| |
Verhoor van den heer Dr. E. Wintgens.
(Verkort.)
5098. De Voorzitter: Wilt gij zoo goed zijn uw naam, voornaam, ouderdom, betrekking en woonplaats op te geven?
A. Eduard Wintgens, oud 36 jaren, doctor, adjunct-inspecteur van het geneeskundig Staatstoezicht voor Noordbrabant en Limburg, wonende te Maastricht.
5099. V. Gij zijt adjunct-inspecteur van het geneeskundig Staatstoezicht, sinds October 1884?
A. Ja
5100. V. Waart gij vóór October 1884 in de eene of andere ambtelijke betrekking.
A. Jawel. Gedurende vier jaren was ik schoolopziener te Heerlen.
5101. V. En tevens practiseerend dokter?
A. Ja.
5102. V. Bestond te Heerlen misschien eene gemeentelijke verordening krachtens art. 82 van de wet op het lager onderwijs?
A. Neen; trouwens in het geheele arrondissement Heerlen niet. Ik heb daaromtrent naar aanleiding van de missive, die ik van uwe Commissie ontving, informatiën genomen bij den districtsschoolopziener voor Maastricht en Roermond. Deze heeft mij gezegd, dat nergens in Limburg gebruik gemaakt is van art. 82 der wet op het lager onderwijs, om bepalingen vast te stellen, regelende den arbeid. Alleen weet ik dat te Vaals in der tijd belooningen werden uitgeloofd om het schoolbezoek te bevorderen. In alle andere gemeenten in Limburg is dat niet het geval.
5103. V. Werd in die gemeenten waar gij in der tijd als schoolopziener af en toe kwaamt, de wet van 1874 behoorlijk nageleefd?
A. Naar mijn weten, ja. Ik heb bij deze gelegenheid van de officieren van justitie te Maastricht en te Roermond geïnformeerd, en dezen hebben mij verzekerd, dat die wet zooveel mogelijk wordt nageleefd. Zij hebben mij eene statistiek gegeven, waaruit blijkt dat er in Limburg van 1874 tot 1886 82 vervolgingen zijn ingesteld tegen personen die zich tegen die wet bezondigd hebben, en dat daarop 65 veroordeelingen zijn gevolgd met geldelijke boeten.
5104. V. Mijne vraag betrof meer of gij als schoolopziener den indruk hebt ontvangen niet slechts of er vervolgingen werden ingesteld, maar of men toezag op de uitvoering van de wet, of die werd gecontroleerd?
A. Dat kan ik niet zoo bepaald zeggen, want in het arrondissement Heerlen bestaat bijna geen industrie.
5105. V. Maar wat gelooft gij te dien opzichte? Gij hebt toch zeker ook in uwe nieuwe betrekking wel bijgehouden wat er op het gebied dat wij nu bespreken in uwe nieuwe standplaats zoo al omgaat?
A. In Maastricht wordt onder de arbeidende klasse de school nog al eens verzuimd.
5106. V. De quaestie is niet, of de school verzuimd wordt, maar of de kinderen arbeid doen?
A. Dat laatste geloof ik niet, en ik geloof het daarom niet, omdat op de meeste fabrieken te Maastricht geen jongens worden aangenomen.
5107. De heer Ruys van Beerenbroek: En meisjes ook niet?
A. Neen.
| |
| |
5111. De Voorzitter: Uw indruk is over het algemeen, dat door de kinderen vóór den 12jarigen leeftijd geen arbeid wordt verricht op fabrieken of werkplaatsen?
A. Ja.
5115. V. Gij hebt u in de laatste weken ten behoeve van de enquêtecommissie en op persoonlijk verzoek en onder medewerking van ons geacht medelid, den heer Ruys van Beerenbroek, beziggehouden met het onderzoeken van een aantal fabrieken te Maastricht?
A. Jawel.
5116. V. Gij werdt overal waar gij u hebt aangemeld om een onderzoek te doen met welwillendheid ontvangen, niet waar?
A. Jawel.
5117. V. Nergens heeft men van u gevergd dat gij vergezeld zoudt zijn van een commissaris van politie, of eenig ander van de officieele personen die in art. 5 der wet op het Geneeskundig Staatstoezicht opgenoemd zijn?
A. Neen, men heeft ons overal vrij toegelaten.
5118. V. Gij hebt nooit te dien opzichte eenige belemmerende ondervinding gemaakt?
A. Neen, op dit punt niet.
5119. V. Op andere punten dan wel?
A. Dat weet ik niet, er zijn wel eens fabrieken waar niet altijd de inlichtingen gegeven worden die men vraagt.
Men moet niet vergeten, dat wij altijd op het gebied van fabriekshygiène blijven en men voor een grondig onderzoek voor elke fabriek eigenlijk een specialiteit zou moeten zijn, zoodat men voor den fabrikant als niet deskundige staat en wel eens inlichtingen moet vragen.
5120. V. Gij zegt dat er inlichtingen zijn, die men u niet verschaft heeft, Heeft men ook in de fabrieken, die gij bezocht en gezien hebt, eenigerlei onderdeel voor u verborgen gehouden?
A. Ik ben door die fabrieken gegaan, en het kwam mij voor dat de fabrikanten misschien dachten te veel op de proef gesteld te worden; want de commissieleden hebben nog al dikwijls de verschillende fabrieken bezocht.
5121. De heer Ruys van Beerenbroek: Maar wanneer gij vroegt om iets te zien, is u dat dan wel eens geweigerd?
A. Neen, dat niet.
5122. De Voorzitter: Laat ik mijne vraag nog eens preciseeren, de quaestie is moeilijk, maar ik doe de vraag niet zonder reden.
Kan het zijn dat in de fabrieken die gij in de laatste weken bezocht hebt enkele onderdeelen aan uw oog onttrokken zijn, of durft gij te zeggen dat gij ze in al haar onderdeelen hebt geinspecteerd?
A. Neen, dat durf ik niet absoluut zeker te zeggen. Nadat ik onder anderen met den heer Van Cleef de fabriek van den heer Regout gezien had, merkte de Maastrichtsche courant op dat wij niet alles bezocht hadden. En ik moet erkennen dat ik bij mijn rondgang ook den indruk heb ontvangen dat ik de fabriek niet in alle onderdeelen gezien had.
5123. V. Is dit geen aanleiding voor u geweest om er naderhand nog eens heen te gaan?
A. Er zijn toen andere heeren, de heeren Ruys van Beerenbroek en Bekaar, naar die fabriek geweest.
5124. V. Het bezoek van den heer Ruys kunnen wij nu ter zijde laten. Maar nadat in de couranten er op gewezen was, dat er bij uw bezoek wel voor gezorgd was u niet alles te laten zien, is dit toen voor u geen aanleiding geweest om uwe inspectie te herhalen?
A. Ik had het gaarne gedaan, maar ik moest andere fabrieken ook nog bezoeken, had mijn gewone werk te doen, zoodat de gelegenheid tot een herhaald bezoek mij ontbrak.
5125. V. Volgens beleefde uitnoodiging van deze Commissie hadt gij nog tal van andere fabrieken te bezoeken, en daarom dus hebt gij dit tweede bezoek aan genoemde fabriek moeten achterwege laten. Maar het feit kan toch als feit waar zijn?
A. Ja, het kan waar zijn.
5126. V, Welke fabrieken hebt gij zoo al ten onzen behoeve gezien?
A. 1o. De fabriek van aardewerk, glas en diversen van Regout; 2o. de ceramique-fabriek; 3o. de behangselpapierfabriek van J.H. Rutten; 4o. die van
| |
| |
de gebroeders Regout; 5o. de dekenfabriek van Jules Regout; 6o. de geweerfabriek van De Beaumont; 7o. de papierfabriek van L. Lhoest; 8o. de spijkerfabriek van Th. Regout; 9o. de stoommeelmolen van Dolk; 10o. de tabaksfabriek van Philips; 11o. de vermicellie-fabriek van Bauduin; 12o. die van Pagnier; 13o. de ijzergieterij van F. Van Oppen; 14o. de zinkwitfabriek.
5127. V. Als ik het goed begrijp, zijn er onder die 14 fabrieken enkele die met het oog op onze enquête weinig of geene bedenkelijke kanten hebben, niet waar?
A. Zoo is het.
5128. V. Bedrieg ik mij, als ik daaronder in de eerste plaats de geweerfabriek van De Beaumont opnoem?
A. Die heeft niets bedenkelijks.
5129. V. Is daar dus niets door u opgemerkt, dat ge begrijpt dat veranderd zou moeten worden?
A. Er zijn vier hoofdzalen. In de eerste zaal, waar de vijlers werkzaam zijn, ontwaart men van stofontwikkeling bijna niets. De zalen zijn zeer goed verlicht, en de ventilatie heeft plaats door het openzetten van ramen. Die eerste, vrij groote zaal wordt verlicht van twee kanten en is niet overbevolkt.
Dan de zaal waar de freezers (freezen is snijden) bezig zijn. Daar worden de voorwerpen van staal, die aan de geweren voorkomen, afgesneden, en dit heeft geen bedenkelijken kant, omdat het gebeurt terwijl de staaldeelen bevochtigd zijn met olie, zoodat er geen stofontwikkeling plaats heeft. Het is ook van belang voor den fabrikant zelf dat er olie bijkomt, omdat anders de werktuigen te veel afslijten.
Hetzelfde heb ik opgemerkt in de zaal waar de boorders en draaiers werken. Daar wordt het staal niet natgemaakt met olie, maar met zeepwater. Ook daar is dus geen stofontwikkeling.
5130. V. Hebt gij in de geweerfabriek van De Beaumont ook werkzaam gevonden jongens van 14, 16 en 18 jaren?
A. Er is één jongen van 16, en er zijn er 3 van 18 jaren.
5134. V Er zijn immers 45 volwassen werklieden?
A. In het geheel 50 werklieden.
5135. V. De geweerfabriek van De Beaumont gaf dus geen aanleiding tot opmerkingen of mededeelingen uit het oogpunt dezer enquête?
A. Neen.
5136. V. Geldt dit ook niet den stoommeelmolen van Dolk?
A. In het algemeen heeft in die molens veel stofontwikkeling plaats; in dien van Dolk eerder iets minder dan in andere.
5138. V. Wordt nu en dan daar des nachts gewerkt?
A. Bij groote bestellingen.
5139. V. Wordt tegenwoordig niet voortdurend bij nacht gewerkt met eene dag- en een nachtploeg?
A. De menschen die malen, andere niet.
5140. V. Wordt er des Zondags gewerkt?
A. Neen. Ik wensch nog te zeggen dat het scherpen der steenen met een bril geschiedt en zonder respirator.
5141. V. Verlangt het volk dien niet?
A. Dit in de eerste plaats, en ten andere heb ik dien nergens gevonden in werkplaatsen met stofontwikkeling.
5142. V. Gij zegt dat gij die nergens gevonden hebt, bedoelt gij daarmede dat zij nergens gebruikt worden?
A. De werklieden weigeren de respirators; zij zijn daarvan niet gediend.
5143. V. Waarom niet?
A. Omdat zij meenen- dat het te warm is en het hun hinderen zou in de ademhaling. Zij zijn gebruikt geworden in de papierfabriek door de sorteerders van lompen, doch men vond de constructie er van niet doelmatig.
5147. V. Geeft de stoommeelmolen van Dolk u verder geene aanleiding tot opmerkingen?
A. Natuurlijk is er bijzonder veel meelstof en dus dispositie voor ziekten van de ademhalingswerktuigen. Maar mij is ook opgevallen dat de bodemluiken nergens beschermd zijn, en dat is, dunkt mij, gevaarlijk.
5148. V. Zijn dat de luiken waardoor het graan wordt op- en afgelaten?
A. Ja.
5149. V. Zijn er reeds ongelukken mede voorgekomen?
A. Neen.
5150. V. Dus de ondervinding bevestigt uwe vrees niet?
A. Neen. Dan heeft het mij ook ge- | |
| |
troffen dat de machinedeelen op sommige plaatsen beter beschermd konden zijn. Maar op dit punt zal de heer Bekaar, die hieromtrent een onderzoek heeft ingesteld, nadere bijzonderheden kunnen mededeelen.
5151. V. Wat is uw indruk geweest van de vermicellifabrieken van den heer Bauduin en van den heer Pagnier?
A. Dat is een heel onschuldige fabricage. Bij den heer Pagnier werken 12 personen, zes mannen en zes vrouwen, in zeer ruime en goed verlichte fabriekslokalen.
5152. V. In die fabriek van den heer Pagnier zijn eene gehuwde vrouw, twee ongehuwde vrouwen en twee aankomende meisjes van 16-18 en van 12-16 jaar werkzaam?
A. Ja, die meisjes hebben een zeer lichten arbeid te vervullen. Zij worden hoofdzakelijk gebruikt voor het krullen en verpakken van de vermicelli. Die vrouwen werken daar te zamen in een groot en goed verlicht lokaal.
5153. V. De werktijd is 11½ uur?
A. Ja, van 's morgens 6 tot 's avonds 6 ½; zij hebben een rusttijd van een uur om te eten, en twee rusttijden van een klein kwartier.
5156. V. Hoe is uw indruk - om nog eene fabriek te noemen, waar verder geene getuigen voor opkomen - van de behangselpapierfabriek van de heeren gebrs. Regout?
A. Zeer gunstig.
5157. V. Zijn daar geen vrouwen of aankomende jongens?
A. Er zijn 5 jongens, maar geen meisjes of vrouwen. In het geheel zijn er 17 werklieden. De fabriek is overgenomen van de firma Claerenboets. Het oude gebouw is thans ingericht voor magazijnen, en daarnevens is eene nieuwe fabriek opgebouwd, die in alle opzichten ruim is en goed verlicht en verwarmd wordt.
5158. V. Omtrent het gebouw valt dus niets bijzonders op te merken. Maar worden er ook voor de gezondheid nadeelige verfstoffen gebruikt?
A. Dat zal wel zoo zijn, doch in dit opzicht hangt men geheel af van de verklaringen van den fabrikant.
5159. V. Hoe dat?
A. Wel omdat het moeilijk zou zijn dat te controleeren.
5160. V. Dat ben ik minder met u eens. Wanneer gij als inspecteur komt onderzoeken of er gevaarlijke verfstoffen worden gebruikt, dan behoeft gij u toch niet tevreden te stellen met de verklaringen van den fabrikant. Zoudt gij het recht niet hebben u zelf bij eigen onderzoek te overtuigen? Maar, wat daarvan zij, gij hebt dat punt dus niet onderzocht?
A. Neen, dat zou met veel werk en omslag gepaard gaan. Er worden een massa verfstoffen gebruikt, waarvan sommige wel, andere niet schadelijk kunnen zijn.
Een dergelijk onderzoek zou toch tot geen resultaten leiden. Den eenen dag kunnen geen schadelijke verfstoffen gebruikt worden, en den anderen wel.
5161. V. Hebt gij er nooit producten gezien, waarop kleuren voorkwamen, die u deden vermoeden, dat er wel schadelijke stoffen voor gebruikt zijn?
A. Daarop zou ik u geen antwoord kunnen geven.
5162. V. Ik meen dat u op deze vraag, als deskundige, wel antwoord zoudt kunnen geven. Welke kleuren zijn schadelijk?
A. Parijsch-groen.
5163. V. Hebt gij fabrikaten gezien met Parijsch-groen bewerkt?
A. Neen.
5164. V. Hebt gij er bepaald naar gekeken?
A. Ik heb in het algemeen naar de werkzaamheden gekeken, maar niet alles in kleinigheden ingegaan.
5165. Zijn er magazijnen, voorraden, pakhuizen? Ik bedoel nu niet te vragen, of gij alle pakken onderzocht hebt, het spreekt vanzelf, dat het niet gaat, maar hebt gij niet in het algemeen de afgewerkte artikelen bezien?
A. Neen, dat niet, doch de fabrikanten verklaarden, dat er geen schadelijke kleuren gebruikt worden.
5166. V. Zijn er andere kleuren die gevaarlijk zijn buiten de groene?
A. Dat ik weet niet.
5167. V. In Duitschland is het gebruik van arsenicum op dergelijke fabrieken verboden, niet waar?
A. Ik kan het niet verzekeren; ik weet wel dat in de fabriek van Rutten arsenikhoudende stoffen (Parijsch-groen)
| |
| |
gebruikt worden voor de aanmenging van andere verfstoffen.
5168. V. Dus uwe verklaringen omtrent die fabrieken op de punten die wij behandeld hebben, steunen eenvoudig op de mededeelingen van de geinspecteerde heeren fabrikanten zelve?
A. Ja.
5173. De Voorzitter: Dan wil ik u eenige vragen doen over de groote industrie.
Wij zullen daarbij volgen den staat, door de goede zorgen van ons geacht medelid, den heer Ruys, opgemaakt.
Om te beginnen met de aardewerken glasfabriek van de firma T. Regout, waar een zeer talrijk personeel werkzaam is, kunt gij ons daarvan het personeel opgeven?
A. In de afdeeling ‘aardewerk’ zijn werkzaam: 784 mannen, 341 jongens van 12-16 jaar, 128 van 16-18, 318 meisjes van 12-16 jaar, 144 meisjes 16-18 jaar, 127 gehuwde vrouwen en 262 ongehuwde vrouwen.
Aan de afdeeling ‘glaswerk’ werken 418 mannen, 111 jongens van 12-16 jaren, 55 jongens van 16-18 jaren, 21 meisjes van 12-16 jaren, 22 meisjes van 16-18 jaren, 58 gehuwde en 65 ongehuwde vrouwen.
In algemeenen dienst zijn 327 mannen, 6 jongens van 12-18 jaren, 7 jongens van 16-18 jaren, 9 gehuwde en 6 ongehuwde vrouwen.
Het totaal van het personeel, dat bij de heeren Regout werkzaam is, bedraagt dus ruim 3200 mannen en vrouwen.
5174. V. Zou het misschien niet het best zijn, dat gij op de wijze, die u het helderste en volledigste voorkomt, een exposé gaaft van de gansche werkzaamheid, zooals die door u is opgemerkt, waarbij gij dan te gelijk kunt inlasschen al wat u voorkomt der mededeeling met het oog op de onderwerpen der enquête waard te zijn. Gaarne geef ik u daarvoor het woord.
A. In de eerste plaats het aardewerk. Dat wordt gefabriceerd uit verschillende kleisoorten. Die worden vermengd en vermalen, aangeroerd en dooreengemengd met water; dat water wordt er naderhand op machinale wijze uitgeperst, en ten slotte wordt de klei dan tot eene vaste, eene stevige brij verwerkt. Die brij komt dan in vormen en wordt zoo tot een voorwerp gemaakt. Dat voorwerp gaat in de droogkast om te drogen, vervolgens wordt het even gebakken in een oven, daarna wordt het geglazeerd, weer gebakken; en als het geschilderd moet worden, gaat het in de schilderkamer, wordt beschilderd en gaat nog eens in den oven. Dat is in het groot wat er gebeurt.
5175. De heer Ruys van Beerenbroek: Wat valt bij de grondstofbewerking op te merken, o.a. bij de gipsbewerking?
A. De gips wordt droog gemalen, en dit verwekt natuurlijk veel stof. Ik heb daarbij opgemerkt dat de steenen niet in kassen ronddraaien. Het komt mij voor dat dit mogelijk zou zijn en men daardoor minder last van het stof zou hebben. Dat gipsmalen is niet eene bijzonder gezonde werkzaamheid. De vraag is alleen: kan het anders? Kan men bijv. de gips nat malen? en dit geloof ik niet.
5176. V. Hoe is het lokaal waar dit gebeurt?
A. Dat lokaal is zeer ruim.
5177. V. Waren daar alleen mannen werkzaam?
A. Ja, slechts twee personen.
5179. V. Hebt gij de machinekamer gezien?
A. Ja, die is afgezonderd.
5180. V. Hebt gij den aardmolen waar de aarde gemalen wordt, gezien?
A. Die geeft nog al stof.
5181. V. Die wordt immers nat gemalen?
A. Ja, maar dit geeft veel vuil.
5182. V. Wie werken daar?
A. Niet veel personen, alleen volwassen personen.
5183. V. Hebt gij daaromtrent iets aan te merken?
A. Neen.
5184. V. En omtrent het aardepersen?
A. Evenmin.
5185. V. Geschiedt het niet onder 4 à 5 atmosfeeren, waarbij de vloeibare stof in zakken wordt gebracht; waarin het water verwijderd wordt en dus brij overblijft?
A. Ja, die brij wordt daarna gebracht
| |
| |
in eene machine, waar zij verder verwerkt wordt.
5186. V. Is die bouw oud of nieuw?
A. Nieuw.
5187. V. Geschiedt het werk in kelders?
A. Ja.
5188. V. Zijn die vochtig en bedompt?
A. Bedompt in geen geval.
5189. V. Is de geheele inrichting ruim?
A. Ja.
5190. V. Waar heeft het vormen plaats?
A. In een flink gebouw.
5191. V. Is er behoorlijke ventilatie?
A. Al de lokalen kunnen behoorlijk geventileerd worden door tuimelramen; vooral is het van belang dat iedere zaal door twee exhausters geventileerd wordt.
5192. V. Hebt gij omtrent de exhausters iets mede te deelen?
A. Ja, in de geheele fabriek zijn 17 exhausters in werking, die eene stoommachine van 68 paardenkracht vereischen.
5193. V. Hoeveel lucht verplaatst die per minuut?
A. Ieder exhauster verplaatst 183 kubiek meter. De lucht wordt daarbij heel vernuftig naar beneden geschoven, zoodat zij den mond der arbeiders niet voorbijgaat.
5194. V. In die lokalen waar gevormd wordt, is ook de droogoven?
A. Ja. Naderhand worden die vormen van den droogoven verder getransporteerd. Stofontwikkeling kon ik niet zien. Alleen, wanneer men de personen beziet, ziet men een licht beslag op de huid, veel niet, maar toch iets.
5195. V. Hoe worden die lokalen gereinigd?
A. Tweemalen in de week met water, geschrobt als 't ware.
5196. V. Hoe wordt het water er in gebracht?
A. Met buizen en kranen.
5197. V. Waarvan zijn de vloeren?
A. Van hout.
5198. V. In het oude gebouw, maar in het nieuwe van steen; maar misschien hebt gij uwe aandacht er meer speciaal op gevestigd. Er zijn twee manieren van uit- en inbrengen van vormen in die ovens?
A. De vormers zijn mannen, en ieder man heeft een jongen bij zich tot het aanbrengen van aarde en tot het wegbrengen van de gevormde voorwerpen naar de droogkasten.
5199. V. Dat zijn jongens van ongeveer 13 jaar?
A. Ja.
5200. V. Acht gij dat werk ook te zwaar voor hun leeftijd?
A. Dat kan ik niet zeggen.
5201. V. Voor volwassen mannen ook zeker niet?
A. Neen; maar ik vind het métier niet bijzonder gezond.
5202. V. Wat is in het algemeen uw denkbeeld over het werk, door de vormers verricht? Is het gezond of niet?
A. Dat is altijd een ongezond werk. De vraag is, dunkt mij: wat hebben de fabrikanten gedaan om dat nadeel zooveel mogelijk tegen te gaan? En dan durf ik zeggen, dat hier heel wat gedaan is.
5203 V. In dezelfde afdeeling ‘vormers’ zijn, behalve de vormers, speciaal voor dat werk, ook andere vormers, die, wanneer de potten gedeeltelijk droog zijn, ze nog onder handen krijgen om ze verder af te polijsten en er tuiten en ooren en kleine deelen aan te zetten. Hebt gij dat afwerken gezien?
A. Ja, de menschen die daaraan werken, ademen ook slechte stoffen in.
5204. V. De stof is daar drooger. Is de inademing daarvan nadeeliger?
A. In het algemeen is het inademen van minerale stoffen zeer nadeelig, en veel slechter voor de gezondheid dan het inademen van plantaardige stoffen.
5205. V. Nu komen wij aan de biscuitovens, waar de afgewerkte voorwerpen die wij besproken hebben, de eerste keer gebakken worden. Hoe zijn daar de lokalen?
A. Ruim en groot.
5207. V. Hebt gij dergelijke ovens zien laden?
A. Neen; wel zien leegmaken.
5208. V. Welke temperatuur hebt ge toen bevonden?
A. Ik had geen thermometer bij mij; maar de oven was volkomen koud.
5209. V. Hebt gij ook soms van fabrikanten of werklieden vernomen dat dit niet altijd het geval is?
A. Ik heb wel eens zulke praatjes
| |
| |
vernomen, maar heb dat niet kunnen nagaan; althans toen ik dien oven zag leegmaken, was hij volkomen koud.
5211. V. Het uithalen, hoe geschiedt dat?
A. De mannen gaan er in en halen de voorwerpen er uit, die dan door vrouwen, misschien ook wel jongens, verder worden weggedragen.
5212. V. Zijn het volwassen mannen die in den oven gaan?
A. Ja.
5213. V. Acht gij dat een zwaar werk?
A. Dat kan ik niet zeggen. Zij dragen een muts en dragen de cassette van vuurvasten steen, waar de voorwerpen in gebakken aijn op het hoofd. Ik heb wel zwaarder zien werken.
5214. V. En ieder draagt maar één cassette, niet waar?
A. Ja, het werk is niet te zwaar althans.
5215. V. Ondergaan de voorwerpen na uit den oven gekomen te zijn, nog eene tweede bewerking?
A. Dan worden zij geglazuurd.
5216. V. Om even bij dat glazuren stil te staan, hebt gij dat zien doen?
A. Ja.
5217. V. Op welke wijze geschiedt dat?
A. Met kleine voorwerpen geschiedt dit aldus: de persoon, die met het glazuren belast is, brengt de voorwerpen in een grooten kuip met azuurbrij, die daarna op eene zeef gelegd worden. De persoon die er mede belast is gaat zelf met de hand in de glazuurbrij
5218. V. Wat denkt gij daarvan?
A. Op den duur moet dat nadeelig werken, dat kan niet anders.
5219. V. Waar bestaat dat glazuur dan uit?
A. Uit loodwitbestanddeelen, die evenals dit met kwik het geval is, opgenomen worden door de huid. Dit kan aanleiding geven tot vergiftiging. Ik heb gevraagd of dit werk aanhoudend door denzelfden persoon geschiedde; door den fabrikant werd geantwoord, dat zij afgewisseld worden.
5220. V. Heeft de fabrikant ook gezegd, hoelang dezelfde personen in die afdeeling bleven?
A. Ik meen een paar maanden hoogstens. 5221. V. Ik had gehoord een paar jaren.
A. Men moet afgaan op de verklaringen van de fabrikanten.
5222. V. Gij spraakt van kleine voorwerpen die met de hand worden ingebracht, maar hoe geschiedt het met andere voorwerpen, bijv. borden?
A. Met de tang en komt de persoon dus niet in aanraking met de brij.
5223. V. Die vloeistof die het glazuur geeft is koud, nietwaar, zoodat uit dien hoofde hoegenaamd geen gevaar bestaat?
A. Juist. Er bestaan instructiën voor die menschen die in die afdeeling werken, waar het glazuur bewerkt wordt. In hoever zij opgevolgd worden, weet ik niet. Zij mogen b.v. niet eten in de lokalen. Zij moeten hunne handen wasschen voor zij eten. Arbeiders zijn zeer onvoorzichtig.
5224. V. Gij zegt: daar werken bij dat glazuren vrouwen, meisjes en zelfs jonge meisjes. Wat is hare bezigheid?
A. Zij nemen de voorwerpen aan, en plaatsen ze weer op een plank. Daarna worden de voorwerpen weggebracht.
5225. V. Dat is dus niet gevaarlijk?
A. Neen.
5226. V. Is het glazuur dan al droog?
A. Neen, geheel droog nog niet, maar in de stof getrokken.
5227. De heer Beelaerts van Blokland: Is er contrôle op het wasschen der handen door de werklieden?
A. Ik weet het niet zeker.
5228. V. Moeten zij hunne handen niet vertoonen aan den meesterknecht, zoo zij in het lokaal komen waar zij hun brood eten?
A. Ik weet het niet.
5231. De heer Ruys van Beerenbroek: Nadat de voorwerpen geglazuurd zijn, komen zij weder in een oven. Hebt gij omtrent die ovens iets anders op te merken en mede te deelen dan omtrent de biscuit-ovens?
A. Niets bijzonders
5232. V. Gij hebt zoo even gesproken van het beschilderen van de voorwerpen, wanneer zij geglazuurd zijn. Kunt gij daaromtrent iets mededeelen?
A. Het schilderen geschiedt in eene zaal, door mannen en meisjes van verschillenden leeftijd. In die zaal heerscht een terpentijnlucht; maar de firma Regout heeft die zaal door middel van exhausters doen ventileeren en ik geloof
| |
| |
dat dit voldoende is. Het is ook bokend dat het inademen van terpentijn door sommige menschen goed, door andere minder goed verdragen wordt.
5233 V. Is het werk daar door vrouwen en meer speciaal door meisjes verricht, zwaar of licht.
A. Het werk is licht. Het is kunstarbeid door ontwikkelde meisjes verricht.
5234. V. Hebt gij er ook mannen zien schilderen, en zitten mannen en vrouwen door elkander?
A. Ja, maar er zijn niet veel mannen.
5235. V. Het geschilderde goed wordt vervolgens in ovens gebracht, de zoo - genaamde mouffles, hebt gij die ook gezien?
A. Neen, ik geloof niet dat daarbij iets valt op te merken.
5236. V. Wij spraken zoo even van cassettes. Het maken daarvan hebt gij waarschijnlijk gezien; valt daaromtrent niets op te merken?
A. Ja, het maken der grondstof. Daarbij zijn 4 of 5 werklieden werkzaam.
5237. V. Geldt uwe vroegere opmerking omtrent het droogmalen van stoffen ook dit werk?
A. Ja, het ontwikkelt ook veel stof.
5238. V. Het bakken der cassettes in de ovens heeft u geene aanleiding tot opmerkingen gegeven?
A. Neen.
5242. V. Wat is uw totale indruk omtrent de gezondheid der werklieden in de afdeeling ‘aardewerk’ geweest?
A. Dat die niet al te florissant was. De arbeiders zagen er over het algemeen niet sterk uit.
5243. V. Is dat, naar uw oordeel, een gevolg van den overmatigen arbeid of van den aard van het werk?
A. Ik geloof dat die toestand hoofdzakelijk is toe te schrijven aan het weinig gezond métier en niet zoozeer aan overmatigen arbeid.
5244. V. In sommige afdeelingen en meer speciaal bij de biscuit-ovens werken mannen, vrouwen, meisjes en jongens door elkander. Is het u ook opgevallen, dat dit minder verkieslijk zou zijn met met oog op de zedelijkheid?
A. Ik moet zeggen, over het algemeen heerscht er orde. Overal zijn opzichters, zoodat er niet veel gelegenheid tot gezamenlijk praten bestaat en de werklieden goed worden beziggehouden.
5245. De Voorzitter: Mag ik u dan een paar vragen doen naar aanleiding van hetgeen ge gaandeweg aan den heer Ruys hebt geantwoord. Wanneer zijt ge in de fabriek geweest en hebt ge daar gezien wat ge ons gezegd hebt?
A. In het laatst van December 1886, de vorige maand.
5246. V. Was dat de eerste maal dat ge in die fabriek kwaamt?
A. De allereerste keer.
5247. V. Hoe lang zijt ge in die fabriek geweest?
A. Een namiddag.
5248. V. In de geheele fabriek één namiddag?
A. Ja.
5249. V. Het bezoek is u dan vermoedelijk eenigszins gemakkelijk gemaakt en bespoedigd doordat men urondleidde?
A. Ik werd rondgebracht door den heer Regout.
5250. V. Ge hebt de fabriek dus geinspecteerd aan de hand van den heer Regout?
A. Ja.
5251. V. Vondt ge den heer Regout daar toevallig, of hadt ge aangekondigd dat ge komen zoudt?
A. Ik had het 's namiddags geannonceerd dat ik zou komen.
5252. V. Gij werdt dus gewacht aan de fabriek?
A. Ja.
5253. V. Met andere woorden: ge kwaamt niet in eens invallen in die fabriek?
A. Neen.
5254. V. Zijt gij nooit overwachts de fabriek gaan inspecteeren?
A. Neen.
5255. V. Gij hebt zeker af en toe wel gehoord dat, te recht of ten onrechte, geklaagd wordt over den toestand van het werkvolk in sommige onderdeelen van de fabriek?
A. Ja.
5256. V. Gaf u dit nooit aanleiding u daarmede te bemoeien?
A. De fabriek is vroeger nagegaan door den heer Dr. Ruysch.
5257. V. Wij spreken niet over hetgeen door uw voorganger gedaan is. Maar ik vraag u: hebt gij, in hetgeen gij hoordet of laast, nooit aanleiding
| |
| |
gevonden om eene inspectie te doen?
A. Neen, ik ben ook nog slechts twee jaren te Maastricht en had in dien tijd ook andere werkzaamheden te doen.
5258. V. Dan wensch ik te komen op enkele détails van het bezoek dat gij dan nu wel aan de hand van den heer Regout in de fabriek gebracht hebt. Hebt gij een oven zien uithalen?
A. Ja.
5259. V. Wat haalde men er uit?
A. Gewoon aardewerk, kopjes, schoteltjes enz.
5260. A. Waren die voorwerpen in bakken?
A In cassettes
5261. V. Wat is de materie van die cassettes?
A. Dat zijn vuurvaste steenen.
5262. V. Is zulk een oven groot?
A. Ja.
5263. V. Welke is de afmeting van de inwendige werkbare ruimte?
A. Plus minus 5 M. middellijn.
5264. V. Worden die ovens gloeiend gestookt?
A. Ja.
5265 V. Hebt gij dat gezien?
A. Nooit.
5266. V. Waren de ovens koud toen gij de fabriek bezocht?
A. Ja.
5267. V. Hebt gij niet vernomen dat het werkvolk in de ovens werd gezonden om ze te ledigen, als ze nog zeer verre van koud waren?
A. Dat heb ik in de laatste dagen gehoord.
5268. V. Hebt gij daaromtrent vroeger nooit klachten vernomen?
A. Neen.
5269. V. Hebt gij daaromtrent niet iets in de couranten gelezen?
A. Neen.
5270. V. Gij hebt ons straks gezegd dat gij wel eens praatjes gehoord hadt over den toestand van menschen in die ovens om deze ledig te maken, terwijl die nog heet waren?
A. Ja, in den laatsten tijd, nadat de enquête ingesteld is, maar vóór dien tijd niet. De meeste inlichtingen en praatjes daaromtrent dagteekenen van den laatsten tijd.
5271. V. Is het u toch opgevallen dat die menschen een muts op het hoofd hadden? Wat was dat voor een soort van muts?
A. Van boven dik gevoerd om de drukking van de cassette op het hoofd te verminderen.
5272. V. Waren die menschen gewoon gekleed toen zij in de ovens gingen?
A. Ja wel.
5273. V. Weet gij dat wel?
A. Ja wel.
5274. V. Waren zij niet half naakt?
A. Neen.
5275. V. Hebt gij nooit naar aanleivan die praatjes, die gij later gehoord hebt, en van hetgeen er gaande was, u opgewekt gevoeld om dat punt te rechercheeren en daarheen te gaan op een oogenblik, dat gij niet wordt afgewacht? Want het is toch een gruwelijk ding als het waar is wat men zegt.
A. Dat praatje heb ik eerst veertien dagen geleden grootendeels gehoord
5276. V. Had het niet op uw weg gelegen dat dan toch eens te gaan zien?
A. Ik heb zooveel te doen. Ik ben overal geweest en heb mijn gewone werk ook te doen.
5277. V. De heer Regout houdt zelf een sterftetafel omtrent zijn fabriek?
A. Daaromtrent kan ik geen inlichtingen geven.
5278. V. Hebt gij er naar gevraagd?
A. Ja.
5279. V. De heer Regout houdt dus sterftestaten?
A. Ja, ik heb naar die staten gevraagd, maar men heeft mij geantwoord, dat men daar niet van af wist.
5280. V. Ge zegt daar nu iets anders dan daar zoo meteen. Niet dat ik u aan uwe eerste verklaring wil houden - het kan zijn dat gij u versproken hebt - maar ik heb uit u verkregen dat gij begrepen hadt, dat er sterftestaten waren?
A. Er is eene ziekenkas; en wanneer men hetbeheer over zulk een fonds heeft, veronderstel ik dat men wel staten zal hebben. Er moeten dan toch uitkeeringen geschieden aan weduwen en kinderen van weduwen.
5281. V. Gij hebt die sterftestaten echter niet verkregen?
A. Neen.
5282. V. De heer Beelaerts van Blokland heeft u eene vraag gedaan over het al dan niet verwisselen van het perso- | |
| |
neel in de afdeeling voor het glazuren. In het Verslag van het Geneeskundig Staatstoezicht over 1883, bladz. 310, komen eenige mededeelingen voor over de fabrieken, die wij nu behandelen. Daar wordt uitdrukkelijk medegedeeld, dat er geconstateerd was, dat juist onder de glazuurders, wegens de loodverbindingen, die door deze menschen gebezigd worden, veel gevallen van loodvergiftiging voorkwamen; maar dat dit minder geworden was, dank - naar men onderstelde - aan de meerdere reinheid van het personeel, het verbod om in de lokalen te schaften zonder vooraf de handen gewasschen te hebben, en verder aan de verwisseling van het daar werkzame personeel met dat van andere zalen. Dus hebt gij nooit onderzocht of daar de hand aan wordt gehouden?
A. Neen, daartoe zou men die menschen moeten kennen.
5283. V. Maar toen gij de fabriek bezocht, is het toen niet in u opgekomen om eens aan de werklieden te vragen, hoe zij dachten over de inrichting van een en ander?
A. Neen.
5284. V. Dus gij hebt niet gevraagd of aan die bepaling om vóór het eten de handen te wasschen en de verwisseling die onder den invloed van den heer Ruysch in 1883 in het leven werd geroepen, de hand werd gehouden?
A. Neen, dat zouden de werklieden het best kunnen zeggen.
5285. V. Juist, maar daarom doe ik u de vraag, of gij er bij hen naar geinformeerd hebt. Gij hebt dat dus niet gedaan?
A. Neen, want dan had ik die menschen moeten kennen.
5286. De heer Beelaerts van Blokland: Hebt gij de privaten in die fabriek gezien?
A. Ja.
5287. V. Welken indruk hebt gij daarvan ontvangen?
A. Het zijn geen privaten, zooals men aantreft in deftige huizen, maar zoover betreft de quaestie van afvoer van faecalia en het voldoend afloopen van urine, dan moet ik u zeggen dat zij voldoende zijn.
5288. V. Hebt gij stank opgemerkt?
A. Ik geloof dat er chloorkalk gestrooid wordt, als ik mij niet vergis.
5289. V. Hebt gij de privaten in alle afdeelingen van de fabriek van Regout bezocht?
A. Neen, niet alle afdeelingen, ik heb ze hier en daar gezien.
5290. V Hebt gij de privaten in de afdeeling, die wij nu in het bijzonder bespreken, bezocht?
A. Ja.
5291. De Voorzitter: Ik wenschte nog eens eene vraag te doen: zijn u in het algemeen bijzonderheden bekend omtrent de sterfte onder het werkvolk op de fabriek waarvan wij spreken?
A. Neen, ik heb alleen geïnformeerd omtrent de zieken ten gevolge van loodvergiftiging. Op Calvariënberg zijn 15 lichte en 2 zware gevallen voorgekomen, met verlamming van de extensoren.
5292. V. Hebt gij, als resultaat van uw onderzoek in de fabriek, ook eenige goede wenken aan de eigenaars van de fabriek kunnen geven, of aanwijzingen kunnen doen omtrent verbeteringen, die uit een hygiènisch oogpunt, in het belang van het volk zouden kunnen worden aangebracht?
A. Neen.
5293. V. Niets?
A. Al den tijd die beschikbaar was, heb ik gebruikt om zooveel mogelijk fabrieken te gaan zien; ik heb dus den tijd niet gehad.
5294. De heer Goeman Borgesius: Indien thans tot u de vraag werd gedaan: welke verbeteringen zoudt gij in het belang der werklieden op de fabrieken wenschelijk achten? zoudt gij dan geene kans zien om er enkele aan te geven?
A. Ja, men zou in de plaatsen, waar de grondstoffen worden gemalen, de steenen kunnen dekken, en er zou kunnen nagegaan worden in hoever goede respirators mogelijk zijn voor die menschen.
5295. V. En wat zoudt gij in de afdeeling waar geglazuurd wordt wenschen te veranderen?
A. Daar zou ik het personeel zeer dikwijls verwisselen, nooit een vast personeel aanstellen, en goed doen nagaan, dat de menschen hunne handen wasschen voordat zij eten. In het kort, ik zou eene reinheid voorschrijven, die aan het buitengewone grenst.
| |
| |
De vergiftigingsverschijnselen zijn ons nog al bekend.
Dr. Vrijens, die de sectie-armen uit Wijk behandelt, heeft in 5 jaren tijds 10 gevallen van loodvergiftiging geconstateerd.
5296. V. Ik wensch nog even eene vraag te doen over de ovens. Zoudt gij meenen dat een verbod wenschelijk ware om de ovens te laten ledigen, terwijl de temperatuur nog op eene zekere hoogte is?
A. Het spreekt vanzelf dat de ovens koud moeten zijn.
Dat is een maatregel die de fabrikanten kunnen en moeten nemen.
5304. V. De heer Ruys van Beerenbroek: In verband met de vraag omtrent overmatigen of zwaren arbeid, hebt gij ook wel gezien op welke wijze de aarde, later de potten, en nog later de afgewerkte goederen van de eene plaats naar de andere vervoerd worden? Worden zij gedragen of geschiedt het vervoer per wagen?
A. Het geschiedt alles per wagen.
5305. V. De Voorzitter: Ik wil u nog eene enkele vraag doen. Er is straks gesproken over loodvergiftiging, maar er zijn toch ook andere ziekten, die onder het arbeiderspersoneel frequent voorkomen?
A. Ik heb daaromtrent informaties ingewonnen bij de dokters te Maastricht, en heb toen vernomen, dat er zeer veel tering voorkomt.
5306. V. Ik vind hier in het verslag der ‘Vereeniging tot bevordering der volksgezondheid te Maastricht, over 1885’, 82 gevallen van tering en bloedspuwing, 88 gevallen van acute ziekten der ademhalingswerktuigen en 94 van acute ziekten der spijsverteringsorganen. Hebt gij verband opgemerkt tusschen die, naar het schijnt, hooge cijfers en den aard der werkzaamheden aan de fabriek?
A. Van de acute ziekten der ademhalingswerktuigen geloof ik dit verband niet. Dit is meer het geval met de phtisis, die zich langzamerhand door het inademen van de stof, van de aardmassa afkomstig, ontwikkelt. Te Maastricht is, vooral in de zomermaanden, de kindersterfte buitengewoon groot. Misschien is dit van invloed op het zoo even door u genoemde cijfer der acute ziekten der spijsverteringsorganen, want de kinderen sterven meestal aan aandoening van het digestie-apparaat.
5307. V. Maar de 82 gevallen van keel- en longtering schrijft gij misschien voor een groot deel daaraan toe?
A. In Limburg komt nog al veel tering voor, niet minder dan hier in Holland.
5308. V. Wat zijn uwe opmerkingen omtrent het bijzonder gevaarlijke van het werk der werklieden, die de randen van het vaatwerk behandelen?
A. Die randen zijn nog al droog en dat geeft dus meer opstuiving.
5309. V. Dus is dat een gevaarlijk werk?
A Ja.
5312. V. Welke zijn de werklieden in die fabriek die met vergiftige stoffen omgaan?
A. Bedoelt gij het glaceeren?
5313. V. Ik doe de vraag aan u.
A. Dan is het in de afdeeling van het glaceeren.
5314. V. Anders niet?
A. Ik heb het niet gezien.
5315. V. Heeft in deze fabriek nachtwerk plaats?
A. De stokers van de ovens doen nachtwerk.
5316. V. Andere werklieden niet?
A. Ik weet het niet zeker.
5317. De heer Goeman Borgesius: Er zijn ook getrouwde vrouwen in deze fabriek. Hebt ge ook geïnformeerd of er voor en na de bevalling gelet werd op de hygiènische eischen, in dien zin dat de noodige tijd gegeven werd?
A. Ik heb die vraag gesteld aan den fabrikant, en deze heeft mij gezegd, dat dan vrijheid ten aanzien van het bezoeken der fabriek gegeven wordt.
5318. V. Hebt gij niet getracht op andere wijze omtrent dit punt gegevens te verkrijgen?
A. Neen.
5319. De heer Ruys van Beerenbroek: Is het u bekend dat in de fabriek crèches bestaan waar de getrouwde vrouwen eenige dagen, bij voorbeeld 14 dagen na de bevalling hunne zuigelingen kunnen deponeeren, terwijl de vrouwen op de fabriek zijn?
A. Ik heb het niet gehoord.
5320. V. Hebt gij die crèches ook niet gezien in de fabriek?
| |
| |
A. Neen.
5321. De Voorzitter: Kunt gij zeggen dat ze er niet zijn?
A. Neen, dat weet ik niet.
5322. V. Wij zullen nu overgaan tot de afdeeling glas. Ik verzoek u ook daaromtrent een exposé te geven, zooals gij zoo even deedt voor het artikel aardewerk.
A. De grondstoffen van het glas zijn zand, soda, glasscherven enz., en voor de betere soorten kwarts en menie. Die stoffen worden gedroogd, gemengd en gemalen, dat ook veel aanleiding geeft tot stof.
De menie wordt in de fabriek gemaakt door ongeveer 10 werklieden, twee à driemaal per jaar. Wij hebben het niet gezien.
5323. V. Volgt nu het werken in de ovens?
A. De grondstof wordt gesmolten in de smeltkroezen, en daarna wordt de gesmolten zelfstandigheid geblazen.
5324. V. Hebt gij die werkzaamheden bijgewoond?
A. Ja.
5326. De heer Ruys van Beerenbroek: Wanneer die stukken geblazen zijn, worden zij verder afgewerkt en gebracht boven den oven, waarin het glas gesmolten is, en moeten daarin eenige uren langzamerhand verkoelen?
A. Ja, die ploeg bestaat uit 7 personen, waarvan 3 volwassen zijn.
5327. V. Die stukken worden dan gebracht op het spoorwegje daarboven en verkoelen dan langzamerhand. Van welken leeftijd zijn nu de daarbij geplaatste jongens?
A. Van 12-16 jaar voor het lichte werk en van 16-18 voor het zwaardere.
5328. V. De blazers zijn volwassen mannen, niet waar?
A. Ja.
5329. V. De jongens van 12 tot 16 jaar doen het lichtere werk, waarin bestaat dat?
A. In de eerste plaats heeft men een jongen, meestal de jongste, om den vorm af te koelen en de glaspijpen schoon te maken; een tweede om de gemaakte voorwerpen in de koelovens te brengen; de derde om de gemaakte voorwerpen te verwarmen en de gewenschte gedaante te verkrijgen; een vierde om het glas uit den kroes te halen en nog eens aan de ovens te brengen voor het bijwerk.
5330. V. Acht gij dat werk zwaar voor die jongens?
A. Op zich zelf niet, maar er zijn vele bezwaren aan verbonden door het nachtwerk. De ploegen werken afwisselend, de eene de eene week, de andere in de volgende week gedurende den nacht.
5331. V. In de nabijheid van die ovens, waar het glas gesmolten wordt, is zoowel des zomers als des winters, een vrij hooge temperatuur. Is dat van nadeeligen invloed op de gezondheid van die kinderen?
A. Zeer zeker is het niet aanbevelenswaardig.
5332. V. Hoe zagen zij er over 't algemeen uit?
A. Zeker niet ongunstiger dan de aardwerkers; maar ik heb er over 't algemeen geen ongunstigen indruk van gekregen.
5333. V. Wanneer het glas uit de koelovens komt, wordt het gesorteerd. Dat geschiedt in een groot lokaal naast de glasblazerij Is dat behoorlijk geventileerd?
A. Ja, het is van boven en aan de kanten met jalouziën geventileerd. Het is heel hoog, zoodat het er zelfs tocht.
5334. V. Voor dat sorteeren worden vrouwen gebruikt. Is dat een zwaar werk?
A. Neen.
5335. V. Nadat het glas gesorteerd is, wordt het geslepen. Men heeft in de slijpafdeeling in de eerste plaats het slijpen van kleine stukken. Is dat werk ongezond of gezond?
A. Men kan geene stofontwikkeling zien; maar naar ik geïnformeerd heb bij eenige doktoren, komen bij slijpers vele gevallen van tering voor. In de laatste jaren is het natslijpen in gebruik gekomen. Vroeger geschiedde dit droog.
5336. V. Worden in dat lokaal ook exhausters gebruikt?
A. Ja.
5337. V. De atmosfeer is dus niet met stof bezwangerd?
A. Neen.
5338. V. Bij dat slijpen van kleine glazen komt nog eene andere werkzaam- | |
| |
heid, namelijk het aanleggen van randen.
Daarvoor worden kleine ovens gebruikt, waaraan ook vrouwen werken?
A. Ja.
5339. V. Is dat nadeelig?
A. Ja, die menschen staan voor een heet vuur.
5340. V. En nemen zij voorzorgsmaatregelen?
A. Zij dragen brillen.
5341. Hoelang werken zij?
A. Den gewonen werktijd, meen ik.
5342. V. En hoe gaat het slijpen van groote stukken?
A. Dat gebeurt ook nat.
5343. V. Geschiedt dat door mannen, vrouwen of meisjes?
A. Door mannen.
5345 V. Welke bewerking ondergaat het glas nog meer na het slijpen?
A. Dan wordt het wel gegraveerd.
5346. V. Op verschillende wijze?
A. Ja, met de hand of machinaal.
5347. V. Wordt daarbij stof ontwikkeld?
A. Dat kan ik niet zeggen. Het glas wordt van binnen en buiten met vet bekleed, en dan worden er met een stift de figuren in gemaakt.
5348. V. Er wordt ook gegraveerd bij wijze van drukken. Daarbij wordt het glas gedompeld in een vloeistof en wordt het in de zuurkamer bewerkt?
A. Ja, maar daar zijn slechts twee menschen voor.
5349. V. Welke stof ontwikkelt zich daar?
A. Zuur- en waterstof, maar de man die dat werk deed was er al 15 jaar.
5350. V. En hoe zag die er uit?
A. Gewoon.
5351. V. Waren de lokalen behoorlijk geventileerd?
A. Het was een klein lokaal, maar er was van alle kanten licht door ramen.
5353. De Voorzitter: Hebt gij in de glasslijperij opgemerkt, dat de vrouwen, die daar zaten, groene brillen droegen?
A. Ja.
5354. V. Hebt gij kunnen constateeren, dat onder de vrouwen in die afdeeling veel oogziekten voorkwamen?
A. Dat weet ik niet, daarvoor zou men al die menschen nader moeten onderzoeken.
5355. V. Hoeveel hebt gij er wel on derzocht?
A. Ik heb er geen onderzocht.
5356. V. Dus gij weet het niet?
A. Neen.
Ik heb ook nooit gehoord dat op Calvariënberg, waar die menschen dan zouden komen, bijzonder veel oogziekten geconstateerd worden, en daar kom ik nog al eens.
5357. V. Anders het feit dat groene brillen verstrekt worden bij arbeid, wijst er op dat het een bedenkelijke arbeid is?
A. Ja, het is een schrikkelijk licht.
5358. De heer Goeman Borgesius: Ik heb voor mij liggen een rapport omtrent glasblazerijen in het noorden des lands. Daarin schrijft de burgemeester van de plaats, dat naar zijne overtuiging een werktijd van twaalf uren voor kinderen in glasblazerijen, vooral waar zij 's nachts ook moeten werken bij afwisseling, te lang is met het oog op de groote hitte, die de jongens daar reeds moeten lijden.
A. Ik moet zeggen, zoo'n oven is niet alles, en twaalf uur is voor jongens lang. Het geheele werk vind ik niet aanbevelenswaardig.
5359. V. Hebt gij ook gevraagd of onderzocht of dat werk op de gezondheid van de jongens een schadelijken invloed uitoefent?
A. Dat is moeilijk te onderzoeken, dan zou men persoon voor persoon moeten nagaan. Men kan het echter wel afleiden; het ligt in den aard der zaak, dat het werk niet gezond kan zijn.
5360. V. U hebt straks gezegd, dat over het algemeen de menschen in de glasblazerijen er niet slechter uitzagen dan die in de aardewerkfabrieken. Nu zegt gij dat deze er wel ongunstig uitzien, en daaruit moet ik dus opmaken, dat de menschen in de glasblazerijen er ook niet gunstig uitzien.
A. Het is geen werk dat men zoo onverschillig kan toevertrouwen aan kinderen.
5361. V. Welke verbeteringen zoudt gij voor die afdeeling in het belang der hygiène wenschelijk achten?
A. Ik zou wenschen dat het slijpen van het glas nat geschiedde; dat er groote, ruime, goed geventileerde zalen waren; en op de glasblazerij geen kin- | |
| |
deren werkten, terwijl ik nachtarbeid voor die kinderen zeer afkeurenswaardig vind.
5362. V. Gij spraakt zoo even van nieuwe en oude gebouwen. Is een gedeelte van die fabriek gevestigd in nieuwe en een ander gedeelte in oude gebouwen?
A. De aardewerkfabriek is gevestigd in nieuwe gebouwen, die over het algemeen voldoende zijn; het slijpen geschiedt in luchtige, vrij goed geventileerde zalen.
5363. V. Men heeft mij gezegd - ik kan verkeerd ingelicht wezen - dat het grootste gedeelte van de werkzaamheden op die fabriek plaats had in minder gunstige oude gebouwen?
A. Grootendeels durf ik niet zeggen.
5364. V. Maar toch voor een groot deel?
A. Ja. Er zijn oude en minder oude gebouwen bij. Het is een oude fabriek.
5365. V. Èn lieten die oude gebouwen uit het oogpunt der gezondheid veel te wenschen over in vergelijking met de nieuwere?
A. Ik kan dit niet bepaald zeggen, omdat ik niet geloof in alle gebouwen geweest te zijn.
5371. De Voorzitter: In sommige afdeelingen, zooals door de aarde en glaswerkers en door de ovenstokers, wordt des nachts gewerkt. Doch deze mededeeling hebt gij al wederom van den fabrikant?
A. Ik kon de waarheid daarvan toch moeilijk in persoon constateeren?
5372. V. De vraag wat er zoo al persoonlijk, ook omtrent de toestanden bij nacht, door u zou kunnen geconstateerd worden, zullen wij daarlaten.
Zoudt gij mij eenige mededeelingen willen doen aangaande de ceramiek-fabriek en andere fabrieken?
A. Het aardewerk wordt daar op dezelfde wijze bereid als in de andere fabriek.
5373. V. Wat de wijze van werken betreft refereert ge u dus aan de mededeelingen die ge gedaan hebt omtrent de afgehandelde fabriek. Kan daarmede volstaan worden?
A. Dat wil zeggen, de ligging van de céramique is veel gunstiger dan die der fabriek van den heer Regout. Zij ligt aan alle zijden open, in een veld, zoo mooi als het maar kan; en het terrein is veel uitgestrekter, 11 hectaren voor slechts 800 werklieden.
5374. V. Hebt gij die fabriek ook bij deze gelegenheid voor het eerst bezocht?
A. Ja.
5375. V. Hebt ge eenigermate opmerkenswaardige afwijkingen waargenomen in de wijze van werken (altijd in verband met de onderwerpen van deze enquête) in vergelijking met de fabriek van den heer Regout?
A In het algemeen is alles er grooter; verder van elkander gelegen, nieuwer.
5376. V. Hebt gij daar ook het ledigen van zulk een oven bijgewoond?
A. Ja.
5377. V. Was uw bezoek geannonceerd?
A. Neen.
5378. V. Was de oven heet?
A. Neen.
5379. V. Ge kwaamt dus on verwacht?
A. Ja, met den heer Bekaar.
5380. V. Hoe was het uitzicht van de werklieden in die fabriek?
A. De aardewerkers zien er ook niet gunstig uit. De vormers in het algemeen niet.
5381. V. Hebt gij ook nog bijzonderheden mede te deelen omtrent die fabriek?
A. Het malen van de grondstof geschiedt in een groot lokaal en nat, zoodat er volstrekt geen stofontwikkeling is waar te nemen.
5382. V. In die fabriek werken 97 jongens van 16 tot 18 en 51 jongens van 12 tot 16 jaren?
A. Juist, doch niet van 12 tot 16 maar van 13 tot 16 jaren.
5383. V. Worden jongens beneden de 13 jaren niet aangenomen?
A. De fabrikant neemt jongens van 12 jaren niet aan.
5385. V. Zijn er gehuwde en ongehuwde vrouwen?
A. 18 gehuwde en 16 ongehuwde vrouwen on verder 28 meisjes van 16 tot 18 en 27 van 12 tot 16 jaren.
5386. V. Worden meisjes van 12 jaren wel aangenomen?
A. Neen, dit moet ook zijn van 13 to 16 jaren.
| |
| |
5387. V. Wordt er 's nachts gewerkt in deze fabriek?
A. Door de stokers.
5389. V. Hetzelfde geldt zeker voor den Zondag?
A. Ja.
5390. V. Hebt gij nog andere mededeelingen?
A. In eene oude zaal van de fabriek Clermont worden de steenen nog droog gemalen, door 4 à 5 werklieden; veel stofontwikkeling.
5391. De heer Ruys van Beerenbroek: Zijn de lokalen goed gereinigd?
A. Er heerscht groote zindelijkheid.
5392. V. Zijn de vloeren van hout of van steen?
A. Dat weet ik niet. De zalen zijn ruim en goed verlicht; die der potvormers hebben tuimelramen en worden geventileerd door exhausters. In die zalen zijn de afgesloten droogkasten.
5393. De Voorzitter: Wilt gij ons nu uwe bevindingen mededeelen in de behangselpapierfabriek van J.H. Rutten. ls dat eene dergelijke fabriek als waarvan gij gesproken hebt, behoorende aan de gebroeders Regout?
A. Deze is grooter. Er zijn 50 werklieden en er worden jongens van 12-16 jaar gebruikt.
5394. V. Vrouwenarbeid komt daarbij niet te pas?
A. Neen. De arbeid duurt er 's morgens van 7-12 en 's namiddags van 1-7 uren. Des winters een half uur later. Rusttijd van een kwartier tot 20 minuten in voor- en namiddag. Nachten Zondagswerk komt er niet voor; overwerken is er zeldzaam.
5395. V. Hebt gij daar ook iets onderzocht omtrent het gebruik van vergiftige stoffen?
A. Volgens opgaaf van den fabrikant worden vergiftige verfstoffen in geringe hoeveelheid verwerkt tot vermenging van de andere verfstoffen.
5396. V. Maar buiten die mededeelingen van de fabrikanten weet gij daaromtrent niets?
A. Pardon. Maar ik moet u ook doen opmerken dat een enkel onderzoek niet voldoenden waarborg zou geven dat die stoffen niet gebruikt worden, men zou herhaalde malen en geheel onverwacht een onderzoek moeten instellen.
5397. V. Een onderzoek heeft immers nooit plaats gehad?
A. Zoover mij bekend, niet.
5398. V. Hebt gij verder nog iets omtrent die fabriek mede te deelen?
A. Ja. Het koken van de lijm heeft plaats in een kelder, waar veel walm ontwikkeld wordt en waar de afvoer van dien walm alleen kan geschieden door een keldergat. Op het oogenblik dat ik kwam, trof ik er een man aan, die het oog hield op het koken van lijm op een kleine kachel. Bij de gebroeders Regout heeft het koken van lijm in een grooten ketel in de lucht plaats, zoodat de werklieden volstrekt geen last van walm hebben.
De lokalen zijn laag van verdieping, maar enorm groot vergeleken met het aantal werklieden, en goed verwarmd en verlicht. Het zijn zeer oude gebouwen. De jongens, die daar aan het werk zijn, worden meestal gebruikt als ophangers van rollen en zijn behulpzaam bij het drukken. Zij roeren de verfstof in een bak gelijk; wanneer dat gedaan is, wordt de stempel goed nat gemaakt op het papier geplaatst, en helpen zij mede om den hefboom aan te drukken, hetgeen een zeer lichte arbeid is.
De fabriek bestaat uit twee gebouwen; het eene waar de handdrukkers werkzaam zijn, het andere waar machinaal gedrukt wordt; beide deelen zijn echter met elkander in verbinding, zoodat men in geval van brand altijd weg kan komen. Overigens zijn er in die oude gebouwen nauwe trapjes.
5399. V. Kunt gij ons nu het een en ander mededeelen over de wollendekenfabriek van Jules Regout?
A. Daar wordt als grondstof wol gebruikt. Het groote voordeel is dat zij gereinigd ingekocht wordt, en dat reinigen niet in de fabriek behoeft te geschieden. Machinaal wordt de grondstof in een vertrek door één persoon door elkander gemengd. Daar zweven natuurlijk wolvlokken in de lucht. Dan wordt de stof gevet met oleïne, gecardeerd, gesponnen en geweven. In dat cardeerlokaal, dat zeer groot is, werken 7 vrouwen, 3 mannen en een meesterknecht. Alleen is mij opgevallen dat de machines daar nog al dicht bij elkander staan.
5400. V. Is dat zwaar werk?
| |
| |
A. Neen.
5401. V. Het personeel is niet groot, in 't geheel 34. Er zijn 7 jongens van 16 tot 18 en 9 van 12 tot 14 jaar. Voorts 1 gehuwde en 3 ongehuwde vrouwen en de rest mannen? Komt dat overeen met uw gegevens?
A. Jawel.
5407. V. De heer Ruys van Beerenbroek: Behalve het cardeeren, wordt er ook gesponnen?
A. Ja, er is een spinnerij en een weverij. Daarvoor zijn groote lokalen, waar, in verhouding tot het getal personen, dat er werkt, overvloed van lucht is.
5408. V. Is het geen afmattend werk?
A. Neen.
5409. V. Het vollen heeft in een volgend lokaal plaats, niet waar?
A. Ja, daar worden de dekens met zeep behandeld.
5410. V. Is dat een groot lokaal?
A. Ja, en zeer hoog van verdieping?
5411. V. Daar werken alleen mannen, niet waar?
A. Ja.
5412. V. Daar is noch des nachts, noch overmatige arbeid?
A. Neen. De afval wordt in de droogkamer gebracht en de dekens, nadat zij gereed zijn, in de zoogenaamde zwavelkamer. Ik heb nagegaan'in hoever dat nadeelig kon zijn voor de gezondheid. Doch kwaad kan het niet. Er zijn twee kleine kamers voor die bewerking. In iedere kamer is een gemetselde bak, waar pijpzwavel in gelegd wordt. Die zwavel wordt in brand gestoken met een stuk gloeiend ijzer. Door de verbranding van zwavel ontstaat zwaveligzuur. Om dat zwaveligzuur in het lokaal te houden zijn alle reten met leem toegeplakt, zoodat er niets ontsnappen kan. Men moet dat doen, anders zou de geheele bewerking noodeloos zijn.
5414. V. En dan worden de dekens nog gedroogd, niet waar?
A. Ja.
5415. De Voorzitter: Laat ons thans overgaan tot de Koninklijke Nederlandsche papierfabriek van L'Hoeste.
Het talrijk personeel van die fabriek bestaat uit:
241 mannen. |
16 jongens van 16-18 jaar. |
7 jongens van 12-16 jaar. |
69 gehuwde vrouwen. |
108 ongehuwde vrouwen. |
41 meisjes van 16-18 jaar, en |
36 meisjes van 12-16 jaar. |
Niet waar?
A. Ja.
5416. V. Daar hebt gij waarschijnlijk nog al interessante ondervindingen gemaakt. Zoudt u ons daarvan een en ander willen mededeelen?
A. Aan de eischen, die men met het oog op de hygiène kan stellen, is over het algemeen goed voldaan.
5417. V. Hadt gij die fabriek vroeger ook al bezocht?
A. Jawel.
5424. V. Hebt gij daar bedenkelijke zaken waargenomen?
A. Neen, daar is goed gezorgd voor de gezondheid.
5425. V. Werken de meisjes, die op die fabriek nog al talrijk zijn - ongeveer 80 beneden de 18 jaren - ook in de lompen?
A. Neen, dat zijn meestal volwassen vrouwen.
5426. V. Welken arbeid verrichten die meisjes?
A. Zij worden gebruikt voor het fatsoeneeren, knippen van papier, modellen maken, het tot pakketten verwerken, enz.
5427. V. Worden zij niet voor anderen arbeid gebruikt?
A. Neen, tot zwaren arbeid worden zij niet gebruikt. Wel worden zij gebruikt tot het satineeren van papier.
5428. V. Is het satineeren niet schadelijk voor de gezondheid?
A. Neen. Er bestaat wel eenig gevaar voor de machines.
5429. V. Er worden dus geene stoffen aangewend, schadelijk voor de gezondheid?
A. Voor zoover mij bekend, niet.
5430 V. Werken de aankomende meisjes met de volwassen werklieden de gewone uren mede?
A. Ja, zij werken van 's morgens 7-11½ en van 's middags 1-6½ uur.
5431. V. Werken zij over, doen zij nachtwerken of moeten zij Zondags arbeiden?
A. Neen, dat niet. Nachtwerk geschiedt alleen door stokers en machinisten.
| |
| |
5432. V. Er zijn 23 jongens in de fabriek. Wat doen die daar?
A. De machine smeren, boodschappen doen en andere kleine werkzaamheden.
5433. V. Aan den fabriekmatigen arbeid nemen zij dus geen deel?
A. Dat heb ik niet gezien.
5434. V. Staat die fabriek in eene gunstige reputatie wat betreft den gezondheidstoestand van het personeel, of doen er zich daarbij bedenkelijke verschijnselen voor?
A. Zoover mij bekend niet, en ik heb er nog al wat over hooren spreken.
5435. V. Hebt gij. wat het vrouwenpersoneel in zijn vollen omgang betreft, nooit eenigerlei min gunstige mededeeling op het stuk der zedelijkheid ontvangen?
A. Ik heb er nooit iets van gehoord.
5436. V. Van vroegere jaren ook niet?
A. Ook niet.
5437. V. Zitten de vrouwen bij elkander?
A. Behalve bij het satineeren, dat door mannen en vrouwen gezamenlijk verricht wordt, werken de vrouwen in afzonderlijke zalen.
5438. V. Hebt gij den indruk verkregen, dat de arbeid der volwassen vrouwen in het algemeen minder gunstig werkt op haar physiek?
A. Dat kan ik niet zeggen.
5439. V. Acht gij het werk, dat de vrouwen verrichten, geschikt voor vrouwen?
A. Zeker.
5440. V. Ik spreek niet van het maken van pakjes, maar ook van het uitzoeken van lompen. Vindt gij dat ook geschikt?
A. Ja, dat is iets anders. Het sorteeren van lompen is wel geen zwaar werk, maar het kan gevaarlijk zijn juist door de stofontwikkeling.
5442. V. Worden die lompen, voordat men ze sorteert, ontsmet?
A. Neen.
5443. V. Zou dat kunnen geschieden, zonder overdrevene en oninwilligbare eischen aan de industrie te stellen?
A. Men zou dan ontsmettingsovens moeten hebben, maar het zou een verschrikkelijk werk zijn, want de lompen worden met groote karren aangevoerd.
5444. V. Als ik u goed begrijp, acht ge het dus in theorie wenschelijk, maar zoudt ge het in de practijk een overmatigen eisch vinden?
A. Wenschelijk is het zeker, maar zonder de industrie te veel te benadeelen zou het bezwaarlijk zijn.
5445. V. Gebeurt het ergens buitenslands in dien tak van nijverheid?
A. Naar mijn weten niet.
5446. De heer Ruys van Beerenbroek: In de eerste plaats heeft men in de fabriek het lompen sorteeren. Zijn de zalen, waar dat geschiedt, geventileerd?
A. Ja, met tuimelramen.
5447. V. Niet op andere wijze, niet met exhausters?
A. Neen, maar het zijn zoo groote zalen, dat ik uit een sanitair oogpunt geen verandering noodig acht.
5448. V. Het snijden en sorteeren geschiedt uitsluitend door vrouwen?
A. Ja.
5449. V. Moeten zij niet andere kleeding aantrekken, als zij in de fabriek komen?
A. Ja.
5450. V. Heeft men er ook eene kleedzaal?
A. Ja.
5451. V. Heeft men in die kleedzaal wasinrichtingen, waar gelegenheid bestaat om zich te reinigen?
A. Ja.
5452. V. Wanneer de lompen gesorteerd zijn, gaan ze naar de magazijnen. Worden ze daar gebracht door vrouwen?
A. Ja.
5453. V. Is het uiterlijk van de lompensorteerders ongunstiger dan van de andere vrouwelijke werklieden?
A. Ik heb niets ongunstigers opgemerkt. De vrouwen die daar werken zijn ouder dan de anderen. De lompensorteerders zijn tusschen de 30 en 40 jaren, de andere meisjes zijn van 20 à 25 jaren en jonger.
5454 V. Nadat de lompen gesorteerd zijn, wat gebeurt dan?
A. Dan worden ze gebuild in afgeschoten kasten, waarin eene machine draait.
5455. V. Is dat werk ongezond?
A. Neen.
5456. V. Zijn die werktuigen afgesloten?
| |
| |
A. Totaal.
5457. V. En als de lompen gebuild zijn, wat dan?
A. Dan worden ze gekookt en dus ook ontsmet in groote ijzeren cylinders.
5458. V. En daarna worden ze gebleekt?
A. Ja. Dat geschiedt op eenigen afstand in een groot lokaal door 2 of drie lieden. Iets ongezonds valt daarbij niet op te merken, hinderlijke reuk is er niet.
5459. V. Hebt gij iets mede te deelen ten aanzien van het malen der lompen?
A. Neen, de lokalen zijn ruim en goed geventileerd.
5460. V. Bij het maken van papier wordt ook wel hout gebezigd; hebt gij de houtafdeeling bezocht?
A. Zij is een zeer ruim lokaal. Het hout wordt er gezaagd, gekapt, gekloofd en gereinigd. De kleine splinters worden gesorteerd en in groote ketels in zwaveligzure kalk gekookt, waarbij niets ongezonds plaats heeft.
5461. V. En bij het bereiden van de zwaveligzure kalk?
A. Ook niet.
5464. V. Bij het satineeren van het papier wordt gebruik gemaakt van meisjes, die staande of zittende haar niet te zwaar werk doen De satineermachïne zelve wordt door mannen bediend. Onder welk toezicht staan die meisjes daar?
A. Onder eene opzichteresse.
5465. V. Is de inpakzaal behoorlijk ruim?
A. Ja, evenals alle andere zalen.
5466. V. Gij hebt gezegd, dat de vrouwen van half twaalf tot één uur schafttijd hebben, ofschoon in andere fabrieken die tijd gewoonlijk van 12 tot 1½ uur is. Weet gij daarvan de reden?
A. De mannen gaan ook van 12 tot 1½ schaften; de vrouwen gaan een half uur vroeger, om thuis het eten gereed te kunnen maken. Daardoor komen tevens mannen en vrouwen weinig met elkaar in aanraking. Alleen des avonds verlaten allen de fabriek op hetzelfde uur.
5467. V. Hoe is de ligging van de fabriek?
A. Zeer gunstig, op een van de hoogste punten van Maastricht, vlak aan de Maas; er is genoeg licht en lucht.
5468. V. Hoe is het met de privaten gesteld?
A. Die zijn heel goed, er zijn drie groepen, afgescheiden voor mannen en vrouwen. De faecaliën worden directnaar de Maas afgevoerd; door een centraal riool worden zij met groote kracht weggespoeld. Er is geen reuk, er worden dan ook 10 000 kub. meters water per minuut afgevoerd. Trouwens bij papierfabricage is altijd veel waterverbruik.
5469. V. Waar heeft de chloorbereiding plaats?
A. Buiten op een open terrein. Het geschiedt machinaal, in gemetselde bakken, die aan den buitenkant met houten planken zijn afgesloten, zoodat er van reuk geen sprake is en geen nadeelige gassen ontsnappen. Ik heb dit werk laten doen terwijl ik er was.
5470. De Voorzitter: Zoudt gij ons. nu het een en ander willen meedeelen omtrent de spijkerfabriek van den heer Thomas Regout. Daar zijn 66 mannen werkzaam, 9 jongens van 16-18 jaar, 11 jongens van 12-16 jaar, 8 ongehuwde vrouwen en een meisje tusschen de 16 en 18 jaar?
A. Ja.
5471. V. Hebt gij ook eenige bijzondere bevindingen omtrent die fabriek mede te deelen?
A. Er is zeer veel geraas. Wanneer men er uit komt, kan men in de eerste oogenblikken bijna niet hooren. Ik geloof dus wel dat dit geraas tot doofheid bij de werklieden aanleiding kan geven.
Verder is er een groot bodemluik dat niet beschermd is, en dat ik nog al gevaarlijk vind.
5472. V. Zou dat luik gesloten kunnen worden, zonder hinder voor het bedrijf?
A. Ja.
5473. V. Zijn er naar uw weten ook ongelukken gebeurd?
A. Daarvan is mij niets bekend. Verder heb ik opgemerkt, dat het ziften van de spijkers machinaal geschiedt, dat daarbij drie personen bezig zijn, en dat. er niet veel stof ontwikkeld wordt, daar die zwaar en min of meer vochtig is.
5474. V. Welken bijzonder schadelijken kant heeft dan deze fabriek?
A. Eigenlijk geen Alleen zijn de twee werklieden, die aan den oven staan, waar de spijkers gegloeid worden, aan een nog al hooge temperatuur blootgesteld.
| |
| |
Die bakken met spijkers worden er om de 2 uren uitgenomen en door andere vervangen. Een 10 minuten staan zij dus bloot aan groote gloeihitte. Wel worden daarbij schofels gebruikt met lange stelen, doch de temperatuur waaraan zij in dien tusschentijd blootstaan is nog al aanmerkelijk.
5475. V. Dat werk wordt toch zeker niet door ongehuwde vrouwen gedaan?
A. Neen, die houden zich uitsluitend bezig met ziften en verpakken.
5476. V. Overwerken gebeurt daar zelden en Zondags- en nachtwerk komt daar nooit voor, niet waar?
A. Neen.
5477. V. Dan kunnen wij van deze fabriek afstappen. Wij komen nu tot de tabaksfabriek van de heeren gebroeders Philips. Daarop werken 55 man, twee jongens van 16 tot 18 en 14 van 12 tot 16 jaar; verder 26 gehuwde en 38 ongehuwde vrouwen, benevens 2 meisjes beneden de 18 jaar. Hebt gij die meisjes en die ongetrouwde vrouwen daar aan het werk gezien?
A. Ja, ik heb de geheele fabriek nagegaan.
5478. V. Wat deden die vrouwen voor werk?
A. Die vrouwen worden gebruikt voor het maken van sigaren. Zij werken in twee zalen en die laten, wat de ruimte betreft, het is trouwens een oud gebouw, wel wat te wenschen over. In de zaal waar 29 vrouwen werken, heeft iedere vrouw 3 kubieke meter lucht, en in de zaal waar 25 vrouwen werken, heeft iedere vrouw p.m. 3½ kubieke meters. Dit vind ik te weinig voor zalen waar tabak verwerkt wordt. Het is mij opgevallen, dat in het algemeen de ruimte in deze fabriek wel wat te wenschen overlaat, want hier is hoofdzakelijk ruimte en goede ventilatie noodig.
Ik heb onder anderen 5 lokalen speciaal nagegaan.
In de eerste plaats heb ik de spinnerij bezocht, waar 23 werklieden zijn. De menschen hebben daar te beschikken over ongeveer 13 kubieke meters lucht per hoofd.
5479. V. Wilt gij het werk beschrijven, dat in die afdeeling gebeurt?
A. De tabak wordt daar tot draden gesponnen en gesausd.
5480. V. Dus daar wordt roltabak gemaakt?
A. Ja.
Daar is nog al een penetrante tabakslucht, en ook riekt het er erg naar de saus, die ze daar gebruiken. Dat is een zeer onaangename lucht. Er zijn 4 vensters en één bovenlicht; drie van de vensters kunnen geopend worden.
In de sorteerkamer van tabak wordt veel stof ontwikkeld. Zes personen zijn er werkzaam, waarvan ieder zoo wat over 14 M3. lucht te beschikken heeft. Er kan maar één venster geopend worden.
De zaal wordt verlicht door 4 vensters. Er heerscht een onaangename, penetrante tabakslucht.
De sorteerkamer van sigaren is over het algemeen lichter; daar zijn 10 menschen werkzaam die zoo wat over 30 M3. lucht beschikken.
5481. V. Maar hoeveel man zitten op de sigarenmakerij?
A. Daar zitten op eene zaal 29 vrouwen en op de andere 25.
5482. V. Dus de sigaren worden alleen door vrouwen gemaakt?
A. Zij maken ook sigaretten.
5483. V. Wat doen de jongens dan?
A. Kistjes maken, sorteeren, strippen.
5484. V. En de meisjes, zoo weinig als er dan zijn?
A. Sigaren en sigaretten maken.
5487. V. Hebt gij iets bijzonders mede te deelen over de ijzergieterij?
A. Neen, daar is de toestand gewoon.
5488. V. En op de zinkwitfabriek?
A. Die fabriek, welke ik bezocht heb, ligt ongeveer op een kwartier afstand van Maastricht, in een open veld. Ik ben dikwijls langs die fabriek gekomen, maar aan den plantengroei in den omtrek der fabriek kan men niets bemerken van schadelijke dampen. Daar zijn 14 mannen en 3 jongens werkzaam. De fabricage heeft ongeveer op de volgende wijze plaats. Er zijn 4 ovens, waarin het mengsel van zinkerts met cokes gedaan wordt. Zoodra nu de werkman ziet dat zich zinkdampen gaan ontwikkelen, sluit hij den oven. Bij een hooge temperatuur van 300o wordt het zinkgas door een tamelijk langen weg, door zeer dikke, zware pijpen op- en afgevoerd naar eene afzonderlijke condenseerka- | |
| |
mer, in de condensators. Dit geschiedt zonder eenig nadeel voor de gezondheid der werklieden. Nadat het zinkwit is verzameld, wordt het in kisten verpakt, waarbij geene respiratoren worden gebezigd. En daarbij heb ik ook niet veel stofontwikkeling waargenomen, omdat het zinkwit zwaar is.
Nu moet ik echter het volgende doen opmerken.
In die lange pijpen blijft altijd zinkwit hangen, dat wekelijks verzameld wordt en wel 800 tot 1000 kilo bedraagt. Dat is niet zoo zuiver en moet in een aparten zifter gezift worden. Dit geschiedt in een groot lokaal, gedeeltelijk ook als paklokaal gebezigd, in open zifters.
Voor dat werk worden twee jongens gebruikt, die ook niet van respiratoren voorzien zijn. Zij werken hoogstens 2½ dag daaraan en worden op andere dagen van de week met ander werk beziggehouden.
5489. V. Hebt gij wel eens den schadelijken invloed van dat werk ontdekt?
A. Dr. Vrijens, de geneesheer van de zinkwitfabriek, heeft mij verklaard, dat in de vier jaren, dat hij de menschen behandelt, geen geval van vergiftiging is voorgekomen.
5490. V. Is er een afzonderlijke dokter aan die inrichting?
A. Dat wil zeggen, hij wordt door den fabrikant betaald. De arbeiders hebben niet alleen vrij dokter en apotheker, maar voor hun vrouwen ook verloskundige hulp. Dr. Vrijens verklaart dat de toestand niet ongunstig is. Het zijn meestal buitenmenschen, die ook buiten wonen, en wel 14 volwassenen en 3 jongens, die in dag- en nachtploegen verdeeld zijn.
5491. V. Wat de volwassen menschen betreft zullen wij dit daarlaten; maar was de toestand der lokalen van dien aard, dat gij aanstonds zaagt, dat daar maatregelen zouden te nemen zijn, nog meer in het belang van de gezondheid van het werkvolk?
A. Neen.
5492. V. Zoudt ge meenen dat het wenschelijk zou zijn het werken van kinderen in fabrieken en werkplaatsen, dat thans volgens de wet van 1874 verboden is beneden 12 jaren, ook te verbieden tot een hoogeren leeftijd?
A. Voor sommige industrieën zou ik het wenschelijk vinden, maar voor behangselfabrieken bijv. zou ik het niet noodig achten, want dat daar jongens van 12 jaar werken, heeft zulk een groot nadeel niet. Het is licht werk.
5493. V. Maar het kan toch bedenkelijk zijn als er vergiftige stoffen gebruikt worden.
A. Ja, maar datzelfde is het geval ton aanzien van volwassenen, het inademen staat gelijk.
5494. V. Ik releveer het, omdat gij bij voorkeur die fabrieken aanwijst als inrichtingen, waar gij jongens zoudt willen toelaten.
A. Omdat de arbeid er niet zwaar is, maar met reserve omtrent de kleurstoffen.
5495. V. En de andere fabrieken?
A. Ik zou het niet wenschelijk achten dat in glasblazerijen en aardewerkfabrieken jongens van 12 jaren werden toegelaten.
5496. V. Tot welken leeftijd zoudt gij wenschen dat het verbod werd opgevoerd?
A. Minstens tot 14 jaren.
5497. V. Hebt gij met fabrikanten wel gesproken over het opvoeren van het verbod tot 14 jaren?
A. Neen.
5498. V. Welke is uwe meening over het werken van vrouwen en aankomende meisjes in de fabrieken?
A. Waar de arbeid niet zwaar is, zie ik in den arbeid van vrouwen en meisjes geen bezwaar. De vraag is of zij met thuis te blijven leven kunnen.
5499. V. Wat gij zeidet over den leeftijd, geldt dat ook voor de meisjes?
A. Ja.
5500. V. En welk is uw oordeel over den arbeid van gehuwde vrouwen?
A. Ik heb op dit punt geene speciale ervaring. In het algemeen meen ik dat de plaats van de vrouw is in het gezin. Maar financieele invloeden doen zich hierbij gelden.
De vraag is, of de man genoeg verdient om in de kosten van het gezin te voorzien.
5501. V. Hebt gij thans nog eenige mededeelingen aan de Commissie te doen?
A. Ik verwijs naar mijn rapport.
5502. V. Dan bedank ik u voor de
| |
| |
moeite die gij u in de laatste weken gegeven hebt en voor uwe opkomst heden. Uw verhoor is afgeloopen.
Dr. E. Wintgens. |
|