Apollo's nieuwe-jaers-gift. Deel 2
(1753)–Anoniem Apollos Nieuwe-Jaers-Gift. Aen Het Bekoorlyke Hollandsche Jufferschap.– Auteursrechtvrij
[pagina 106]
| |
2.
Welkbaar schoon vlied ras daar heen,
Schoone zeên,
By gezonde lyf en leen,
Paaren zig in myn Lycoris.
'k Vond nooit smaak, ik zeg het rond,
In een mond,
Die zig maar alleen verstond
Op gekus, als die van Doris.
3.
'k Lach met levend zagt albast,
Dit gaat vast,
In een spreekend lichaam past
Allerminst een ziel die stom is.
Is Lycoris tans min schoon,
Dan Dioon;
'k Dank, vernoegd en bly, de Goon,
Dat ze kreupel, scheef nog krom is.
4.
Schoon haar eerste blos verschoot.
Nooit verdroot
Min, die uit geen wulpsheid sproot,
Maar uit eensgezinde zinnen.
Haar verstand blyft even frisch;
En zulks is
Een geduurgejeugd, gewis,
Die my eeuwig haar doet minnen.
5.
Myn Lycoris mind me trouw,
Als een vrouw,
| |
[pagina 107]
| |
Die ik met het oog beschouw
Van een bruigom of nog teerder,
Wraakt gy evenwel myn min;
Elk zyn zin.
Damon, streel uw Engelin;
Roem haar schoonheid, maar niets
meerder.
|
|