeten bij het armbestuur of op andere wijze te recht te komen?
A. Niet doordat zij te oud zijn om te werken.
6957. V. Maar wel omdat zij ongeschikt zijn, niet waar?
A. Pardon, indien zij door verzuim of slecht gedrag buiten dienst gesteld worden.
6958. V. Menschen die versleten zijn geraakt, zegt gij, dat allen van fabriekswege gepensionneerd worden?
A. Er zijn er zeer veel, ik zal niet zeggen allen, ver van daar, maar een speciaal pensioenfonds is er niet.
6959. De heer Goeman Borgesius: Dat ziekenfonds, als ik het wel heb, wordt eenigermate gebruikt als pensioenfonds. Betalen de werklieden het grootste gedeelte daarin?
A. Ja, de arbeiders betalen twee derden.
6960. V. Wanneer de werklieden om