| |
Verhoor van den heer F. Marckx.
6145. De Voorzitter: Wilt ge zoo goed zijn uw naam, ouderdom, betrekking en woonplaats op te geven?
A. François Marckx, oud 61 jaar, secretaris van het burgerlijk armbestuur, wonende te Maastricht.
6146. V. Zijt gij sedert lang secretaris van dat armbestuur?
A. Meer dan 29 jaren.
6147. V. Op het burgerlijk armbestuur te Maastricht schijnt zeer veel neder te komen. Is die indruk juist?
A. Ja, er komt zeer veel op neder.
6148. V. Wordt de verzorging en de verpleging bij ziekte of ouderdom van werklieden en hunne gezinnen inderdaad voor een groot deel overgelaten aan de gemeente in den persoon van het burgerlijk armbestuur?
A. Ja bepaald. Ik heb ten overvloede eene lijst gemaakt van fabrieksarbeiders, die voor hun leven in het godshuis moeten opgenomen worden. Ik zal die lijst overleggen.
6149. V. Voordat gij die lijst overlegt, wensch ik u eene vraag te doen. Gij bedeelt in geld niet waar?
A. Ja.
6150. V. En in levensmiddelen?
A. Weinig, bijna niets.
6151. V. Geeft gij dekking en ligging?
A. Neen. Alleen in buitengewone omstandigheden.
6152. V. Verstrekt gij woningen?
A Ja.
6153. V. Betaalt gij daarvoor de huur, of hebt gij eigen panden?
A. Wij hebben eigen panden en panden van de stad, die gratis worden verstrekt.
6154. V. Geeft gij genees-, heel- en verloskundige hulp?
A. Ja.
6155. V. Hebt gij zieken, die in gestichten worden verpleegd?
A. Ja
6156. V. Is het grootste gedeelte der door u verpleegden fabrieksarbeiders?
A. Neen, de meeste hulp, die wij verstrekken, is geneeskundige hulp.
Ik heb eene lijst overgelegd van de fabrieksarbeiders-gezinnen, die door het armbestuur met geneeskundige hulp en geneesmiddelen bedeeld worden.
huisgezinnen.
|
Regout & Co, Boschstraat |
707 |
Papierfabriek |
158 |
Céramique |
151 |
Nagelfabriek, Regout, Markt. |
25 |
Behangselfabriek, Rutten, Kleine gracht |
20 |
IJzergieterij, Joseph & Co, Langs het Kanaal |
15 |
Constructie winkel, Doppler |
14 |
Dekenfabriek. Regout, Kl Looijerstr. |
14 |
Tabaks- en sigarenfabriek, Geb. Philips |
13 |
IJzergieterij, van Oppen & De Beaumont |
10 |
Fabriek, J.G. Lambriex, Muntstr. |
8 |
Geweerfabriek, Ed. De Beaumont |
5 |
Zinkwitfabriek |
3 |
Papierfabriek, Tielens en Schrammen |
2 |
Nagelfabriek, Bauduin & Co., Kl. Looijerstr. |
2 |
Zoutziederij |
2 |
Behangselfabriek, Claereboets, thans Regout |
1 |
Vermicellifabriek |
1 |
Marbriers |
1 |
Steenfabriek |
1 |
Tabaksfabriek, Thomassen |
1 |
Op verschillende andere fabrieken |
35 |
|
_____ |
Samen |
1189 |
Getal huisgezinnen van fabrieksarbeiders, die tot 27 December 1886 bij het burgerlijk armbestuur aanvraag hebben gedaan ter verkrijging vankostelooze geneeskundige hulp en geneesmiddelen.
Er blijven nog een groot aantal huisgezinnen te onderzoeken, die reeds vroeger die hulp kosteloos hebben genoten.
| |
| |
Volgens eene vroegere statistiek worden de huisgezinnen gemiddeld op 4 personen gesteld.
Wij wenschen een nieuwe ziekenbeurs in te voeren, opdat de arbeider zelf iets betale. Het aantal arbeidersgezinnen nagaande, vond ik er in December ber 1886 1189, elk gemiddeld van 4 personen.
6157. V. Hoe is het ten aanzien van de weduwen-bedeeling?
A. 86 weduwen van fabrieksarbeiders worden ondersteund, waarvan 19 een te Maastricht vreemden man hadden, 7 vrouwen die daar vreemd zijn, en 18 waarvan man en vrouw vreemd zijn, dus 44 vreemden en maar 42 van Maastricht afkomstig.
6158. V. Uit eene door u overgelegde lijst zie ik dat gij jonge weduwen van 34, 35, zelfs van 31 jaar bedeelt?
A. Als zij veel kinderen hebben en de omstandigheden den onderstand on vermijdelijk maken.
6061. V. Doen de fabrikanten geen krachtige pogingen om de arbeiders er toe te brengen om door onderlinge vereenigingen, fondsen en wat dies meer zij, zooals in andere provinciën van ons land veel plaats heeft, voor den ouden dag of ziekte te zorgen?
A. Weinig of niet. Er zijn ziekenbeurzen, waaruit de werkman de helft van zijn dagloon in geval van ziekte ontvangt, bij vele fabrieken althans, zooals bij de firma Regout. Maar er wordt niet uitgekeerd voor den ouden dag. Als zij een jaar ziek zijn, krijgen zij de helft, en als zij meer dan twee jaar ziek zijn niets meer. Zijn zij heel oud, b.v. 50 of 60 jaar, dan worden zij te oud geacht om uit de ziekenbus te trekken.
6161. V. Worden zij dan eenvoudig geschoven op de gemeentelijke en particuliere liefdadigheid of aan gebrek overgelaten?
A. Ja. Er zijn zelfs hemeltergende gevallen voorgekomen van menschen, die in de 40 jaren op zulk een fabriek geweest waren zonder ooit ziek te zijn geweest en ooit een cent uit de bus genoten te hebben, en eensklaps aan de deur gezet werden.
6162. V. Van welke fabriek spreekt gij?
A. Van de fabrieken van de firma Regout, omdat daar de meeste werklieden zijn. Wij hebben nu tien fabrieksarbeiders, die minder dan tien jaren op de fabriek gearbeid hebben, acht van 10 tot 20, zeven van 20-30, een van 30-40 en drie boven de 40, en die nu voor hun geheele leven in het godshuis zijn opgenomen.
6163. V. Geheel en al buiten alle kosten van de fabrikanten?
A. Ja, geheel en al ten laste van het armbestuur.
6164. V. Dus zijn die menschen geheel en al overgelaten aan de publieke of particuliere liefdadigheid?
A Hoofdzakelijk aan de publieke, omdat de bijzondere geen middelen genoeg heeft. Wij hebben op dit oogenblik 29 fabrieksarbeiders, die voor hun leven verzorgd worden, somtijds zijn er echter meer.
6165. V. Wat is het maximun van bedeeling?
A. Dat hangt af van het huisgezin; er zijn er die f 1,75 hebben - dat is zoo wat het hoogste - en geneeskundige hulp.
6166. V. Die menschen krijgen dan, zooals gij zegt, van het armbestuur hoogstens f 1,75 à f 2 per week?
A. Met eene enkele uitzondering is dit het maximum.
6167. V. En daar moeten die menschen mede rondkomen?
A. In den regel krijgen zij nog wel wat van de kerkelijke of bijzondere instellingen van liefdadigheid en dan gaan zij hier en daar wat opvragen.
5168. V. Met andere woorden, dat leven is dus een leven vol ellende?
A. Van groote ellende.
6169. V. Hebt gij daar wel feiten van bijgewoond?
A. Ja zeker, wanneer zulke menschen om verzorging komen, dan adviseer ik in den regel om hen in het Gebrekkigen-Huis te plaatsen.
6170. De heer Ruys van Beerenbroek: Zeker naarmate daar plaats is?
A. Ja.
6171. De Voorzitter: V. En hoe oud zijn die menschen dan, 50 jaar?
A. Neen 70 jaar, tenzij zij werkelijk gebrekkig zijn.
6172. V. Er zijn in de fabrieken wel afdeelingen waar die leeftijd niet bereikt wordt
| |
| |
A. Ja op de pottenfabriek. De menschen krijgen daar, wat de doctoren u zeker wel gezegd zullen hebben, longontsteking en hunne generatie is niet beter. Als men de kinderen van de fabrieksarbeiders vergelijkt met de kinderen van andere werklieden, dan ziet men het onderscheid. De glasblazers en de pottemannetjes zijn het ongelukkigst.
6173. V Wat is uwe ervaring van de huisgezinnen, waar de ouders den geheelen dag uit werken zijn; hoe groeien de kinderen op?
A. De toestand van die huishoudens is allerellendigst.
6174. V. Kunt gij ons het een en ander daaromtrent mededeelen?
A. Zeker, waar de man en de vrouw op de fabriek werken, komt de man spoedig aan den drank, want, komt hij te huis, dan vindt hij geen vuur, geen eten, niets hoegenaamd. De vrouw kan niets herstellen aan de kleederen zij weet van de huishouding niets af, de kinderen worden bij anderen gegeven, de liefde voor de moeder verdwijnt, in het kort de familieband wordt geheel verbroken.
6175. V. Wie zorgt er voor de kleine kinderen?
A. Die worden uitbesteed, men noemt dat in Maastricht: ‘hou-kinderkens’.
6176. V. Dus dat is voor die kinderen een zeer ellendige toestand. Zij verliezen de liefde voor de moeder en worden in den regel verwaarloosd en de gevolgen blijven niet uit?
A. Zij groeien op, maar hoe!
6177. V. Zoudt gij het wenschelijk vinden dat de getrouwde vrouwen niet meer als arbeidsters in de fabrieken werden toegelaten?
A. Bepaald zeker, maar meteene uitzondering, n.l. wanneer de man ziek is en de vrouw moet voor het huishouden opkomen, dan zou de vrouw met een attest van de eene of andere autoriteit, het armbestuur, de politie, den dokter, burgemeester of patroon, moeten worden toegelaten, maar in geen geval in hoogst zwangeren toestand.
6178. V. Dit punt zullen wij later bespreken, maar als algemeenen regel wilt u gesteld zien, dat de vrouw van den validen werkman niet toegelaten mag worden?
A. Ja
6179. V. En dit zegt gij op grond van de treurige ervaring die gij omtrent de bestaande toestanden hebt opgedaan?
A. Ja, gedurende lange jaren.
6180. V. Laat ons nu de zaak eens van de andere zijde bezien. Wij spreken nu niet over het geval dat de man ziek is, dan wilt gij zelf eene uitzondering toelaten, maar hebben de menschen zelfs nu al niet veel moeite om de twee einden aan elkander te binden?
A. Ja, maar ik geloof dat de voordeelen van een verbod voor de gezondheid, de samenleving, den familieband veel grooter zijn dan de nadeelen.
Als de werklieden meer inkomsten hebben, verteren zij ook meer. Men moet Zondags en 's Maandagsavonds die brasserijen maar eens zien; het halve weekloon wordt dan verteerd. De menschen zijn uithuizig, de man is het gewend; er is geen peil op te trekken.
6181. V. Dus u cijfert volstrekt de bezwaren niet weg; men zou op sommige verteringen een beetje spaarzamer moeten zijn, maar daartegenover staat zooveel goeds, dat u zonder eenigen twijfel adviseert om vrouwen, die valide mannen hebben, te weren uit de fabriek?
A. Ja.
6182. V. Nachtwerk van vrouwen komt in de fabrieken waar u over spreekt niet voor?
A. Neen.
6183. V. Omtrent het werken van aankomende meisjes op de fabrieken hebt u geen gelegenheid gehad om observaties te maken?
A. Ja, dat die meisjes in de fabrieken te veel in aanraking met de jongens komen die er werken. Daardoor komen zij veel te vroeg tot onberaden en meestal gedwongen huwelijken. Met den besten wil kan de fabrikant ze niet van elkander afgezonderd houden. Tot die huwelijken draagt dan het besef bij dat elk zooveel verdient en dat tellen zij dan bijeen, er niet aan denkende dat er kinderen komen enz. De heer Regout zegt: waarom zou ik de vrouw, die als meisje bij mij werkte wegzenden, omdat zij huwt? De quaestie heeftechterookeen moreelezijde.
| |
| |
Wij kennen den moreelen toestand van de werklieden maar al te goed en over hetgeen onder hen gezegd en gesproken wordt zal ik liefst maar niet uitweiden; de heeren zullen mij wel begrijpen.
6184. V. Gij zeidet daar zooeven dat gij het werken van zwangere vrouwen op de fabriek wenschtet verboden te zien. Welke handelwijze zoudt gij te dien aanzien willen zien aangenomen?
A. Ik zou hare tegenwoordigheid op de fabriek, onder geen voorwendsel, willen geoorloofd zien.
6185. V. Maar dan toch voor een eenigszins beperkten termijn?
A. Natuurlijk.
6186. V. Gebeurt het wel eens dat zwangere vrouwen tot het laatste oogenblik blijven en dan weder spoedig terugkomen?
A. Zeer zeker. Ik ken gevallen van vrouwen, die den derden of vierden dag na hunne bevalling opstonden en eenige dagen daarna weder naar de fabriek gingen.
6187. V. Komt het in Maastricht menigmaal voor dat uw armbestuur hulp moet verleenen bij gelegenheid van ongelukken, die de menschen bij het werken in de fabriek krijgen?
A. O ja. Ik heb, voor zoover ik het heb kunnen nagaan eene kleine statistiek opgemaakt, waaruit blijkt dat het getal zware verwondingen, waarvoor patiënten in het gasthuis verpleegd worden, gemiddeld acht per jaar bedraagt, voor welke verwondingen wij hulp verleenen. Het getal lichte verwondingen, zooals een vinger afzetten enz., kan ik niet opgeven, omdat de patiënt meestal direct naar den dokter gaat.
6188. V. Komen die kleine verwondingen nog al eens voor?
A. Zeer dikwijls. De verwonden komen dan gewoonlijk bij ons aan het hospitaal om een dokter vragen.
6189. V. Dus ook die zorg komt ten laste van het armbestuur?
A. Ja; die menschen zeggen: het geld behoort aan de armen en het is dus van ons. Dat is proverbiaal geworden.
6190. V. Dus het armbestuur doet eigenlijk hetgeen tot zekere hoogte althans de plicht zou wezen van de fabrikanten?
A. Ja. Wij zijn sedert jaren werkzaam om een ziekenbus op te richten voor fabrieksarbeiders, waarin ook ondersteuning zou gegeven worden in geval van ziekte.
Maar wij hebben het niet kunnen doen, door tegenwerking van den fabrikant Regout. Gisteren nog reizende met den heer Louis Regout, lid der Eerste Kamer, heb ik hem aangezocht voor zijne werklieden deel te nemen aan die ziekenbus en zijn antwoord was: ‘Neen, wij moeten meester over onze werklieden blijven.’ Zij moeten hunne werklieden kunnen commandeeren en drillen, zooals zij willen. Ik heb daar dezer dagen nog een voorbeeld van gehad. Een zeer knap werkman, die van de stad last gekregen had niet meer in die woningen van den heer Regout, maar in de stad te wonen om bij brand dadelijk hulp te kunnen verleenen, deed dat, en het gevolg was dat de heer Regout hem door een opzichter liet zeggen, dat, als hij uit zijn huis ging, zijne vier kinderen uit de fabriek zouden weggezonden worden. Zoo menschlievend is men!
6191. V. Welk belang had de heer Regout daarbij?
A. Wel, de huur moet vooruit betaald worden, en die houdt men van het werkloon af, dat is zeer gemakkelijk.
6192. V. Gij schrijft dat dus toe aan de ongeneigdheid van den heer Regout, om zijn huis misschien ledig te laten staan?
A. Ja, waarschijnlijk, want men bezit zekerheid en heeft den huurder altijd in handen. Deze werkt op de fabriek, en niet alleen dat de arme werkman vooruit moet betalen, maar zelfs eene maand vooruit.
6193. V. Hij heeft dus, wilt gij zeggen, op die wijze aan den werkman een goeden huurder?
A. Ja.
6194. V. Zou het een groot offer zijn dat van de fabrikanten geëischt zou worden om de ziekenbus tot stand te brengen?
A. Volstrekt niet. Wij wenschen maar dat de werkman eenige centen 's weeks zal betalen, en dat de fabrikant dit van den werkman zou inhouden en aan het armbestuur overdragen. Daar stond tegenover, dat de werkman daarvoor
| |
| |
dan niet alleen geneeskundige hulp en geneesmiddelen kreeg, maar ook ten tweede een onderstand dagelijks, al was die klein, en ten derde van de begrafeniskosten verzekerd was; want ik mag niet verzwijgen dat de begrafenisfondsen eene pest zijn voor die lieden
6195. V. En hebben de heeren Regout geen geneigdheid om dat te steunen?
A. Neen, want zij zeggen: wij willen meester blijven.
6196. V. Meester blijven? In welken zin wordt dat bedoeld?
A. In dien zin, dat het beteekent: wij willen niet bij het armbestuur komen en vragen: kan die man wat krijgen?
6197. V. Zij geven dus zelf niets?
A. Althans niet veel. Het is altijd de werkman die het betaalt.
6198. V. Is het waar, dat de uitkeering uit het ziekenfonds betaald moet worden aan het burgerlijk armbestuur als dat bestuur zulk een man in het hospitaal opneemt?
A. Dat is in zekeren zin waar. Bij ongelukken, die in de fabriek hebben plaats gehad, hebben de fabrikanten zich verbonden 50 cent daags voor den werkman te betalen. Tot voor korten tijd was het gebruik dat, als hij een klein inkomen uit de ziekenbus had, hij dit moest afstaan aan het armbestuur; maar daartegenover stond dat wanneer de werkman een gezin had, de onderstand van het armbestuur soms meer bedroeg dan het bedrag van het ziekenfonds. Het armbestuur wenscht nu de lieden het sparen te leeren: het geld wordt gegeven voor de zieken, niet voor de gezonden.
6199. V. Het gevolg daarvan is dan toch dat, als de zieke vader naar het hospitaal gaat, geen ziekengeld in handen komt van de achterblijvenden, die reeds zijne verdiensten missen?
A. Hulpbehoevende gezinnen krijgen, dan ondersteuning van het armbestuur, soms meer dan zij van het ziekenfonds zouden ontvangen. Dat bestuur beoordeelt den toestand. Er zijn gezinnen waarvan de vrouwen en de kinderen zooveel verdienen, dat de verdiensten van den man kunnen gemist worden. In dit geval ware het onbillijk de verpleging ten laste van het armbestuur te brengen.
6200. V. Hebt gij in onze Schets aanleiding gevonden tot nog niet gemaakte opmerkingen en mededeelingen?
A. Vooral ten aanzien van het nachtwerk. In 1874 heb ik geadviseerd het werk van kinderen beneden de 14 jaren te verbieden. Zeer zeker zoude daaraan ongerief verbonden zijn, de scholen zouden overbevolkt worden, en vele ouders zouden de kinderen toch niet ter school zenden. Doch ik wenschte dat het werk wierd begrensd tot eenige uren daags; terwijl dan de overige tijd voor herhalingsonderwijs kon besteed worden. Dat ware eene wezenlijke weldaad. Wanneer men jongens van 14 à 15 jaar die des nachts werkten, overdag te bed ziet, herkent men geen redelijk wezen, zij zijn met geen macht wakker te schudden. Het is hartverscheurend als men hen des morgens van de fabriek ziet komen.
6201. V. Hebt gij dat zelf gezien?
A. Ja, meer dan eens heb ik zulk een knaap met mijn eigen hand trachten wakker te schudden.
6202. V. Heeft dit zulk een indruk op u gemaakt, dat gij niet aarzelt te wenschen, ondanks de daaraan verbonden bezwaren, den leeftijd tot werken te bepalen op 14 jaren?
A. Ja.
6203. V. Woont gij in de buurt van fabrieksarbeiders?
A. Ja, des Zondags- en des Maandagsnachts is er aan slapen niet te denken. Ik woon in een huis waarlangs aan beide kanten loopen straten waar werklieden wonen en waar kleine kroegen zijn.
6204. V. Dus in de wijk, waarin gij woont hebt gij gelegenheid om ook buiten uwe ambts-betrekking uwe observatiën bevestigd te vinden?
A. Ja, en ik heb mij sinds jaren met liefdadigheids-werken opgehouden, dus buiten mijne betrekking heb ik nog persoonlijke ondervinding.
6205. V. Zijn de beperkende bepalingen, die gij voor de jongens wenscht niet in sterkere mate noodig voor de meisjes?
A. Ja, hoewel de meisjes in den regel lichter werk doen. Ik weet ook heel goed dat er werken zijn op de fabrieken, die beter door kleine dan door groote
| |
| |
handen gedaan kunnen worden Maar niets belet beperkende bepalingen daarop te stellen.
6206. V. Wat is uw oordeel over de begrafenisfondsen, zijn die al of niet van nuttigen invloed op de positie van den werkman?
A. Zoo allerfataalst mogelijk.
6207. V. In verschillende opzichten?
A. Ja, die menschen zien er tegen op om 25 cents per week voor de spaarbank te geven, maar niet om 30, 35 à 40 cents te betalen voor een begrafenisfonds, om bij het sterven van man of vrouw 60 gulden begrafenisgeld te ontvangen Zij doen hunne kinderen in verschillende bussen; het gevolg daarvan is, dat zij de kinderen onverzorgd laten zoodat zij voor den tijd sterven, om de 25 gld. begrafenisgeld te krijgen. Het is zoo immoreel mogelijk.
6208. V. Hebt gij wel eens feiten waargenomen, waar gij begrepen hebt, moraliter gesproken, dat het begrafenisfonds de oorzaak van den dood was?
A. Ja, zeker. Met het oog daarop wil het armbestuur juist pogingen aanwenden om dit te keer te gaan.
6209. V. Hebt gij nog eenige nadere mededeelingen te doen?
A. Ja, er is nog een punt waarover niet gesproken is. Voorzoover zulks nog kan worden nagegaan (de aanteekeningen daarvan gehouden zijn volstrekt niet volledig) zijn in de laatste 10 jaren in het ziekenhuis verpleegd:
354 fabrieksarbeiders of gemiddeld per jaar 35.
Voor deze 354 waren:
van Maastricht 247 waarvan tegen gedeeltelijke betaling 39 en 107 van elders wonende personen, waarvan tegen gedeeltelijke betaling door de ziekenbeurs slechts 33
Ik laat dit uitkomen, omdat de fabrieken het volk naar de stad trekken, en daardoor wordt de armoede vermeerderd.
Het gaat zoo ver tegenwoordig, dat aan de kerken in de omliggende dorpen wordt aangeplakt: ‘op de fabriek van de firma Regout kunnen zooveel personen geplaatst worden’. Men neemt die menschen gaarne, omdat zij sterker zijn en de loonen er door verminderd worden. Het spreekt vanzelf, als de firma Regout 10 man noodig heeft en er komen er 20, dan ontstaat, volgens het Manchester stelsel vraag en aanbod, en als men meer krachten heeft dan werk, dan kan men zeggen: ik geef maar zooveel loon.
6210. De heer Beelaerts van Blokland: Kunt gij ons uit uwe ervaring het een en ander mededeelen omtrent het misbruik van sterken drank?
A. Mijne ervaring is, dat er te veel gedanst wordt, de menschen worden dan warm en dorstig en drinken er maar op toe.
6211. V. Krijgen zij dien drank in de danshuizen?
A. Ja, tegenwoordig heeft men in die danshuizen orgels, die spelen den ganschen dag zeer tot ongerief van de buren en ten nadeele van den werkman. De drank werkt allernoodlottigst.
6212 V. En wat zijn de gevolgen daarvan voor de gezinnen?
A. Die kunt ge u best voorstellen. Er zijn ouders, die geheel leven van hetgeen de kinderen verdienen, ja voor het loon, dat de kinderen verdienen, gaan de ouders den geheelen dag naar de herberg. Dit demoraliseert op den duur.
6213 V. Is het drankmisbruik bij de fabrieksarbeiders sterker dan bij personen uit dezelfde klasse, maar die niet op fabrieken werken?
A. Ik ken een soort van personen, die meer drinken, dat zijn de sjouwers, de zakkendragers en de lieden die op de kaden loopen.
6215. V. Indien gij den toestand van de fabrieksbevolking vergelijkt met dien in vroeger jaren, is er dan vooruitgang of achteruitgang op te merken, op stoffelijk en moreel gebied?
A. Zeker achteruitgang. Wanneer de werkman veel verdient, wordt er ook veel verteerd.
Ik heb in eene kleine nota aan den heer Ruys van Beerenbroek dat opgegeven De vrouw gaat naar den winkel en haalt kleedingstukken en eetwaren ‘op het boekje’ zooals dat in de volkstaal heet, en moet dat duurder betalen dan anderen, die contant betalen.
6216. V. Was dit vroeger minder sterk?
A. Ja.
| |
| |
6217. V. Is de zedelijke toestand der arbeiders slechter dan vroeger?
A. Ja, zeker; huwelijkstrouw kennen zij bijna niet meer; de plichten der kinderen jegens de ouders vergeten zij ook. Het wordt eene zeldzaamheid als de jongen of het meisje genoegen neemt met zakgeld zooals vroeger. Zij betalen den kost, en als het niet voldoende is, gaan zij weg. Zij zijn in den regel niet tevreden; veel gevallen doen zich voor dat zij de moeder, die weduwe is, in den steek laten. Zij verkeeren met een meisje en verteren het geld liever zoo. Dat is wel wat beter in den laatsten tijd bij de meisjes, die gedragen zich wat fatsoenlijker, maar dat schrijf ik toe aan den invloed der daarvoor bestaande vereenigingen.
6218. V. Wat zijn dat voor vereenigingen?
A. De congregaties voor de fabrieksmeisjes, waar deze gemoraliseerd worden. De verbetering daardoor in den laatsten tijd is aanmerkelijk.
6219. V. Dus u acht het nuttig dat dergelijke vereenigingen bestaan en de arbeiders niet aan zich zelf worden overgelaten?
A. Ja, ook voor de andere arbeiders vind ik ze in het algemeen nuttig. Wij hebben in Maastricht het voorbeeld voor oogen. Er is daar een spaarbank opgericht, die van de Heilige Familie, voor de werklieden, en er zijn nu verschillende arbeiders die vroeger geen cent hadden en nu al een eigen woning bezitten. Dat werkt zeer moreel.
6220. V. Is dat de spaarbank die door rector Wijnen is opgericht?
A. Ja, dat zal wel zijn. Het geval doet zich voor dat de vrouw komt sparen achter den rug van den man, en de man achter den rug zijner vrouw, en verzoekt om er niets van te laten uitlekken. Dat werkt zeer moreel. Het eenige waar zij bang voor zijn, is dat het armbestuur achter hun sparen komt, omdat zij denken dan geen geneeskundige hulp en geneesmiddelen gratis meer te krijgen, terwijl wij integendeel juist het sparen in de hand werken als in ons eigen belang en in dat der moraliteit.
6221. V. Is het u bekend dat 's zomers meer in de bank van leening wordt gebracht dan 's winters?
A. Ja, dat zijn de zoogenaamde weekpanden.
6222. V. Zijt gij in dat bestuur?
A. Neen, als secretaris van het armbestuur heb ik het moeten organiseeren, omdat er geen directeur was.
Er zijn van die zoogenaamde weekpanden, die des Maandags inkomen en des Zaterdags gelost worden. Het getal ervan bedraagt 600 à 700 in de week, misschien nog meer.
6223. De heer Ruys van Beerenbroek: In de zomermaanden wordt veel meer ingebracht dan in de wintermaanden?
A. Ja. Ik heb eens aan zulk een gezin gezegd: wat gij in de week op dat kleedingstuk krijgt, f 1,50 of f 1,75, zal ik u geven, maar dan moogt gij het niet meer naar de bank brengen, want gij krijgt daar ook maar eens het bedrag en betaalt daar zooveel interest. Maar na eenige weken kwam dat kleedingstuk weder in de bank, en als ik de reden vroeg waarom zij het gedaan hadden, dan kreeg ik ten antwoord dat kleedingstuk hangt toch in de kast, waarom zou ik er mij niet mede helpen?
6224. De heer Beelaerts van Blokland: Aangenomen eens dat de loonen verhoogd werden, voor hoeveel gezinnen per honderd meent gij dat zulk eene loonsverhooging een zegen zou wezen?
A. Zeer zeker voor de groote meerderheid.
6225. V. Meent gij dat zij van die hoogere loonen een goed gebruik zouden maken?
A. Dat is moeilijk met zekerheid te zeggen, maar allen zouden het voorzeker niet doen. Voor hunne moreele verbetering zou zulk eene loonsverhooging zeer zeker goed zijn. Nu antwoorden zij: ‘wat moet ik met mijn huisgezin met 70 of 80 centen per dag doen? Wanneer wij niet te eten hebben, moeten wij ons goed naar de bank van leening brengen.’ Maar wanneer zij meer verdienen, dan vervalt hun argument, en als zoodanig reken ik loonsverhooging reeds als een weldaad.
6226. V. Meent gij dus, dat de loonsverhooging, die sedert 1870 heeft plaats gehad, ten gunste van de arbeidersbevolking heeft gewerkt?
A. Dat kan ik niet zeggen, want de
| |
| |
geldswaarde is gedaald; zij krijgen voor een gulden niet meer wat zij er vroeger voor kregen. De loonsverhooging houdt geen gelijken tred met de verlaging van de geldswaarde.
6227. V. Rekent gij, dat de werkman met het loon dat hij thans verdient, minder goed kan rondkomen dan in 1870 het geval was met het loon dat hij toen verdiende?
A. Alles is verhoogd door de verlaging der geldswaarde. De man, die vroeger 50 cents huur voor eene kamer betaalde, moet nu f 1 betalen.
6228. V. Dus de huishuur en de prijs der levensmiddelen is verhoogd?
A. Ja, want dit jaar, nu de prijs van aardappelen en brood, de levensmiddelen van den werkman, verminderd is, is een exceptioneel jaar.
6228. De heer Van der Sleyden: Zooeven is over het misbruik van drank gesproken: speelt het bier daarbij ook eene rol, ten kwade omdat van dien drank evengoed een overmatig gebruik gemaakt wordt, of ten goede omdat menigeen die bier drinkt zich onthoudt van sterken drank? Of wel, is het gebruik van bier niet zoo doorgedrongen, dat gij niet kunt zeggen dat het eene groote rol speelt?
A. Het bier speelt eene groote rol. Waar bier wordt gebruikt, wordt jenever niet gebruikt.
6222. V. Gij bedoelt dus eene rol ten goede?
A. Ja.
6230. V. Weet gij daaromtrent geene bijzonderheden mede te deelen?
A Neen, maar ik weet dat het gebruik van bier veel minder nadeelig werkt dan dat van jenever; en ook dat de biergebruikers minder verteren. Maar geheel de dronkenschap tegengaan, dat doet het bier toch niet.
6231. V. Als ik u wel begrijp, heeft het gebruik van bier minder treurige gevolgen dan het gebruik van sterken drank; maar zijn er toch geen gezinnen bekend waar misbruik van bier wordt gemaakt?
A. Zeker. Men kan zich evengoed bedrinken aan bier als aan jenever, maar op lange na niet in die verhouding.
6232. De heer Bahlmann: De getuige heeft zooeven medegedeeld, dat er arbeiders zijn in de fabriek van de firma Regout, die wonen in woningen, welke behooren aan een der heeren Regout.
A. Ja.
6233. V. Behooren die aan een der heeren Regout in privé?
A. Ja, aan den heer Pierre Regout, en aan den heer Louis Regout, lid der Eerste Kamer. Zij bouwen in hun privé en maken gebruik als lid der firma Regout, om die menschen te dwingen daarin te wonen.
6234. De Voorzitter: Is er nog het een of ander bij u opgekomen, dat ge zoudt willen uiteenzetten?
A. Ik weet waarlijk niet wat.
6235. V. Gij hebt ook al veel medegedeeld, dat belangrijk was.
A. Hier is de lijst, die ik nog niet heb kunnen overleggen, namelijk van de fabrieksarbeiders die in het Gebrekkigen-Huis verpleegd worden.
6236. De heer Ruys van Beerenbroek: Wanneer begint het verstrekken van geneeskundige hulp waarvan gij straks gesproken hebt aan de gezinnen?
A. Terstond na het aangaan van het huwelijk. Het is voorgekomen dat eene jonggetrouwde vrouw geneeskundige hulp en geneesmiddelen kwam vragen; op mijn aanmerking dat zij pas gehuwd was, antwoordde zij: ‘Neen, mijnheer, reeds Woensdag,’ en dat was Woensdag van de vorige week Zulke lieden zijn gewoonlijk het meest eischend, zij meenen dat hulp gegeven moet worden. Gij begrijpt echter, Mijne Heeren, dat weigeren van geneeskundige hulp en geneesmiddelen moeilijk is, men denkt steeds aan de gevolgen en vreest voor zelfverwijt. De volksmeening is dat men recht op de hulp heeft. Het gaat zelfs zoo ver: het armbestuur heeft een kleinen akker waarop steeds gestolen wordt, want, zegt men, die akker is van ons, van de armen.
6237. V. Hoe gaat het verder met zulke gezinnen?
A. Aanvankelijk ontvangen zij slechts geneeskundige hulp en geneesmiddelen; het verleenen van onderstand geschiedt pas bij ziekte, wanneer niet genoeg uit de beurs wordt verstrekt. Dan is het volstrekt onvermijdelijk, en alleen in dit geval geven wij.
| |
| |
6238. V. Wat is u bekend van het Maandaghouden?
A. Daarmede begint men Zondagnamiddag en gaat er mede voort tot Maandagavond, gedurende dien tijd hoort men niets dan razen en tieren.
6239. V. Gij hebt gesproken van het in de winkels op krediet koopen, waardoor de waren duurder worden; welke is uwe meening omtrent den dag waarop het loon het verkieslijkst zou kunnen worden uitbetaald?
A. Eene uitbetaling per week ware beter, dan behoeft het krediet niet zoo lang te duren.
6240. V Welke dag ware te verkiezen?
A. Ik geloof dat het beter zou zijn midden in de week dan in het laatst van de week, met het oog op den volgenden Zondag en Maandag.
6241. De heer Van Alphen: Het schijnt gebruikelijk te zijn om de 14 dagen het loon uit te betalen. Wordt dan werkelijk het volle loon uitgekeerd, of wordt er nog wat afgehouden?
A. Er blijft altijd 14 dagen werkloon staan.
6242. De Voorzitter: Bij welke fabriek?
A. Van de firma Regout is het mij bepaald bekend.
6243. De loonen worden dus berekend per veertien dagen, maar de laatste veertien dagen worden niet uitbetaald?
A. Ja. Men laat altijd veertien dagen loon staan, dat heet ‘pengeld’. Dat is ook bij meer werken het geval, om de werklieden in de hand te hebben. Wanneer zij onverwacht vertrekken, verbeuren zij hun geld.
6244. De heer Van Alphen: Bestaat te Maastricht ook het misbruik om gedeeltelijk met bons te betalen, of geschiedt de uitbetaling geheel in geld?
A. Neen, niet met bons, maar in geld. Maar hoewel het op fabrieken verboden is, dat een beambte een winkel houdt, heeft toch wel plaats, dat een broeder of een zuster van beambten winkel houden, waar de werklieden moraliter gedwongen zijn te koopen. Dus indirect wordt er door de beambten winkel gehouden.
6245. De Voorzitter: Hebt gij nog iets mede te deelen?
A. Ja, omtrent de toepassing van de wet op den kinderarbeid. Ik woon dicht bij het kanaal van Maastricht naar Luik. De schepen moeten daardoor heen getrokken worden. En dan is het hartverscheurend te zien welke kleine kinderen de schippers gebruiken om de schepen voort te trekken. Ik moet het hoofd afwenden als ik het zie. Dat is wel een bewijs dat er niet altijd door de politie op de uitvoering van de wet gelet wordt.
6246. V. Dat is dan toch anders wel een arbeid die te zien valt?
A. Ja zeker. Die schepen worden gesleept met een riem over de borst. Het is al hard meisjes en vrouwen te zien trekken, maar het is vreeselijk die kleine kinderen zoo te zien werken.
6247. De Voorzitter: Ik dank u voor de gegeven inlichtingen. Uw verhoor is ten einde.
F Marckx. |
|