Apollo's nieuwe-jaers-gift. Deel 2(1753)–Anoniem Apollos Nieuwe-Jaers-Gift. Aen Het Bekoorlyke Hollandsche Jufferschap.– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Stilte. 1. DE zee lag vlak, De windjes zweegen; 't Scheen al tot rust genegen, De moede landman koos het dak Daar ruischten over 't ruime vak Geen golfjes in de stroomen, Geen blaedjes aan de boomen. 2. 't Was vreede op aard, Kalmte aan den Hemel, In 't lugje geen gewemel; Geen wiekje roeide 'er hemelwaard. Was was hier zaligheids vergaard! Niets was 'er, dat zig roerde; Het beekje alleen rumoerde. 3. Dat scheen, 't leek een droom, Met zoetlyk ruisschen [pagina 88] [p. 88] Dees taal my toe te bruisschen, ‘Rustlievend stervling, wellekoom! ‘Kom, zet U aan myn groenen zoom; ‘Hier moogt ge bloempjes pluiken, ‘Die naar den Hemel ruiken. Vorige Volgende