| |
Verhoor van den heer A.A. Bekaar.
(Verkort.)
5593. V. Wilt gij zoo goed zijn uw naam, voornaam, qualiteit, ouderdom en woonplaats op te geven?
A. Andries Abraham Bekaar, oud 41 jaar, ingenieur van den waterstaat, wonende te Maastricht.
5594. V. Gij hebt, in opdracht van den Minister van Waterstaat, voldaan aan een verzoek, dat bij monde van den heer Ruys van Beerenbroek namens onze Commissie van enquête tot u is gericht, om namelijk in de laatste weken eenige fabrieken en werkplaatsen in Maastricht te onderzoeken?
A. Ja.
5595. V. Gij hebt een groot getal van die fabrieken en werkplaatsen onderzocht?
A. Negentien.
5597. V. Wij hebben over verscheidene, zoo niet over al die fabrieken bij monde van den heer Wintgens, die gedeeltelijk met u die fabrieken bezocht heeft, tamelijk breedvoerige mededeelingen ontvangen over den gang der werkzaamheden, de sterkte van het arbeidend personeel, de werkuren, enz. enz. Wij zullen niet in alle détails daarop terugkomen, dat zou te veel tijd wegnemen. Wenscht gij, die met het oog op deze enquête deze fabrieken alle bezocht hebt, ons ook eenige opmerkingen daaromtrent mede te deelen.
A. Over het algemeen heb ik bevonden dat de groote fabrieken het best zijn ingericht, wat betreft de maatregelen van veiligheid en voor de gezondheid. De kleine fabrieken laten zoo hier en daar wel eens wat te wenschen over. Heel veel ongelukken gebeuren in de kleine fabrieken gelukkig niet, omdat er veel ruimte is en de werklieden dus niet te dicht bij de machines behoeven te komen.
De stoommachines en ketels staan in de meeste fabrieken in afzonderlijke lokalen.
Mijn eerste opmerking geldt het geheele land.
De machinisten in de groote fabrieken zijn gewoonlijk menschen die langzamerhand zijn opgeklommen. Zij zijn begonnen met smeren, zijn vervolgens gaan stoken en hebben zoodoende eenig inzicht in de machinerie verkregen. Maar bij kleine fabrieken neemt men daarvoor meestal den eersten den besten. Ik acht dat een groot bezwaar. Men krijgt dan machinisten, die volstrekt niet op de hoogte van hunne taak zijn, en die bij het minste wat er gebeurt den kluts kwijt raken. In de groote fabrieken heb ik bijna overal gevonden signalen, hetzij in den vorm van een alarmbel, hetzij van eene fluit, waardoor de machinist in tijd van gevaar een teeken kan geven om in eens alles te doen stilstaan. In de kleine fabrieken is dit niet het geval. Bij sommige levert dat geen groot bezwaar op, omdat de machinekamer onmiddellijk aan het werklokaal grenst; bij andere, waar die afstand grooter is, echter wel. Ook daar moet in eenige seconden de geheele machine kunnen stilstaan.
Een oud-ingenieur van het stoomwezen heeft mij medegedeeld, dat, in gevallen waarin de wet wordt overtreden en zelfs veiligheidskleppen worden vastgezet en dientengevolge procesverbaal is opgemaakt, wel vervolging heeft plaats gehad, maar vrijspraak is gevolgd, waarschijnlijk door leemte in de wet.
De peilglazen dienden tot veiligheid van den machinist omgeven te zijn met omhulsels van gaas of van dubbel glas. Dat zag ik in Maastricht niet.
5598. V. Ook elders?
A. Neen. Ook het vliegwiel kan groote ongelukken veroorzaken. In kleine fabrieken wordt het bij het in gang brengen der machine met de hand in beweging gebracht, en daar heeft men kans dat het, over het doode punt komende, den man medesleurt, vooral indien de plaatsruimte, waarover hij beschikt, gering is. Dit is hier en daar ook het geval.
| |
| |
Bij de groote fabrieken zijn de wielen te groot om dit te kunnen doen, en daar gebeurt het, hetzij met een getande staaf, hetzij op eene andere wijze, in ieder geval zonder gevaar, meestal.
De groote vliegwielen dienen ook omringd te zijn met een gesmeed ijzeren band voor het springen, omdat het zoo ontzaglijk snel rondwentelt. Dit komt echter slechts bij uitzondering voor; ik heb het alleen gezien bij de groote machines van de Société Céramique te Maastricht.
Het opzetten van riemen is dikwijls in de fabrieken eene oorzaak van ongelukken. De riem moet er zoo omgebracht worden; de as wordt langzaam bewogen, de werkman drukt den riem tegen de eene schijf en, terwijl de andere langzaam beweegt, wordt de riem er op geschoven en dan laat de werkman los. Op die wijze kan geen ongeluk voorkomen, maar nu gebeurt het wel dat een geoefend werkman, die veel met dit werk belast is, het gevaar zoo niet inziet, en, om moeite te besparen en zijn kameraden niet te hulp te roepen, den riem op de schijf brengt, terwijl de machine in vollen gang is. Laat hij op het juiste oogenblik los, dan kan het geen kwaad, maar houdt hij een oogenblik te lang vast of heeft hij het ongeluk om te struikelen en, zooals men onwillekeurig doet als men struikelt, te grijpen naar den riem, dan wordt hij meégeslingerd en verpletterd dikwijls.
Of het in Maastricht gebeurd is kan ik niet zeggen, maar in allen gevalle is het een gevaar dat weg te nemen is, omdat er toestellen zijn, waarbij de werkman buiten gevaar blijft.
5601. De heer Ruys van Beerenbroek: Dat zijn machines om den riem op het wiel te brengen, niet om ze van de draaiende schijf naar de vaste te brengen?
A. Juist. Het smeren, dat ook eene groote bron van ongelukken is, gebeurt volgens de fabrikanten altijd wanneer de werktuigen in rust zijn. Maar dit gebod wordt zeer dikwijls overtreden, en ik heb gezien dat men de machines en assen smeerde, terwijl die in werking waren.
5602. De Voorzitter: Waar hebt gij dat gezien?
A. In de ‘Société Céramique’. Volgens den fabrikant was dit eene uitzondering en was er geen gevaar. Dit gebrek doet zich natuurlijk niet voor in fabrieken waar automatische smeerwerktuigen aan de machines zijn, en die bestaan in de meeste groote fabrieken.
5603. V Ook in Maastricht?
A. Ja. Wat ik overal in Maastricht gemist heb, is een reglement, dat in elke werkplaats moest opgehangen zijn en waarin bij voorbeeld het smeren tijdens de beweging der machines bepaald verboden werd, waarbij den werkman eenige voorschriften gegeven worden, waaraan hij zich in het belang van zijn eigen veiligheid te houden heeft. Wel heb ik op een paar plaatsen, zooals in de spijkerfabriek, een klein reglement gevonden, maar dat is ook het eenige wat ik mij herinneren kan. De fabrikanten gaven toe dat het wel goed zou zijn en sommigen zeiden dat zij het doen zouden.
Wat ik ook bij iedere fabriek noodig acht, is een verbandkist met linnen en dergelijke, om bij ongelukken dadelijk de noodige hulp te kunnen verschaffen. Dit is op eene zeer goede wijze geregeld bij de firma Regout en de Nederlandsche papierfabriek; overigens geloof ik niet dat dit in Maastricht ergens geschied.
Wanneer men daarbij nog, zooals op de Nederlandsche gist- en spiritusfabriek te Delft, twee of drie flink ontwikkelde werklieden onderwijs gaf in de eerste beginselen der verbandleer, zouden veel ongelukken wel niet voorkomen maar nietzulke gevolgen hebben als nu somtijds.
Levensverzekering tegen ongelukken bestaat te Maastricht niet. Wel kan ik echter dit zeggen, dat de werklieden eenige ondersteuning genieten uit de ziekenbussen, die de meeste fabrikanten hebben.
5604. V. Wat bedoelt gij met de ziekenkassen die bij de meeste fabrieken zijn? Zijn dat ziekenbussen die de werklieden onder elkander maken?
A. Ja, en waartoe de fabrikant bijdraagt.
5605 V. Zijt gij zeker, dat die bij de meeste fabrieken bestaan?
A ‘De meeste’ is misschien wat al te bepaald.
| |
| |
5606. V. Ik doe de vraag, omdat wij straks uit de verklaring van den heer Van Kleef meenden verstaan te hebben, dat de lust onder het werkvolk in Maastricht, om op die wijze tegen kwade eventualiteiten te zorgen niet zeer ontwikkeld was en men alles liet nederkomen op de stad
A. Mijne uitdrukking van zoo even was ook wat sterk. Het moest zijn ‘verscheidene’.
5607. V. Wilt gij dan nu maar doorgaan?
A. Tegen brandgevaar is hier en daar goed gezorgd, maar bij anderen niet. Bij de groote fabrieken is het in het algemeen goed, bij sommige kleine laat het te wenschen over.
Waar ook naar mijne meening niet genoeg op gelet wordt, dat is de kleeding der arbeiders. De arbeider is zeer gesteld op eene losse kiel, dikwijls op wijde mouwen, hij draagt een schootsvel, en ik behoef niet te zeggen dat als hij dan met de machines in aanraking komt, hij groot gevaar loopt. Het zou goed zijn als men hem eene nauwsluitende kleeding en vooral dicht gemaakte mouwen kon voorschrijven.
5608. V. Zijn dat geene dingen die bij het werkvolk zelf opkomen? Ik vind uwe opmerking zeer juist, maar zijn zij niet intelligent genoeg om zelf te begrijpen dat het nemen van die eenvoudige en onkostbare voorzorg eischend is?
A. Wel intelligent genoeg, maar zij volgen de oude gewoonte. Ik zag bijv. een werkman, die een hoogst gevaarlijk werktuig in de wapenfabriek van Beaumont behandelde, althans voor iemand die er met zijne vrij wijde mouwen tusschen kwam. Toen ik hierop den fabrikant wees, werd mij gezegd: ‘Ik heb zelfs soms met eigen hand een touw om de mouw gebonden, maar hij verkiest het niet te laten.’
5609. De heer Ruys van Beerenbroek: Hoe is het met het binnenwaarts opengaan van de deuren?
A. De deuren zijn aldus: in de groote fabrieken waren tamelijk veel deuren, die naar beide zijden open slaan, zooals het ook behoort. In kleine fabrieken is daar niet op gelet. Daar vindt men ook dikwijls trappen, die wat de ruimte en de verlichting betreft wat te wenschen overlaten.
Er is nog iets dat ik nergens gevonden heb. De schijven zijn aan de assen meestal met nokken verbonden, de assen op die plaats eenigszins plat gesmeed. Men vindt dergelijke platte deelen in de schijven. Nu vindt men daartusschen een wig beslagen met een dikken kop, die koppen steken uit. Nu gebeurt het wel dat die koppen een riem kunnen pakken en om de as wikkelen, waardoor een of ander werktuig medegesleept worden kan, waardoor gevaar voor ongelukken ontstaat. Dit gevaar is zeer gemakkelijk te voorkomen door eenvoudig over zulk een nok een klein kapje te maken. Dat is niet kostbaar, maar toch wordt het niet gevonden.
Ook de riemen, die met groote snelheid zich bewegen, leveren gevaar op. Men moest ze nergens dan omkokerd vinden, en dat is ook het geval in de groote fabrieken; in de kleine wordt er zoo het schijnt minder op gelet.
Het ondervangen van riemen door een plank er onder, opdat als de riem breekt, deze niet tegen den werkman geslingerd wordt, heb ik alleen gevonden bij de firma Regout.
5610. De heer Ruys van Beerenbroek: En dit wordt daar streng doorgevoerd?
A. Ja zeer streng.
Verder dienden in groote fabrieken de omwentelingen van de vliegwielen en de stoomdruk geregistreerd te worden, opdat de fabrikant zijn machinist kunne controleeren.
Dit is alleen bekend in de papierfabriek. In de ceremiekfabriek was het vroeger, maar daar is het opgeheven; waarschijnlijk omdat het te lastig was.
Ook geloof ik dat het hoogst wenschelijk zou zijn dat er bij het in het leven roepen van eene wet op den arbeid, fabriek-inspecteurs kwamen, vooral practische menschen; zijn het zuiver theoretische menschen, dan kunnen zij beter achterwege blijven. Het is eene gewichtige betrekking. Men mag toch aan een fabrikant geen te hooge eischen stellen, maar de eischen die men stelt moeten doorgedreven worden. Dat kam alleen een practicus zijn en niet een techneloog, die de polytechnische school pas verlaten heeft. Hij moet in het vak geweest zijn.
| |
| |
Komt er nu ooit eene wet op den arbeid met bepalingen betreffende de veiligheid en de gezondheid, dan moet men naar mijn inzien, niet te veel reglemonteeren. Men zal zich moeten bepalen tot zeer algemeene voorschriften en veel moeten overlaten aan het goed oordeel van de fabrieksinspecteurs. Die moeten goed gekozen zijn; men kan onmogelijk treden in alle mogelijke details. Verder acht ik het noodig dat de fabrikant beschermd is tegen willekeur van de inspecteurs, door beroep te hebben op den Minister. Er dient wel een hoofdinspecteur te zijn, die zijn oordeel laat gaan over alles en die ook noodig is om overal in het geheele land eenheid van voorschriften te hebben. Wanneer dan ieder jaar een regeeringsverslag het licht zag, waarin verzameld is wat de inspecteurs bevonden hebben, wat de oorzaken der ongelukken zijn en der veiligheid misschien en tevens de middelen, die zij denken dat noodig zijn, dan twijfel ik geen oogenblik, of er zou zeer veel goeds uit voortvloeien.
5611. V. Dat zijn uwe algemeene beschouwingen. Wil een van de heeren naar aanleiding daarvan eenige vragen doen?
5612. De heer Bahlmann: U hebt zoo straks gezegd dat degenen, die benoemd worden tot fabriekinspecteurs, vooral practische menschen moesten zijn en niet jongelieden die zoo van de Polytechnische school kwamen. Naar aanleiding daarvan wensch ik u te vragen: denkt gij dat het benoodigde personeel te vinden zou zijn door uitbreiding van de inspecteurs op de stoomtoestellen?
De inspectie voor het stoomwezen bestaat uit 17 ingenieurs en opzichters; zou nu voor de fabrieksinspectie, waarvoor uit den aard der zaak practische en met de machinerie, hoofdzakelijk met stoomketels, bekende personen gevorderd worden, een even groot corps voldoende zijn.
A. Ik geloof het wel.
5613. V. Gij zult wel in de courant gelezen hebben dat er thans zooveel overtollig personeel bij de staatsspoorwegen is. Meent gij dat daardoor het personeel voor de fabrieks-inspectie zou kunnen aangevuld worden?
A. Dat durf ik niet te beslissen.
5614. De heer Ruys van Beerenbroek: De inspecteurs zouden dan moeten zijn practische lieden, die niet alleen met machines omgaan, maar ook met verscheidene machines en fabrikaten volkomen bekend zijn.
A. Daarmede zijn natuurlijk de ingenieurs bij de Staatsspoorwegen niet bekend. Intusschen geloof ik, dat ieder ingenieur, wanneer hij maar eenigen tijd eene fabriek heeft bezecht, in staat is om op de hoogte te komen.
5615. De Voorzitter: Gij hebt, om tot het eigenlijk onderwerp der en quête terug te keeren, verscheidene fabrieken bezocht. Hebt gij naar aanleiding daarvan van uwe zijde ook nog eenige opmerkingen, beschouwingen of mededeelingen te doen?
A. Ja, ik zou zeggen vooral omtrent de drie groote fabrieken?
5616. V. Die van Regout, de Céramique en die van L'Hoeste?
A. Ja.
5617. V. Wilt ge dan met die van den Heer Regout beginnen?
A. De veiligheidsmaatregelen zijn bij die fabriek over het algemeen zeer goed. Doch er zijn enkele kleine leemten. Er zijn nog eenige riemen, die ik zou willen omgeven met een schotje. Er is een enkele riem, die nog niet ondervangen is. Maar anders zou ik bijna niet weten wat er veranderd moest worden.
Er is bij Regout een ascenseur, die door alle verdiepingen gaat. Hij is goed ingericht. Hij is van dien aard, dat men er onmogelijk bij kan. De man, die hem bedient, kan de deur open doen naar buiten, maar zij kan niet van buiten geopend worden. Dat is een uitstekende maatregel, maar wat minder goed is, is, dat er, als de ketting breekt,, er niets aan te doen is en alles naar beneden komt. Men heeft inrichtingen, die zoo zijn, dat als een ketting breekt, de ascenseur vanzelf wordt opgehouden of met eene kleine snelheid, bijv. van 1 meter in de seconde, naar beneden gaat, en dan is er geen gevaar bij. Vroeger heeft men er hier eene inrichting bij gehad dat hij niet verder kon vallen dan de eerstvolgende verdieping, maar dat scheen moeilijk in het gebruik en is weggenomen.
Die ascenseurs dienen om bouwstoffen
| |
| |
naar boven te voeren en ook somtijds menschen.
5618. De heer Ruys van Beerenbroek: De meesten gaan toch langs de trap naar boven?
A. Ik meen mij te herinneren dat indertijd zich een meisje bij het gebruik van den ascenseur den voet gekwetst heeft.
5619. V. Hebt gij uit het oogpunt van veiligheid ook nog eenige opmerkingen omtrent die fabriek te maken?
A. Neen, wat veiligheid betreft, staat die fabriek zeer hoog. Zelfs in den kelder waar de klei wordt geperst, zijn de machinerieën in houten kasten gesloten.
Er is echter nog iets. Het zoogenaamde puntjes maken, dat zijn driekante stiftjes. Dat gebeurt door kinderen, en bij een tamelijk snelle beweging. De kinderen bewegen met de hand een hefboom en nemen dan, wanneer de stempel is afgedrukt, zulk een puntje zeer snel weg. Nu zou het kunnen gebeuren dat een vinger van een kind door onvoorzichtigheid er tusschen kwam. Vroeger waren er inrichtingen, die werkten met een wiel, waaraan door het kind gedraaid werd en dan gebeurde het dat het wiel te ver werd doorgedraaid en zoo werd menig kind gekwetst. Dit heeft men veranderd en nu is het veel beter, maar toch nog gevaarlijk. In ieder geval moest verboden worden kinderen aan machinerieën te laten werken. Ik heb kinderen op andere fabrieken zien werken aan werktuigen met raderwerken, waar zij niet aan behoefden te komen, maar een kind blijft een kind.
Het brengen van de riemen van de vaste op de losse schijf gebeurt bij snelloopende riemen niet met de hand.
Bij riemen, die langzaam loopen, gebeurt het meestal met de hand.
Er ontbreekt aan die inrichting echter iets, namelijk om de riem, wanneer zij op de losse schijf gezet is, vast te zetten. Men vindt dat weinig, maar toch op de papierfabriek; de werkman verkiest er zich echter niet van te bedienen.
In de glasslijperijen zou ik het wenschelijk achten wanneer over de slijpsteenen kapjes waren, hetgeen bijna niets kost. Wanneer toch de werkman het glas tegen de schijf houdt, die snel ronddraait, zit hij er met zijn hoofd tamelijk dicht bij. Hij kon dus bij het springen van de schijf licht een stuk in het gelaat krijgen.
Tegen brandgevaar is de fabriek van Regout goed beveiligd. De zolders zijn van ijzer en steen. De brandweer is goed geoefend.
In de houtzagerij heeft men boven den cirkelzaag een kapje gemaakt. Dat heb ik nergens anders zoo gevonden dan juist in de fabriek van den heer Regout. Dat kapje heeft het voordeel dat, als een plank op mocht springen, deze niet tegen den werkman kan aanspringen, en dat, als de man het niet absoluut zelf wil, hij zijn vinger er ook niet bij kan kwetsen.
De ventilatie schijnt mij, zoover ik er over oordeelen mag, onvoldoende in de gipsbranderij; daar is het ontzaglijk stoffig, en de eenige ventilatie is een koker van misschien 80 c.M. hoog, waar niet veel lucht doorgaat. Ik heb er ten minste niet veel trek bemerkt. Zoo, waar de gips gemalen wordt; daar bestaat de ventilatie enkel uit de gelegenheid om de deur open te zetten.
5620. V. Het zijn groote ruime lokalen?
A. Ja. In de glasslijperij kon meer ventilatie zijn, vooral omdat het werk voor de gezondheid zoo nadeelig wordt geacht. De werkman is voor een deel zelf schuld er aan, dat er zoo weinig luchtverversching is; iedere slijper zit namelijk voor een raam dat van boven gedeeltelijk tuimelend is, maar toen wij ons bezoek brachten waren alle ramen dicht. Zij vonden het er te koud.
Overigens kon de kunstmatige ventilatie nog veel verbeterd worden. Het eene lokaal loopt in het andere, en naar ik meen was op dat oogenblik de ventilator afgesloten door een deur, waarin zich een aantal gaten bevinden. De werkman is dus dikwijls zelf schuld.
Ook heb ik kinderen in het glazuur zien werken, hetgeen, naar mijne meening, verboden moest worden.
5621. V. De heer Ruys van Beerenbroek: Welk werk deden zij daar?
A. Ik meen er een gezien te hebben, die met de handen in het glazuur kwam. Hiervan ben ik echter niet zeker; wel weet ik, dat zij de gebakken borden die uit het glazuurbad kwamen, met de handen vastnamen.
| |
| |
Ook is er, dunkt mij, meer ventilatie noodig in de lokalen waar gevormd wordt.
5622. V. Maar daar is toch een exhauster?
A. Dan moesten er meer zijn.
5623. V. Ge weet dat we er bij avond en bij dag geweest zijn en dat de temperatuur zeer verschilde?
A. Ja, bij avond, toen het gas op was, was het bepaald te warm.
5624. De Voorzitter: Hebt gij nog iets mede te deelen?
A. Ja, omtrent de ontlediging der ovens. Daar zijn zeer verschillende lezingen over. Er wordt in Maastricht beweerd, dat de ovens, wanneer er veel bestellingen zijn, te veel in overijling moeten geledigd worden.
Nu wordt beweerd, dat men die ovens niet genoeg afkoelt. Er is een werkman die dit, niet aan mij maar aan een ander, verklaard heeft, met het bepaalde doel dat het in deze Commissie ter sprake zou komen. Ik heb tevergeefs getracht dien werkman te spreken, doch zijn naam wilde men mij niet noemen. Ik had hem namelijk willen raden om zich tot deze Commissie te wenden. Vroeger schijnt het te spoedig ledigen dikwijls gebeurd te zijn; althans twee mijner onderhoorigen hebben mij dit verzekerd. De een, de opzichter Joosten, en de andere, de sluisknecht Guts, waren, de eerste 20 jaar, de tweede 10 jaar geleden, werkzaam in de fabriek. Dit bewijst voor het oogenblik niet veel. Dit tweetal heeft echter hetzelfde verhaal gedaan, dat namelijk de werkman in den oven werd gezonden om met vlugheid het gebakken goed er uit te halen. Hij kwam er na eenige minuten uit om te bekoelen, en dan er weder in. De temperatuur was zóó, hebben die menschen mij verteld, dat dan somtijds hunne mouwen en de handschoenen, waarmede zij de voorwerpen aanvatten, in brand zijn geraakt. Nu zou ik volstrekt niet durven beweren dat dit tegenwoordig nog zoo is. Ik heb drie of vier ovens zien ontledigen, maar er niets van bemerkt.
5625. V. Was dat op een oogenblik waarop men u verwachtte, of kwaamt gij onverwachts?
A. Neen, ik kwam er niet onverwachts.
5626. V. Kwaamt gij er met den heer Wintgens?
A. Neen, met den heer Ruys. Ik ben er tweemalen met hem geweest.
5627. V. Men wist dus toen dat gij komen zoudt?
A. Ja. Bij een dier gelegenheden zijn eenige informatiën genomen naar dat ontledigen, dat wil zeggen wij hebben gevraagd aan den firmant die ons geleidde, of de temperatuur ook werd waargenomen Toen heeft die geantwoord: neen, daar houden wij geen vaste aanteekening van; in den winter is het afkoelen natuurlijk veel beter, maar in den zomer kan het nogal warm zijn.’
Dat zijn zijn eigen woorden. Hij heeft er bij gezegd, dat de temperatuur niet zoo was, dat er niet in te werken viel; want dat de firma ovens genoeg had, en dat die heete temperatuur zich alleen kon voordoen, wanneer er niet genoeg ovens waren.
5628. V. De firma kon toch wellicht een geldelijk belang hebben om in denzelfden oven te doen stoken? Het is immers - ik spreek als leek - gemakkelijker om gloeihitte te verkrijgen, wanneer de oven niet geheel is afgekoeld? Het zou dus voordeeliger voor de firma kunnen zijn om te blijven doorwerken, dan van meet af te beginnen?
A. Wel iets, maar niet veel. Het behoort natuurlijk tot de mogelijkheden, maar ik geloof niet dat die reden bestaat.
Sommige ovens worden 60 uren gestookt en 60 uren afgekoeld voor de eerste bakking; voor de tweede bakking wordt 30 uren gestookt en 30 uren afgekoeld.
5629. V. Misschien spreekt al uit dat verschil van cijfers het belang Maar hebt gij hiermede het punt van het leegen van de ovens afgehandeld?
A. Ja.
5650. V. Dan wensch ik u à propos daarvan toch nog eene vraag te doen. U is medebestuurder van het departement Maastricht van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen?
A. Ja.
5631 V. In het stuk dat het departement ons gezonden heeft in antwoord op den brief dien wij kort na ons op- | |
| |
treden hebben gezonden, zooals u weet, wordt dat feit ook vermeld en nogal met zeer stellige woorden. Waren er nu onder uwe medebestuurders heeren, die daar misschien meer van wisten, dan aan u persoonlijk bekend is?
A. Het bestuur van het Nut heeft natuurlijk informaties ingewonnen hier en daar bij verschillende personen, en zoo is ook dit punt ter sprake gekomen, en toevallig weet ik van waar wij deze mededeeling hebben. Het is van denzelfden werkman, waarvan ik zooeven sprak, die niet te bewegen was om zijn naam te noemen, die heeft het medegedeeld aan Baron de Bieberstein.
5632. V. Dus er blijkt ook hieruit weder, dat er bij de werklieden vrees bestaat om hier bij de Commissie te komen of haar feiten mede te deelen, schriftelijk met opgaaf van hun naam, met het oog op hetgeen zij te duchten hebben van hunne patroons?
A. Dat heb ik algemeen gehoord.
5633. V. Hebt u dat ook op eene andere wijze bemerkt dan door hooren zeggen?
A. Niet anders dan het geval waarvan ik reeds sprak. Het is mij niet gelukt met den werkman, die de mededeeling had gedaan, in relatie te komen. Hij heeft die reden bepaald opgegeven en zelfs niet willen hebben, dat zijn naam aan mij bekend werd.
5634. De heer Ruys van Beerenbroek: Maar heeft de fabrikant bij ons tweede bezoek niet medegedeeld, dat er proeven genomen werden om den oven spoediger af te koelen door het aanbrengen van roosters en het uithalen van het vuur?
A. Ik kan het mij niet herinneren. Maar nu kon het zeer goed zijn, dat ik eens rondkeek, terwijl gij met den heer Beelaerts en den fabrikant spraakt.
5635. De heer Beelaerts van Blokland: Ik wensch den getuige te vragen, wat zijn indruk is over de zindelijkheid?
A. In de fabriek van den heer Regout heb ik van de zindelijkheid geen groot idee gekregen, dat wil zeggen in de aardewerkafdeeling en daar nog wel alleen in de zalen waar de aarde gevormd wordt. Het was beter in de Société Céramique. Vooral in de kamers, waar de potten gevormd worden, was in de fabriek Regout de vloer glad door de klei, die daar gevallen en vertrapt was. Maar er schijnt nogal geschrobt te worden, dat is mij ten minste medegedeeld.
5636. De heer Ruys van Beerenbroek: Gij hebt eene lijst gezien hoevele malen er geschrobt werd?
A. Ja, dat was in ieder lokaal driemaal 's weeks.
5637. V. En ook op welke wijze de vloer werd geïnundeerd?
A. Ja, dat geschiedt door pijpen met gaten, waardoor het water over den grond vloeit.
5638. V. Welken indruk hadt gij van de soort van werk dat door vrouwen en meisjes verricht werd?
A. Zij verrichten licht werk, behalve het persen bij het puntjes maken, want dat voortdurend nederdrukken van den stempel is wat zwaar voor kinderen.
5639. V. Hoe was uw gevoelen over het uitladen der ovens?
A. Dat was naar mijn idee geen te zwaar werk, de cassetten, die het gebakken goed inhouden, worden uit den oven gedragen, van hand tot hand overgenomen en op tafels geledigd.
Ook de soepkokerij heeft een zeer goeden indruk op mij gemaakt. Zij bestaat uit een afzonderlijk lokaal, waar ieder werkman voor 5 cents een kom soep krijgt. Vele kinderen van buiten krijgen de soep voor niet.
5640. De Voorzitter: Deel ons nu eens een en ander over de Société Céramique mede?
A. De veiligheidsmaatregelen in de Ceramiek zijn bijna even goed als in de fabriek der heeren Regout. De riemen zijn er niet van onderen ondervangen, maar overigens staat alles er tamelijk wel gelijk.
5643. V. Hebt gij nog bijzonderheden te vermelden omtrent de Ceramiek?
A. Een lokaal bevond ik minder goed, dat, waar de specie voor de zoogenaamde cassetten gemaakt wordt. Dat geeft nog al stof, omdat het droog gebeurt, en dat lokaal is zonder behoorlijke ventilatie. Maar de directeur heeft gezegd, dat hij van plan was het door een nieuw te vervangen. Overigens is eigenlijk daarvan niets anders te zeggen dan
| |
| |
van de fabrieken van de firma Regout.
5649. V. De heer Ruys van Beerenbroek: Hoe was de totaal indruk dien gij daar verkregen hebt van het werkvolk?
A. Ik kan niet zeggen dat ik daaraan veel bijzonders gezien heb. Fabriekarbeiders zien er bijna nooit florisant uit. Zoo ook hier.
5651. De heer Beelaerts van Blokland: Hebt gij bij de fabrieken van den heer Regout onderscheid kunnen zien tusschen de oude en nieuwe gebouwen?
A. Ja, de nieuwe gebouwen zijn over het algemeen veel beter dan de oude.
5652. V. Welk deel is het oude?
A. Ik meen mij te herinneren dat het oude gedeelte niet precies aan de straat ligt.
5653. V. Wat wordt er verricht?
A. Er wordt veel gemalen.
5654. V. Aarde of gips?
A. Ik geloof beide, maar dit staat mij op het oogenblik niet voor den geest.
5655. De heer Ruys van Beerenbroek: Maar het vormen, waar hebtu dat gezien?
A. In de nieuwe lokalen.
5656. V. Maar in de oude lokalen hebt gij dat niet gezien. Gij hebt het gezien in een nieuw lokaal met 4 verdiepingen niet waar?
A. Ja.
5657. De heer Beelaerts van Blokland: Hebt gij den indruk dat gij alle lokalen der fabriek hebt gezien? Of zouden er zijn die u ontsnapt zijn?
A. Hoogstwaarschijnlijk niet, want toen de heer Ruys en ik er heengingen voor de tweede maal, passeerden wij een van de heeren Regout, die gereed stond om in zijn rijtuig te stappen. Hij zeide ons: ga naar de fabriek, laat u den geheelen plattegrond voorleggen en wijs zelf de lokalen aan, die gij zien wilt. Dat is gebeurd. Wij hebben het plan in handen gehad en gedurende ons geheele bezoek in handen gehouden. Toen ons bezoek ten einde was, hebben wij het plan voor ons genomen en samen goed nagegaan waar wij geweest waren en waar wij twijfelden hebben wij gevraagd: wat is dit en wat is dat? Ik geloof dat wij alles gezien hebben, al mogen wij een enkel lokaal hebben overgeslagen, want daar kan ik geen eed op doen.
5658. De Voorzitter: Nu nog de Koninklijke Nederlandsche Papierfabriek. Weet gij daarvan ook bijzonderheden te vertellen? Er werken daar vele vrouwen. Is de arbeid dien zij daar verrichten, geschikt voor haar?
A. Ja.
5659. V. Wat was dat voor werk?
A. Ik heb geen enkele vrouw bij de machine zien werken. Zij hielden zich bezig met plooien en papier tellen. Jonge meisjes maakten enveloppes, met eene kleine trapmachine. Zoover ik gezien heb, was het alles licht werk. Eene menigte vrouwen was bovendien in de lompen aan het werk; ik meen zelfs enkel vrouwen.
5660 V. Dit zijn de punten die reeds breedvoerig met den heer Wintgens besproken zijn, dus hier niet herhaald behoeven te worden. Hebt gij nog andere bijzonderheden opgemerkt?
A. Ik heb daar gevonden wat ik bij alle groote machines zou wenschen, namelijk een automatischen compteur der omwentelingen van het vliegwiel. Wat meer is, daar wordt ook geregeld de stoomdruk geregistreerd. Alles staat daartoe in verband met eene groote buis. De kookvaten, waar de stoom in gevoerd wordt, zijn voorzien van manometers, die op hoogeren druk zijn beproefd dan voor het gewone gebruik noodig is. Er zijn ook schellen om de machinisten te waarschuwen dat zij stil moeten houden. De groote werktuigen worden automatisch gesmeerd, de kleinere niet. Bij sommige gebeurt dit onder de beweging, maar bij die machines geloof ik niet dat daar eenig gevaar bij is. Over het vastzetten der riemschijven heb ik reeds gehandeld. Men vindt ook tamelijk veel machinedeelen afgesloten, maar toch ook niet alle. Ik geloof dat het wenschelijk is nog meer af te sluiten; men is daarin niet zoover gegaan als bij de firma Regout. Wat in de papierfabriek wel aanleiding heeft gegeven tot kwetsuren van werklieden is het brengen der vellen papier tusschen de walsen. Er is meer dan één werktuig waar de werkman soms aan de vingers, de hand of den geheelen arm is gekwetst. Nu heeft de directeur der papierfabriek
| |
| |
bij sommige werktuigen daarin voorzien. Hij heeft voor de walsen een rolletje of een latje gebracht, zoodat de werkman zijne vingers niet verder kan brengen dan tot op zekeren afstand.
Ik zag daar meer dan één machine, waarbij dat niet gebeurd was. Toen vroeg ik den directeur naar de reden daarvan, en deelde hij mij mede, dat zulks niet kon. De directeur is een hoogst bekwaam man, en ik ben huiverig om het tegendeel te beweren, maar ik geloof toch dat het wel kan. Indien er eene lat of rol niet kon aangebracht worden, geloof ik dat men met eene ijzeren plaat zeer veel zou kunnen doen.
Eene zeer goede inrichting was de cirkelzaal, waarbij het hout niet tegen in bewogen werd, maar de werkman op grooten afstand van de zaag bleef en door eene stang de zaag naar het het hout werd toegetrokken.
Op die wijze ontstaan er geen ongelukken. Daarentegen vond ik er een werktuig voor houtwerk dat wel gevaarlijk is. Men maakt er papier van hout. De blokjes, die door de cirkelzaag zijn gezaagd, omtrent 3 decimeter lang, moeten gekloofd worden.
Dat werktuig is een bijl die met tamelijk groote snelheid op en neer gaat. Nu neemt de werkman een blokje in beide handen en brengt dat onder dien bijl. Als de werkman nu goed toeziet, loopt hij niet het minst gevaar, want het blokje heeft 10 à 15 centimeter dikte, er is dus ruimte genoeg. Is de werkman onnadenkend dan loopt hij groot gevaar een stuk van zijn hand te verliezen.
5661. De heer Ruys van Beerenbroek: De bijl blijft toch op tamelijk grooten afstand van de tafel?
A. Dat is zoo, en de hand kan er niet geheel onder komen als de werkman uit zijn oogen kijkt. Daar was in te voorzien, indien men den werkman verplichtte het' blokje telkens met een tang aan te pakken, maar dat zou eenige meerdere moeite en tijd kosten.
Het lokaal waar het hout bewerkt wordt, is electrisch verlicht, wat ten opzichte van brandgevaar eene uitmuntende zaak is. Voor het mogelijk uitgaan van het licht heeft men een paar olielampen, die er altijd aanwezig zijn. Tegen brandgevaar zijn in de papierfabriek goede maatregelen genomen. Door het geheele lokaal loopt eene waterleiding, men heeft een eigen, goed geoefende brandweer, men kan eenige lokalen met ijzeren deuren afsluiten, en de trappen zijn van steen, flink breed en alle van leuningen voorzien.
Het hijschwerktuig om de lompen op te halen was goed ingericht, in zooverre dat de lier van de opening afgescheiden stond; en het was streng verboden onder de opening door te loopen. Ook daar zijn hulpmiddelen aanwezig ingeval van ongelukken. De lokalen zijn zeer ruim en luchtig en zoo zindelijk als men verlangen kan. Alleen waar de lompen gesneden worden, was het wat stoffig
5665. De Voorzitter: Hebt gij ook iets bijzonders aangetroffen in de behangselpapierfabriek van Rutten?
A. Er zijn twee machines, die dicht bij elkander staan in een tamelijk bekrompen lokaal. Ik zou daar de riemschijven en raderen wel wat meer willen zien afsluiten.
5666. V. Dat is het eenige meer speciale punt?
A. Er is ook niet gezorgd voor het kwetsen van de vingers.
5667. V. Aan de calander-machine?
A. Ja.
5668. V. Wat hebt gij gezien in de behangselpapierfabriek van Gebroeders Regout?
A. Hetzelfde.
5669. V. In de geweermakerij van De Beaumont hebt gij daar iets bijzonders bemerkt?
A. Het heeft daar mijn opmerkzaamheid getrokken, dat de stoommachine slechts gedeeltelijk is omgeven door een balustrade, zoodat de doorloop langs den zuigerstang totaal onbeschut is. Nu is het wel mogelijk dat die plaats door zeer weinigen wordt bezocht, - ik meen zelfs enkel door den machinist - doch ik zou het toch zaak vinden, dat de doorloopende zuigerstang door een koker was afgesloten, zooals dat elders geschiedt.
Ook zijn de bollen van de regulateur - een gewone regulateur van Watt - niet zonder gevaar. Die bollen liggen zoowat op de hoogte van het hoofd van een man, waardoor deze, wanneer hij maar
| |
| |
eenigszins den gewonen weg verlaat en een weinig te veel op zijde gaat, kans beloopt die bollen tegen het hoofd te krijgen.
Met een kleinigheid, het zetten namelijk van een schotje, is dit gevaar te verhelpen. Dit schotje behoeft volstrekt geen overbodige ruimte in te nemen.
De gewone zaagmachine kan niet veel kwaad, alleen zou ik eenige tandraderen bedekt willen zien, omdat de werkman, die in de onmiddellijke nabijheid werkt, bij onvoorzichtigheid anders licht duim of vingers er tusschen kan krijgen.
De cirkelzagen zijn er niet bedekt, en dat acht ik gevaarlijk. De lintzaag evenmin. Maar die lintzaag scheen mij, bij de wijze waarop er mede gewerkt wordt, niet gevaarlijk. Zij wordt gebruikt om de kolven van geweren uit te snijden. Nu had men eene zeer lange plank, deze werd tegen de lintzaag bewogen en dan door een ander werkman achteruitgetrokken. Als men altijd zoo werkt, kan er weinig gevaar bestaan. Dit zou er alleen zijn als de lintzaag brak, want dan zou iemand gewond kunnen worden door de rondvliegende stukken. Doch dit kan men voorkomen door er een eenvoudig kokertje om te maken. Over dat werktuig, dat bestaat uit dien draaienden cylinder met messen, heb ik straks reeds iets gezegd.
5670. De heer Ruys van Beerenbroek: Hebt gij in de dekenfabriek iets meldenswaardigs gevonden?
A In de machinekamer was alles goed. De zuigerstang was behoorlijk afgesloten. Wat ik minder goed vond, was het kaardlokaal, waar een aantal snelloopende werktuigen waren; de doorgangen tusschen die machines waren te nauw.
5671. V. Liepen die raderwerken met te groote snelheid?
A. Neen, maar snel genoeg om kleine voorzorgsmaatregelen noodig te maken. Die behoeven niet omvangrijk te wezen.
5672. V. En in de spijkerfabriek van Th Regout?
A. Daar vindt men hetzelfde, dat de doorgangen tusschen de verschillende werktuigen wel wat nauw zijn. Daarbij een kleine ascenseur, waarmede ook menschen naar boven gaan en met hetzelfde gebrek als de andere ascenseur, dat namelijk als de riemen breken, hij naar beneden valt.
5673. V. Men behoeft er niet mede naar boven te gaan, want de trap is in de onmiddellijke nabijheid.
A. Ik heb er een persoon mede naar boven zien gaan.
5674. V. Wij hebben te zamen twee meelmolens bezocht; wat hebt gij daar gevonden voor bescherming van de riemen?
A. Dat daar bijna niets beschermd was. Eenige bescherming in den maasmolen van Franquinet en Le Maire, en in dien van Dolk niets behalve een koker, om een snelloopende riem, van anderhalven meter lang; overigens was alles open en bloot, ofschoon vele gedeelten zich zeer snel bewogen.
5675. V. Veel werkvolk is daar niet?
A. Neen, niet veel, en het is waar, dat die deelen, die zich snel bewegen, op plaatsen staan, waar het werkvolk niet veel behoeft te komen.
5676. V. En hoe is het met de drukkerijen van de St. Paulus-vereeniging en van Nijpels?
A Daar waren gasmotore, die stonden in het lokaal zelf, zooals gewoonlijk. Het zou goed zijn als die afgesloten werden. Men kon passeeren tusschen een gasmotor en een ander werktuig, en dat was verboden. Dus als men zich aan het verbod hield, liep men geen gevaar.
5677. Hebt gij ook iets in de ijzergieterijen gevonden?
A. Daaromtrent heb ik niets bijzonders te vermelden.
5678. V. En omtrent de vermicellifabrieken?
A. Ook niet veel. Daar konden hier en daar de riemen wat meer omkokerd zijn. In de fabriek van den heer A. Bauduin, Boschstraat, stonden in een lokaal eenige werktuigen naast elkander, maar men moest daar niet tusschen door. Dit zou op zich zelf geen kwaad zijn, maar een paar kleine vliegwielen staken iets uit in den toegang achter die machines. Ik zag een werkman met het hoofd dicht bij dat wiel staan, maar hij behoefde daar niet te wezen.
5679. V. Heeft de machinerie in de tabaksfabriek van Philips u ook aanleiding tot bemerkingen gegeven?
A. Ik zou het wel wenschelijk vinden dat de machine zich in een ander lokaal bevond dan waar gewerkt wordt. Er is
| |
| |
een klein personeel in dat lokaal, en als men voorzichtig is, zullen er geene ongelukken mede gebeuren.
5681. V. Hebt gij omtrent de zinkwitfabriek ook iets te zeggen?
A. De toegang van het lokaal waar het zinkwit verzameld wordt naar den zolder laat te wenschen over. De ladder die daartoe leidt is zeer steil en nauw.
Dat kon beter zijn, maar de werkman zelf had er geen bezwaar tegen.
5684. De Voorzitter: Gij hebt als bestuurder van het ‘Nut’ ook mede onderteekend dat gij het wenschelijk acht, kinderen beneden 14 jaar den arbeid te verbieden. Is dat ook uwe persoonlijke meening?
A. Ja, tenzij men het getal werkuren wilde beperken en de kinderen verplichten eene herhalingsschool bij te wonen. Dan zou ik het wel willen toelaten van 12 tot 14 jaar.
5685. V. Anders zou u het eenvoudig verbieden tot het 14de jaar, evenals dat nu plaats heeft tot het 12de?
A. Ja.
5686. V. Hebt gij eenigerlei bepaalde zienswijze over het 's nachts laten werken van aankomende jongens en meisjes in fabrieken en werkplaatsen?
A. Dat moest verboden zijn.
5687. V. En het werken van getrouwde vrouwen op fabrieken hebt gij daar ook gevolgen van gezien die gij minder wenschelijk vondt?
A. Gevolgen van gezien, dat kan ik niet zeggen. Maar aan getrouwde vrouwen, die kinderen hebben, moest het verboden worden om in fabrieken te werken.
5688. V. Hebt gij te Maastricht ooit opgemerkt dat aan deze of gene fabriek, ik laat den naam geheel en al daar, getrouwde vrouwen met zuigende kinderen naar de fabriek kwamen en hunne kinderen hier of daar aan de fabriek deponeerden?
A. Ik heb dat zelf niet opgemerkt, maar het is ons medegedeeld door een onzer medeleden in het Nutsbestuur, wien het was gezegd. De mededeeling komt niet van mij
5689. V. Maar zij is van geloofwaardige zijde aan uw bestuur medegedeeld?
A. Ja.
5690. V. Uw medelid heeft die mededeeling gekregen van eene zijde die hem voorkwam alleszins betrouwbaar te zijn?
A. Ja, zooals trouwens het geheele rapport afkomstig is.
5691. De heer Ruys van Beerenbroek: Bij de firma P. Regout zijn wij te zamen geweest en daar is zoo iets niet, evenals wij in meerdere fabrieken zijn geweest, maar nergens hebben wij zoo iets gevonden; er zou dan toch eene vaste vrouw met het toezicht moeten belast zijn; het zou eene bepaalde crêche moeten wezen.
A. Neen, ik heb er ook niets van gezien.
5692. V. Is u er iets van bekend dat, zooals in dat rapport staat, op sommige fabrieken de kinderen examens moeten doen? Een fabriek is ons bekend, namelijk de papierfabriek?
A. Neen, van andere is mij niets bekend.
5693. V. Weet gij dan ook of zeer vele kinderen, die aan dat lichte examen deelnemen, daaraan niet kunnen voldoen?
A. Dat weet ik niet uit persoonlijke ondervinding.
5694. V. Dan zult gij evenmin weten of de kinderen al naar gelang zij van bijzondere dan wel van openbare scholen komen, beter of minder goed voldoen?
A. Dat is ons medegedeeld.
5695. V. Dit weet ge dus niet uit eigen ervaring maar slechts van hooren zeggen?
A. De getuigenis daaromtrent is afgelegd door den heer Lhoest, maar niet aan mij.
5696. V. Dat zou dan ook de eenige zijn die er iets van kon weten, want dat is de eenige fabriek waar zulk een examen gehouden wordt. - Dat rapport is dus samengesteld uit bijeengebrachte informatiën?
A. Ja, misschien staat er wel wat in dat onjuist is, maar de juistheid van alle feiten in het rapport vermeld konden wij persoonlijk moeilijk nagaan.
5697. De Voorzitter: Hebt gij ons verder niets meer mede te deelen?
A. Neen, Mijnheer de Voorzitter.
5698. V. Dan danken wij u voor de vele moeite, die gij u in de laatste weken voor ons gegeven hebt en tevens voor de heden gedane mededeelingen.
A.A. Bekaar. |
|