| |
Gezang tusschen den Herder Titus, en de Herderinne Clorinde.
Stem:
En ik vreiden een Meisje teer.
Lief ontwaakt schoon Herderin.
Celadon waar wild gy heen.
ACh waar mag myn tweede ziel,
Die my steeds gevangen hiel:
Het is tyd ons Vee te dryven,
Want het gulde morgen rood,
Koomt al voort uit Febus schoot,
En verligt het aardryk groot.
2.[regelnummer]
Ach daar koomt zy uit de stal.
Waarde Maagd, zoete Clorinde,
Hebt gy daar uw schaapjes al?
'k Ben verblyd dat ik u vinde:
Laat ons zamen, onder een,
Langs 't gebergt en weyden heen,
En wy agter haar aan treen.
3.[regelnummer]
Want de Zon schynd op der aard,
Die den dou haast zal verteeren,
Dat ons schaapjes lief en waard
Daar by tyds nog in grazeere;
Want het nat bedoude gras,
Koomt door 't jeugdig groene las,
Onze schaapjes nooit onpas,
4.[regelnummer]
Ziet Clorinde, hoe ons Vee
Onder een zig t' zaam verheugen!
Ziet! het paard zig, twee aan twee:
| |
| |
't Schynt, het staat in hun vermeugen.
En waarom zou 't ook niet zyn?
Ik wens met hun in 't gemeyn,
Steeds te trekken eene lyn.
5.[regelnummer]
Titus! wel wat zal dat zyn?
Uit zoo'n zaak koomen krakeelen.
Houd de uwen van de myn',
Of ik moetze zelf verdeelen:
Het gedeyd zelden tot Vree,
t'Zamen teelen op een' Stee.
6.[regelnummer]
Ey Clarinde, of 'k al zwyg,
'k Moet myn hert u openbaaren:
Weet dat ik my voor u neig,
En gy kend myn zo veel jaren,
Om u leef ik in verdriet,
Zo gy uit myn wezen ziet.
7.[regelnummer]
Titus! wat gesprek is dit,
Heeft de liefd' u dan bevangen,
Zyt gy door de min verhit?
Ik, voor my, 'k heb geen verlangen;
Ook ben ik een jonge Maagd,
Die geen minzugt by haar draagt,
Ja de min nooit heeft behaagt.
8.[regelnummer]
Ey Clorinde! zie ons vee,
Zie de kruiden, zie de boomen,
Zie de visjes in de stroomen,
Zie op al wat leven heeft,
Dat onder en boven zweefd,
Tot het teelen zich begeeft.
9.[regelnummer]
Ik weet al wel wat gy zegt,
't Geen aan 't aardryk is gegeven,
En door teelzugt t'zaam gehegt,
Op dat alles blyf in 't leven,
| |
| |
Yder doet daar toe zyn vlyt,
Maar laat dit mee zyn gezeid,
Niemant paard ook voor zyn tyd.
10.[regelnummer]
Daarom Titus, als myn tyd
Om te paaren is verrezen,
Zal my nooit geen bitze nyd,
Scheyen van myn uitgelezen:
't Zy wie dat het ook mogt zyn,
Dien de Hemel kiest voor myn,
't Zal wezen myn lief allein
11.[regelnummer]
Och Clorinde lief! gy weet
Dat ik ruimpjes al vier jaren
Ben tot uwen dienst gereet,
Zoud gy my nu in bezwaren
Langer laten, en uw Trouw
Aan een ander geven? 'k zou
Sterven dan van druk en rou.
12.[regelnummer]
'k Zeg u Titus, dat ik niet
Buyten u zou willen paren,
Maar het is, gelyk gy ziet,
Dat ik ben te jong van jaren;
Ook zo hebb' ik lang gespeurd,
Dat gy hebt om myn getreurd,
't Geen de minnaars meer gebeurd.
Om my stadig aan gaat kwynen,
Daarom zyt verheugd en bly,
Ik verkies u voor den mynen:
Zie, daar is myn regterhand,
Neemt die van uw waarde pand.
Nu zet alle rou van kant.
14.[regelnummer]
Zo meend gy 't, Clorinde Maagd?
Ja, ik zie dat u het kwyne
Met 'er tyt ten gronde gaat:
'k Zeg nogmaals, gy zyt de myne;
Ik en wil geen oorzaak zyn,
| |
| |
Van uw dood door minne pyn,
Schoon het is wat vroeg voor myn.
15.[regelnummer]
Ach myn Lief, myn twede Ziel!
Ach myn eenig troost op aarden!
Die my steeds gevangen hiel:
Ach, wat rykdom, ach, wat waarden!
Schenkt gy my dan, Engelin,
Aan wien ik met hert en zin,
Ja in all's gehouden bin.
16.[regelnummer]
'k Zal u doen wat gy begeert,
'k Zal u kranssen met Laurieren,
Vlechten om uw Hoofd te cieren,
Ik zal op myn Herders ried
Myn Clorinde een nieuw lied
Spelen, 't geen hier is geschied.
17.[regelnummer]
Juigd' nu dan gy schaapjes al,
Juigd gy boschen, berg en dal,
Vis en Vogeltjes, kweeld zamen:
Het is regt, dat Titus paard
Met Clorinde lief en waard,
't Geeft een schoonder Paar op Aard.
18.[regelnummer]
Vlecht nu Vreugdekranssen schoon,
Al te zaam gy Herders knapen,
Als Clorinde jong en schoon,
Koomt door Trouw by Titus slapen:
En door volle liefdenslust,
|
|