1692. V. Uw eigen vakgenooten wilden dus in dat opzicht niet met u medegaan?
A. Juist.
1693. V. Het geldt hier dus niet den onwil van de eigenaars van de fabrieken, maar het is de schuld van uw eigen vakgenooten, dat in deze geen verandering wordt gebracht, niet waar?
A. Eensdeels wel, maar anderdeels is het hun niet kwalijk te nemen dat zij niet gaarne het werk staken, wanneer zij huur voor hunne plaats betalen.
1694. V. Dat raakt, dunkt mij, weer de quaestie van het schaftuur. Wij handelen nu over uw verlangen, dat er maatregelen zouden genomen worden om de menschen gelegenheid te geven, hunne handen in orde te brengen opdat zij niet vergiftigd worden?
A. Naar mijn inzien is dit annex met het schaftuur. In het buitenland is dat beter geregeld.
1695. V. Hebt gij wel in het buitenland gewerkt?
A. Neen.
1696. V, Weet gij ook van uwe vrienden hoe het daar gaat?
A. Neen. Maar ik weet wel dat in Parijs, Londen en Antwerpen ieder werkman tijd heeft om behoorlijk te eten.
1697. V. Dat is in het buitenland dus beter?
A. Ja. Ik doe er bij opmerken, dat bij Daniëls en nog eene diamantslijperij te Amsterdam 's winters gewerkt wordt, tweemaal 's weeks, 15 uren daags; van 's morgens 7 tot 's avonds 10 uur, zoodat de menschen zelfs geen tijd hebben, om hun gekookt maal behoorlijk te nuttigen.
1698. V. En is dat werk dat wordt gedaan in dienst van den eigenaar?
A. Ja, in den regel is het werk dat bij Daniëls gedaan wordt, voor zijne rekening.
1699. V. Maar er zijn er toch ook die 15 uren achtereen werken voor zich zelven, en om werk voor anderen klaar te maken?
A. Ja.
1700. V, Met dit onderscheid toch, dat zij er niet als op een gewonen winkel toe aangenomen worden, om zoolang achter elkander te werken?
A. Neen. Het is omdat de machine 15 uren draait.
1701. V. Zij vinden dus goed, van dien tijd zoolang mogelijk gebruik te maken. Als zij minder uren zitten, betalen zij dan ook minder?
A. Neen.
1702. V. Zij betalen immers maar voor 3 uren?
A. Dat is alleen maar het geval bij Daniëls. Overal elders werken zij van 's morgens 7 tot 1 en van 1 tot's avonds 7 uren.
1703. V. Dus indien zij daar bij voorbeeld een paar uren rust zouden willen nemen, zouden zij toch voor een halven dag moeten betalen?
A. Ja.
1704. De heer Heldt: Gij hebt ges zegd, dat de jongens in dienst komen op 13jarigen leeftijd, na de kerkelijke aanneming. Is dat regel?
A. Ja.
1705. V. Bestaat die regel niet voor Christen jongens?
A. Dat weet ik niet, ik spreek alleen uit eigen ondervinding.
1706. V. Maar er zijn toch Christen jongens in het diamantvak?
A. Ja, dat neemt in den laatsten tijd wat toe.
1707. V. Er werken over het algemeen veel jongens, niet waar?
A. Ja.
1708. V. Zijn die jongens aan dezelfde werktijden onderworpen en krijgen zij dus evenmin warm eten als de werklieden?
A. Ja.
1709. De Voorzitter. Werkt gij in uw vak op Zondag?
A. Ja.
1710. V. De week begint dus des Zondagsochtends en eindigt Vrijdags namiddags?
A. Ja, Vrijdags namiddags om twee uur.
1711. V. Voegen zich de Christen werklieden, die bij u werkzaam zijn, zich ook daarnaar?
A. Ja.
1712. V. Dus die houden des Vrijdagsavonds en Zaterdags rust en werken Zondags?
A. Ja, uitgezonderd op die diamantslijperijen waar uitsluitend Christen diamantwerkers zijn, die werken Zaterdags wel, maar Zondags niet. Er werken vele Christenen bij ons, maar wij gaan